Het grote en kleine koolwitje - biologische bestrijding
Het grote en kleine koolwitje zijn de meest voorkomende dagvlinders in onze streken en behoren tevens tot de meest schadelijke insecten op kool. De rupsen van het grote koolwitje vreten voornamelijk van de grote buitenste bladeren totdat er niet veel meer over is dan de nerven, terwijl de rupsen van het kleine koolwitje zich tegoed doen aan de binnenste bladeren en het hart van de kool. Beide soorten leven niet alleen op kool, maar ook op andere kruisbloemigen alsmede op Oostindische kers (Nasturtium) en soms op radijs. Er zijn methoden om aantasting te voorkomen en om de rupsen op natuurvriendelijke manier te bestrijden.
Inhoudsopgave
Aantasting van kool door de rupsen van het grote en kleine koolwitje
De eerste generatie rupsen van het grote en kleine koolwitje verschijnen eind mei-begin juni. Deze leven voornamelijk op wilde kruisbloemigen en de schade aan kool valt mee. De tweede generatie vlinders verschijnt in juli en legt eieren op kool. De rupsen van deze generatie zijn zeer schadelijk. De tweede generatie poppen overwintert, maar soms komt er nog een derde generatie. Zowel de rupsen als de poppen kunnen biologische bestreden worden.
Het grote koolwitje, Pieris brassica
Het grote koolwitje,
Pieris brassicae (Orde: Lepidoptera; Familie: Pieridae) is de grootste van de twee soorten. Deze soort is heel algemeen in heel Europa, alsmede Noord-Amerika, Noord-Afrika en Azië. Zelfs in het Himalayagebergte is hij waargenomen tot een hoogte van 2000 meter.
Uiterlijke kenmerken
Het grote koolwitje is de grootste van de twee soorten en heeft een vleugelwijdte van 50-65 mm. Aan de voorzijde van de voorvleugel hebben de insecten een zwarte randvlek die zich tot voorbij het midden van de voorvleugel uitstrekt. Het vrouwtje heeft bovendien twee zwarte stippen op de bovenkant van de voorvleugel. Bij het mannetje ontbreken deze stippen.
De eieren zijn bleekgeel, 1,5 mm hoog en 0,6 mm breed. Ze worden in clusters van 20 tot 100 aan de onderkant van een blad gelegd.
De rupsen groeien tot een lengte van 45 tot 50 mm uit. Ze hebben een grijs-zwarte kop, een grijsgroen lichaam met gele lengtestrepen waarop talrijke borstels en zwarte stippen.
De pop is lichtgrijs en zwart-geel gevlekt. Hij zit vast aan de ondergrond (vaak een houten muur) met een gesponnen draad rond het midden van het lichaam.
Poppen van
Cotesia glomeratur die zich in een rups van het grote koolwitje hebben ontwikkeld /
Bron: Alvesgaspar, Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)
Biologie
De eerste vlinders komen tevoorschijn in het voorjaar en leggen hun clusters met eieren voornamelijk op wilde kruisbloemigen, waardoor de schade van deze generatie meevalt. De tweede generatie vlinders, echter, legt zijn eieren op kool. Het zijn de rupsen van deze generatie die de meeste schade aanrichten. Het eerste stadium rupsjes, die in juli uit het ei kruipen, blijven dicht bijeen en vreten van de onderkant van de koolbladeren. Na de eerste vervelling verspreiden ze zich. Van het derde stadium af wordt hun vreetzucht steeds groter. Er ontstaan grote gaten in de buitenste koolbladeren en uiteindelijk zal er niet veel meer van overblijven dan de harde nerven.
De volgroeide rupsen verlaten de koolplanten en zoeken een plek om zich te verpoppen. Dit gebeurt in de loop van augustus en september. Deze generatie overwintert. Een enkele keer kan er een derde generatie ontstaan.
Schade
Door de enorme hoeveelheid voedsel die iedere rups nodig heeft voor zijn ontwikkeling kan de schade aanzienlijk zijn. Van de buitenste koolbladeren blijft vaak niets anders over dan de harde nerven. Bovendien zal regenwater de uitwerpselen van de rupsen de kool in spoelen, wat de kolen ongeschikt maakt voor consumptie.
