Schadelijke insecten op roos - biologische bestrijding
Rozen behoren tot de rozenfamilie ofwel Rosaceae. Tot deze familie behoren o.a. ook pruimen, perziken, amandelen, appels, peren. De roos zelf behoort tot het geslacht Rosa. Rozen worden gekweekt om hun prachtige bloemen. Op roos komen diverse insecten voor, waarvan enkele schadelijk kunnen worden. Hieronder bevinden zich sapzuigende bladluizen en cicaden en bladvretende bladwespen. Deze plagen kunnen worden voorkomen of bestreden.
Inhoudsopgave
Schadelijke insecten op roos
Sommige insecten op roos kunnen flink veel schade aanrichten. Er zijn er die de sappen uit bladeren of stengels zuigen, waardoor de planten afzwakken, terwijl andere van de bladeren vreten. Er zijn methoden om deze insecten te voorkomen of om ze op biologische wijze te bestrijden.
De gewone rozenluis, Macrosiphum rosae
Op roos komen diverse bladluissoorten voor, maar de meest voorkomende en tevens meest schadelijke is de gewone rozenluis,
Macrosiphum rosae, (Orde: Hemiptera; Familie: Aphididae). De 3-4 mm grote bladluizen kunnen groen, geelgroen of rood gekleurd zijn en komen vaak in dichte kolonies voor op jonge bladeren, groeitoppen en bloemknoppen.
Uiterlijke kenmerken
De gewone rozenluis,
Macrosiphum rosae is te herkennen aan een knobbelige kop, bleke poten met zwarte 'knieën', lange, glanzend zwarte sifonen (de buisjes op het achterlijf) en een bleekgele cauda (de 'staart'). De voelsprieten zijn, net als de poten, tweekleurig: zwart aan de basis, bleekgeel aan het eind. Bovendien hebben gevleugelde wijfjes grote zwarte vlekken aan de randen en kleine zwarte vlekken op de rug van het achterlijf. Ongevleugelde wijfjes missen deze pigmentatie.
Biologie
M. rosae overwintert als ei op roos. In het vroege voorjaar komen uit de eieren de ongevleugelde 'stammoeders', die op ongeslachtelijke wijze (parthenogenetisch) ongevleugelde dochters produceren. In de zomer ontstaan gevleugelde vrouwtjes die naar de zomerwaardplanten, kaardebolachtigen (
Dipsacacea) en valeriaanachtigen (
Valerianaceaea), vliegen, waar zij weer ongevleugelde dochters voortbrengen.
Als de kolonies op deze planten te groot worden, ontstaan opnieuw gevleugelde wijfjes, die op zoek gaan naar nieuwe planten. Tegen september ontstaan gevleugelde vrouwtjes en mannetjes, die samen teruggaan naar de rozen. Daar produceren de vrouwtjes ongevleugelde, seksuele dochters die met de mannetjes paren. De bevruchte vrouwtjes leggen vervolgens hun eieren die de winter zullen overbruggen, waarmee de cyclus rond is.
Schade
Als de bladluizen in dichte kolonies op de rozen voorkomen, veroorzaakt hun zuigactiviteit
verminderde groei en een
slechte kwaliteit bloemen. Op de uitgescheiden honingdauw die de bladeren en bloemen kleverig maakt, kunnen zich
brandschimmels ontwikkelen, die roetdauw veroorzaken, welke de groei van de rozen nog verder belemmert. Ook brengen de bladluizen
virusziekten over.
Een tot 'mummie' geworden bladluis /
Bron: Sarefo, Wikimedia Commons (GFDL) Natuurlijke vijanden
De
gewone rozenluis heeft diverse natuurlijke vijanden, waaronder lieveheersbeestjes, gaasvliegenlarven en zweefvliegenlarven. Ook
parasitaire wespen belagen
M. rosae, onder andere
Praon volucre (Orde: Hymenoptera; Familie: Aphidiinae). Vrouwtjes van deze kleine wespen leggen een ei in een jonge bladluis, en de larve die hieruit komt vreet de bladluis langzaam leeg op zo'n manier dat de bladluis pas sterft als de wespenlarve volgroeid is. Van de bladluis is dan nog slechts een lege huid, de 'mummie', over. De volgroeide larve verlaat de lege bladluis en spint een cocon tussen diens poten, waardoor deze op een voetstuk komt te staan. In deze cocon verpopt de wespenlarve zich.
