De berkensmalsnuit, oftewel berkenwants
In 2014 werd Nederland geteisterd door een plaag van de berkenwants, sindsdien heeft dit insect meer bekendheid gekregen. Omdat er meerdere soorten wantsen op een berk kunnen leven heet de specifieke soort die in 2014 voor een plaag zorgde vanaf 2014 officieel berkensmalsnuit (Kleidocerys resedae). Deze wants behoort tot de familie van bodem- of grondwantsen en tot de onderfamilie van smalsnuiten (Ischnorhynchinae). Tot dezelfde onderfamilie behoren de heidesmalsnuit en de elssmalsnuit. Voor 2016 werd door Wageningen Universiteit opnieuw een plaag voorspeld op basis van het aantal wantsen dat op de katjes van de berk werd aangetroffen.
Verspreiding en levenswijze van de berkensmalsnuit
De berkensmalsnuit, die 4 tot 5 mm in lengte meet, komt voor in heel Europa, alleen niet in de arctische gebieden, daarnaast komt zij voor tot aan Siberië, Centraal-Azië en in China. De berkensmalsnuit leeft voornamelijk, zoals de naam al zegt, op berken, maar ook andere loofbomen als elzen en lijsterbessen vormen een geschikte leefomgeving. De wantsen leven van onrijpe en rijpe zaden door deze met hun steeksnuit uit te zuigen. Op een enkele berk kunnen wel een miljoen berkensmalsnuiten leven, ze bevinden zich dan vooral op de katjes van de berk, door hun bruine schutkleur vallen ze niet snel op. Een katje is de bloeiwijze van een boom, als het een vrouwelijk katje betreft worden er na bevruchting (eetbare) zaden op gevormd.
Paring en voortplanting
De berkensmalsnuit paart vooral in de warme meimaand, uit de honderden gelegde eitjes komen geen larven, maar nimfen. Deze nimfen lijken al veel op de volwassen wants (ook imago genoemd), maar onder andere de vleugels moeten na een aantal vervellingen nog volgroeien. Een nimf kan zichzelf al beschermen door net als volwassen exemplaren een zurige geur te verspreiden. Aardig om te vermelden is dat een andere eveneens op de berk levende wants, de gewone kielwants (Elasmucha grisea), aan broedzorg doet, dit wil zeggen dat de eitjes en later de jonge nimfen door de moeder tegen vijanden worden beschermd, een bijzonder verschijnsel bij insecten.
Naamgeving
De berkensmalsnuit (Kleidocerys resedae) behoort tot de orde van de halfvleugeligen (Hemiptera), tot de onderorde van wantsen (Heteroptera), tot de familie van de bodemwantsen (Lygaeidae), en tot de onderfamilie van smalsnuiten (Ischnorhynchinae). In veel artikelen wordt de berkensmalsnuit nog aangeduid met berkenwants, er zijn echter meerdere soorten wantsen die op berken kunnen voorkomen en met de naam berkenwants aangeduid werden zoals de gewone kielwants. Om daar duidelijkheid in te verschaffen is na de plaag in 2014 besloten om alle "berkenwantsen" een eenduidige naam te geven. De berkenwants met de latijnse naam Kleidocerys resedae wordt voortaan berkensmalsnuit genoemd. Toch wordt in de media nog steeds veelal de naam berkenwants gebruikt, niet geheel onbegrijpelijk, want uit de naam berkensmalsnuit is voor een leek niet meteen duidelijk dat het om een wants gaat (misschien is daarom berkensmalsnuitwants dan ook een betere naam). Twee andere smalsnuiten zijn de heidesmalsnuit (Kleidocerys ericae) en de elssmalsnuit (Kleidocerys privignus), welke respectievelijk op heide en op de els voorkomen. Deze twee soorten lijken sterk op de berkensmalsnuit.