Natuurlijke vijanden
Diverse vogels vreten de vlinders, maar de rupsen zijn minder smakelijk voor hen. De rupsen worden wel gevreten door wespen, wantsen, kevers en spinnen. Een sluipwesp,
Cotesia (Apanteles) glomeratus (Order: Hymenoptera; Family: Braconidae) legt zijn eieren in de jonge rupsen. De larven voeden zich binnenin de zich ontwikkelende rups, maar tasten de vitale delen niet aan. Pas als de rups volgroeid is en op het punt staat zich te gaan verpoppen, vreten ze ook de vitale delen en breken dan door de huid van de nu dode rups, waar ze zelf tegen de huid aan verpoppen.
Een andere parasitaire wesp is
Pteromalus puparum (Order: Hymenoptera; Family: Pteromalidae). Deze legt eieren in de pop of de zich verpoppende rups. In één pop kunnen zich wel 200 wespenlarven ontwikkelen. Geparasiteerde poppen verkleuren van groen naar bruin, terwijl ongeparasiteerde poppen van groen naar gelig wit verkleuren. De wespen overwinteren in de poppen.
Het kleine koolwitje, Pieris rapae
De rups van het kleine koolwitje,
Pieris rapae, (Orde: Lepidoptera; Familie: Pieridae) komt op veel verschillende kruisbloemigen voor, maar kan vooral erg schadelijk worden op kool.
Uiterlijke kenmerken
Het mannetje en vrouwtje van het kleine koolwitje hebben witte vleugels met aan de bovenrand een zwarte vlek. De mannetjes hebben nog een zwarte stip dichter bij het centrum van de voorvleugel, terwijl de vrouwtjes daar twee stippen hebben. De vleugelwijdte van het mannetje is ongeveer 40 mm, dat van het vrouwtje ongeveer 45 mm. De rups die tot 30 mm lang kan worden, is groen met twee dunne gele lijnen langs het lichaam en een over de lengte van de rug. De groene kop is met zwarte puntjes bespikkeld.
Biologie
In het voorjaar komen de vlinders uit de poppen die hebben overwinterd. Ze zijn gedurende de dag actief en paren rond het middaguur, waarna het paar nog zo'n twee uur blijft rondfladderen. De eieren worden een voor een aan de onderkant van vooral wilde kruisbloemigen gelegd. Als de hieruit gekomen rupsen volgroeid zijn, verpoppen ze op de waardplant.
Rups van het kleine koolwitje /
Bron: Rasbak, Wikimedia Commons (CC BY-3.0)In juni komt de volgende generatie vlinders uit, en deze leggen hun eieren op kool. In augustus-september verpoppen de volgroeide rupsen van deze generatie. Zij verpoppen zich echter niet op kool, maar op een beschutte plek, waar ze kunnen overwinteren.
Schade
De rupsen kunnen enorm veel schade aanbrengen aan de kolen. Bij zware aantasting blijft er soms niet meer dan de nerven van de bladeren over. Anders dan de rupsen van het grote koolwitje, graven de rupsen van het kleine koolwitje zich diep het hart binnen van de koolplant. De planten kunnen daardoor vanwege de opeenhoping van de uitwerpselen van de rupsen vervuilen, wat verrotting en een smerige geur veroorzaakt.
Natuurlijke vijanden
Zowel de vlinders als de rupsen staan op het menu van diverse vogels, vooral mezen en mussen, en wespen (Hymenoptera; Vespidae). De rupsen worden net als de rupsen van het grote koolwitje ook aangevallen door kleine parasitaire wespen, zoals
Cotesia (Apanteles) glomeratus en
Pteromalus puparum.
Behandeling van beide soorten
De behandeling van zowel
P. brassica en
P. rapae is dezelfde.
- Een fijnmazig insectennet of vliesnet weerhoudt de vlinders ervan op de kool eieren af te zetten. Er mogen geen kieren en gaatjes zijn, want de vlinder is in staat de kleinste gaatjes te vinden! Vind je toch nog eieren (aan de onderkant van bladeren), haal ze er dan met de hand af.
- Plaats nestkastjes voor mezen. Hun jongen hebben voor hun ontwikkeling grote aantallen rupsen nodig.
- Je kunt Trichogramma (kleine wespjes die eieren parasiteren) uitzetten. Deze zijn te koop bij biologische bestrijdingsfirma's.
- Dood geen wespen! Zij vangen veel rupsen weg om er hun jongen mee te voeden.
- Plant Nasturtium, Tropaeolum majus of kamille, Matricaria recutita tussen rijen kool. Dit resulteert in een significant lagere afzet van eieren op de kolen.