Behandeling
- Rozen hebben het meest te lijden van bladluizen als ze te droog staan en te sterk bemest zijn. Zorg daarom voor voldoende water zodat de planten sterk en gezond blijven.
- Onderzoek de rozen vanaf april-mei op bladluizen (kijk daarbij onder de bladeren!) en wrijf de bladluizen er met de hand af.
- Zijn er al te veel bladluizen, bespuit de kolonies dan met een ferme straal water. Veel bladluizen zullen niet terug kunnen keren.
- Bij ernstige aantasting kun je de bladluiskolonies bespuiten met slaolie of met zeep-spiritusoplossingen.
- Omdat de rozenluis eind juni naar kaardebol- en valeriaanachtigen vliegt en in september/oktober weer je rozen opzoekt om er zijn eieren op af te zetten, is het aan te raden om geen kaardebol- en valeriaanachtigen in de tuin te zetten.
De rozenwortelluis, Maculolachnus submacula
Een andere bladluis die op roos voorkomen, is de rozenwortelluis,
Maculolachnus submacula (Orde: hemiptera; Familie: Aphididae). Zoals de naam al zegt, voedt deze bladluis zich met sap dat hij zuigt uit de wortels van de roos. Deze bladluis wordt beschermd door mieren.
Uiterlijke kenmerken
De rozenwortelluis is geel tot roodachtig bruin of donkerbruin. De donkerbruine antennen zijn ongeveer half zo lang als zijn lichaam, dat een lengte bereikt van 3 tot 4 mm.
Biologie
Het grootste deel van het jaar leven de bladluizen onder de grond van sappen van de wortels van rozen. Af en toe klimmen ze een eindje tegen de stengels op en worden daarbij begeleid door mieren, die een aarden tunnel om ze heen bouwen, waarschijnlijk om ze te beschermen tegen rovers of om een zekere vochtigheid te bewaren. In september-oktober worden de seksuele vrouwtjes (ovipara) en mannetjes geboren. Deze klimmen tegen de stengels naar boven om hun eieren in dichte clusters af te zetten. De eieren zijn aanvankelijk bruin, maar krijgen al snel een glimmend zwarte kleur. De eieren overwinteren.
In het voorjaar komen de eieren uit. De nimfen voeden zich aan de jonge twijgjes en veroorzaken verdraaiingen en remming van de groei. Soms kunnen de uiteinden van de twijgjes zelfs afsterven. Later klimmen ze naar beneden de grond in om van de wortels te leven.
Schade
Deze bladluis veroorzaakt weinig tot geen schade, alleen het zuigen van de jonge nimfen kan jonge twijgen in hun groei belemmeren of zelfs doen afsterven.
Natuurlijke vijanden
Aangezien ze grotendeels onder de grond leven en daarbij beschermd worden door mieren, hebben hun vijanden weinig kans. Wel is het waargenomen dat lieveheersbeestjes van de overwinterende eieren vreten.
Behandeling
Knip bij het snoeien van rozen de twijgen met eieren weg.
De rozencicade, Edwardsiana rosae
De rozencicade,
Edwardsiana rosae (Orde: Hemiptera; Familie: cicadellidae) komt behalve op roos ook voor op andere Rosacae, zoals appel, peer, pruim en ook op druif. Het volwassen dier en de nimfen zuigen aan de onderkant van bladeren en kunnen grote schade aanbrengen.
Uiterlijke kenmerken
Volwassen rozencicaden zijn geel-wit van kleur en 3,5 tot 4 mm lang. Ze zien er net als andere cicaden, enigszins driehoekig uit, bij de kop het breedst en naar het achtereind toe steeds smaller. De nimfen zijn doorschijnend wit en daardoor bijna niet te onderscheiden.
Biologie
Nimfen komen in mei uit de overwinterende eieren en voeden zich aan het sap van jonge bladeren. In juli zijn ze volwassen. Ze paren en leggen eieren in het bladweefsel. Deze eieren komen in augustus-september uit. Deze tweede generatie legt de overwinterende eieren in de stengels. In warme, droge zomers kan er een derde generatie optreden.
Schade
Bladeren krijgen fijne, wittige vlekjes door het zuigen van de cicaden aan de onderkant van het blad. Het meest te lijden hebben rozen die tegen muren groeien. Bij sterke aantasting in droge zomers kunnen bladeren verdrogen en afvallen. De cicaden kunnen ook virussen overbrengen.