Bovenaanzicht van de berkensmalsnuit (Kleidocerys resedae) /
Bron: Sarefo, Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)Plaag van de berkensmalsnuit in 2014 en 2016
In 2014 was er als gevolg van een warm voorjaar en zachte winter een ware plaag, op veel campings was de grond bezaaid met deze insecten met zeer vervelende gevolgen voor kampeerders. De wantsen kruipen makkelijk en snel een tent in en zitten dan werkelijk overal snel tussen, slaapzakken, kleding en tussen de tentonderdelen. De wantsen verspreiden ook nog eens een stinkende zurige geur, bedoeld om vijanden af te schrikken, maar dat is niet echt prettig voor de kampeerder. Veel kampeerders besloten dan ook om elders een plek te zoeken en de camping te verlaten. Een plaag van de berkensmalsnuit wordt veroorzaakt doordat volwassen en volgroeide wantsen vanuit de boom, waarin ze zijn opgegroeid, uitvliegen om zo een overwinteringsplek te zoeken. Uitgezwermde wantsen komen overal terecht: op de grond, in andere bomen en in het struikgewas.
Totstandkoming van een voorspelling van een plaag
Een voorspelling van een plaag kan worden gedaan door het aantal wantsen dat op een katje van een berk zit in een vroeg stadium te tellen (voordat ze uitvliegen) en daarnaast te bekijken of er een zachte winter en een warme paringsmaand is geweest. Wat ook meespeelt is het aantal katjes per berk, een berk met veel katjes (bijvoorbeeld 50.000) kan lokaal een flinke plaag veroorzaken, maar een berk met maar 100 katjes doet het tegenovergestelde. Op een enkel katje kunnen op basis van gemiddelde tellingen zo’n 3 tot 14 wantsen voorkomen. Het instituut dat onderzoek doet naar de verspreiding van insecten en voorspellingen doet naar een eventuele plaag is Wageningen Universiteit. Ook voor 2016 heeft Wageningen Universiteit een plaag van de berkensmalsnuit voorspeld, de overlast wordt vanaf de tweede helft van augustus verwacht, waarbij opgemerkt moet worden dat de overlast lokaal sterk kan verschillen. Heeft men een berk in de tuin staan, dan is het toch aardig om even op de katjes te gaan kijken of er berkensmalsnuiten worden aangetroffen en waarnemingen door te geven op
Nature Today (voorheen www.waarneming.nl).
Wat zijn wantsen?
Wantsen (Heteroptera) zijn insecten en vormen een onderorde die tot de orde van de halfvleugeligen (Hemiptera) behoren, samen met de onderordes van plantenluizen en cicade. Bekende in en rond het water levende wantsen zijn het bootsmannetje (deze maakt snelle rondjes op het wateroppervlak), de schaatsenrijder (drijft op het wateroppervlak), de staafwants en de waterschorpioen. Bekende op het land levende wantsen zijn de berkensmalsnuit, de bedwants, de weidewants en de vuurwants. Er zijn wantsen die rovers zijn, de voorste poten zijn dan vaak omgevormd tot grijppoten, maar er zijn ook wantsen die alleen van plantaardig voedsel leven. Ook zijn er parasitair levende wantsen zoals de bloedzuigende bedwants. Voedsel wordt genuttigd door middel van een zuig- of steeksnuit. In Nederland komen 617 soorten wantsen voor, welke zelden door mensen gezien worden, want wantsen kunnen zich zeer goed camoufleren. Wantsen kenmerken zich door een driehoekig schild op de bovenkant dat met de punt naar achteren wijst, een zestal poten, vleugels en twee voelsprieten.
Om zich te beschermen tegen vijanden kan een wants een stinkende geur afscheiden, dit doet zij al vanaf dat ze nimf is. Uit de gelegde eitjes kruipen geen larven maar nimfen. Een volwassen wants ontstaat dan ook niet door middel van een verpopping (volledige gedaantewisseling) zoals bijvoorbeeld bij vliegen of kevers, maar door middel van onvolledige gedaantewisselingen. Een nimf lijkt dan ook al enigszins op een volwassen exemplaar, na een aantal vervellingen wordt het volwassen eindstadium bereikt: het imago. Tijdens dit groeiproces worden de vleugels ontwikkeld die overigens niet bij alle soorten wantsen functioneel zijn. Sommige wantsen kunnen ziektes overbrengen zoals de bloedzuigende wants Triatoma infestans die in Zuid-Amerika voorkomt en de ziekte van Chagas kan overbrengen op de mens. In Nederland zijn bij de parasitaire bedwants tot medio augustus 2016 geen gevallen van overgebrachte ziektes bekend, maar onderzoek heeft aangetoond dat bedwantsen wel degelijk resistente bacteriën bij zich kunnen dragen en dus mogelijk de mens kunnen besmetten.