De wereld van de huisvlieg
De huisvlieg of kamervlieg kent iedereen. In de zomer is het heel vervelend wanneer deze insecten door een open deur of open raam naar binnen komen. Nochtans zijn ze erg nuttig voor de natuur. Ze dienen niet alleen als voedsel voor andere dieren, ze zorgen er ook voor dat veel afval en dode dieren verdwijnen. Dit diertje wordt maar een kleine centimer groot, maar is toch meer dan de moeite waard om eens van dichterbij te bekijken.
Drie delen
Een huisvlieg bestaat uit drie grote delen: de kop, het borststuk en het achterlijf.
De kop
Bij de kop van een vlieg vallen de twee ogen meteen op. Ze hebben een roodbruine kleur en zijn samengesteld want ieder oog bestaat uit afzonderlijke deeltjes. De vlieg ziet de omgeving dan ook in een soort mozaïek. Die deeltjes worden ook facetten genoemd. Elk oog heeft er meer dan 3000! Een vlieg ziet dus heel goed. Dit verklaart ook waarom een vlieg je meestal ziet aankomen met de vliegenmepper. Bij de wijfjes zijn de ogen iets kleiner dan bij de mannetjes.
Naast de ogen hebben de vliegen ook nog een zuigsnuit en twee voelsprieten. Die twee onderdelen hebben ze nodig om te eten. Met de voelsprieten gaan ze op zoek naar voedsel en dat wordt dan met de zuigsnuit naar binnen gewerkt.
Het borststuk
Het middelste deel van de vlieg noemen we het borststuk. Over de lengte van dit stuk lopen donkere strepen. Het borststuk is ook bedenkt met gevoelige, zwarte haartjes.
De vleugels zitten ook aan dit deel van het lijf vast. Een vlieg heeft één paar vleugels en ze zijn geaderd. In de zon krijgen ze ook een blinkende kleur. Achter de vleugels zit er een halter (kort staafje) en daarmee houden de insecten hun evenwicht.
De poten zijn ook aan het borststuk vastgehecht. Een vlieg heeft er drie paar en in totaal dus zes. De poten kun je in drie delen verdelen: het dijbeen, het scheenbeen en de vijfdelige voet. Aan het uiteinde van de poot zitten er telkens twee klauwtjes en die klauwtjes zijn voorzien van een hechtkussentje. Dit kussentje produceert een plakkerig stofje. Dat is voor de vlieg heel belangrijk want zo is het mogelijk om ondersteboven op een plafond te lopen.
Achterlijf
Het laatste deel van de vlieg is het achterlijf. Dit stuk bestaat uit een hard chitinepantser. Bovenaan is dat pantser zwart geruit, onderaan is dat eerder geelachtig tot wit. Dat achterlijf telt ook ringen. Bij een mannetjesvlieg zijn er dat slechts vijf, bij een vrouwtjesvlieg zijn dat er negen.
Voortplanting
Wanneer de vliegen willen paren, kruipt het mannetje op de rug van het vrouwtje. Zij gaat haar achterlijf strekken waardoor de legbuis tevoorschijn komt. Deze buis steekt de vrouwtjesvlieg in de geslachtsopening van de mannetjesvlieg. Die paring duurt maar enkele seconden. In de zomer legt het wijfje dan tussen de 100 en 150 eitjes. Dat doet ze in mest, in dode dieren,... Na één volledige dag komen uit die eitjes pootloze witte larven. Die noemen we maden. Na nog een dag zijn die maden al een pak groter en wordt hun huid te klein. Dan treedt er een eerste vervelling op. Na een tweede vervelling gaan de maden verpoppen. Uiteindelijk komen de vliegen uit de poppen en wordt er een nieuwe vliegengeneratie geboren. Deze cyclus duurt meestal een goeie week, maar in warme dagen kan het sneller dan zeven dagen.
In normale weersomstandigheden verdwijnen de vliegen in oktober. Ze sterven meestal aan een schimmel of door de koude. Het is echter zo dat ze langer kunnen leven als het in oktober, november en december nog niet zo koud blijkt te zijn. Er is ook een verschil tussen zomer- en wintervliegen.
Eetritueel
Een vlieg is geen kieskeurig insect, maar vindt zoet voedsel nog altijd het lekkerst. Met de antennes gaan ze op zoek naar eten. Deze voelsprieten ruiken als het ware zoete dingen. Met de kussentjes aan de onderkant van hun poten gaan ze 'proeven'. Vast voedsel gaan ze bespuwen met speeksel. Omdat dit speeksel uit verteringssappen bestaat, gaat het voedsel verteren en op die manier kunnen ze het vast voedsel met hun zuigsnuit toch naar binnen werken.
Identiteitskaart
- Officiële naam is Musca domestica
- Behoort tot de ongewervelde dieren, insecten
- Een paar vlezige, ongeplooide en geaderde vleugels
- Leven gemiddeld één maand
- Komt over vrijwel de hele wereld voor
- Het zijn dagdieren (ze oriënteren zich op het licht)
Weetjes
- De huisvlieg wordt ook wel de kamervlieg genoemd
- Vliegenlarven worden door de vissers als aas gebruikt
- Vliegen kuisen hun poten want stof en vuiltjes wegen heel veel voor hen
- De vlieg is afhankelijk van de mens: als het ergens te koud of te droog is, kunnen de vliegen niet overleven
- De vleugels van een vlieg kunnen tot 300 keer per seconde op en neer gaan
- De vliegsnelheid van een vlieg bedraagt minder dan 10 kilometer per uur
- Vliegen bevruchten bloemen door stuifmeel rond te voeren met hun poten (kussentjes!)
- Verwerken afval en dode dieren (nuttig voor de natuur!)