Natuurlijke vijanden
Spinnen kunnen rozencicaden vangen. Ook is er waargenomen dat een kleine parasitaire wesp,
Anagrus atomus eieren van de cicade parasiteerde. Rovers die de eieren eten zijn de wants
Macrolophus spp en de larven van de gaasvlieg
Chrysoperla carnea, die beide commercieel te verkrijgen zijn.
Behandelen
- Snoei de planten in de herfst goed terug om de overwinterende eieren te verwijderen.
- Zet Macrolophus spp of larven van Chrysoperla carnea uit.
De kleinste rozenbladwesp, Blennocampa phyllocolpa
De kleinste rozenbladwesp,
Blennocampa phyllocolpa (Orde: Hymenoptera; Familie: Tenthredinidae) is een kleine bladwesp. In mei/juni leggen de vrouwtjes eieren in de bladeren, waarbij ze een chemisch stofje uitscheiden dat maakt dat het blad zich in de lengterichting gaat oprollen. Dit is op zich niet schadelijk voor de plant, maar maakt hem er niet mooier op.
Uiterlijke kenmerken
Blennocampa phyllocolpa (ook wel
Blennocampa pusilla genoemd) is een kleine bladwesp van zo'n 5 mm lang. De larven die zich in de
opgerolde bladeren ontwikkelen zijn bleekgeel en kunnen tot 10 mm lang worden.
Biologie
In april/mei komen de volwassen wespen tevoorschijn. De vrouwtjes leggen van mei tot eind juni hun eieren. De larven die hieruit komen, leven in de opgerolde bladeren en doen zich hieraan tegoed. Als de larve volgroeid is, graaft hij zich in de grond in en overwintert daar tot het volgende voorjaar. In het vroege voorjaar verpopt hij zich en in april komt de volgende generatie tevoorschijn.
Natuurlijke vijanden
Over natuurlijke vijanden van deze soort is weinig bekend. Ongetwijfeld worden de wespjes door spinnen gegeten, maar de larven zullen weinig van vijanden te vrezen hebben doordat ze goed verstopt zitten binnen de opgerolde bladeren.
Behandeling
- Verwijder onmiddellijk opgerolde bladeren en vernietig ze.
- Regelmatig omwoelen van de aarde in de winter of het vroege voorjaar brengt de overwinterende larven en poppen naar de oppervlakte die dan een gemakkelijk hapje vormen voor vogels en rovende insecten.
De gewone rozenbladwesp, Endelomyia aethiops
De gewone rozenbladwesp,
Endelomyia aethiops (Orde: Hymenoptera; Familie: Tenthredinidae) is een kleine, zwarte bladwesp van zo'n 4 mm lengte. Het is vooral de larve die de schade aanbrengt door zijn vraat aan bladeren.
Uiterlijke kenmerken
De kleine, zwarte wespjes worden zo'n 4 mm lang. De rupsen zijn bleekgroen en hebben een slijmerig uiterlijk, zo'n beetje als een naaktslak. Zij kunnen tot 13 mm lang worden.
Biologie
Volwassen wespjes verschijnen in het vroege voorjaar. In mei/juni leggen de vrouwtjes eieren in het weefsel van bladeren. Mannetjes van deze soort zijn zeer zeldzaam; de vrouwtjes leggen onbevruchte eieren waaruit weer vrouwtjes komen. De larven komen een week later uit en vreten van het blad, waarbij ze vaak niet meer dan de nerven overlaten! Na een week of vier zijn ze volgroeid. Ze kruipen dan de grond in om in een cocon te overwinteren. In het volgende voorjaar verpoppen ze.
Schade
De larven van de gewone rozenbladwesp vreten aan de boven en onderkant van bladeren waarna slechts een skelet van nerven overblijft.
Natuurlijke vijanden
De wespjes vallen ten prooi aan spinnen.
Behandeling
- Verwijder de larven met de hand of sproei ze van het blad met een krachtige waterstraal.
- Graaf regelmatig de aarde in de winter of het vroege voorjaar om. Dit brengt de overwinterende larven en poppen naar de oppervlakte die dan een gemakkelijk hapje vormen voor vogels en rovende insecten.
- Gebruik minder vatbare variëteiten.
Lees verder