Insecten, ze zijn overal

Kenmerken
Insecten beschikken over de volgende kenmerken:- Koudbloedig
- Geleedpotig
- Driedelig lichaam bestaande uit kop, borststuk en achterlijf
- Zes poten verbonden aan het borststuk
- (Meestal) twee paar vleugels
- Ondergaan een gedaanteverwisseling (Bv. van larve tot volwassen insect)
Opbouw
Aan de bovenzijde van het kopsegment van een insect bevinden zich twee antennen die instaan voor de reukzin. Daarnaast bestaat de kop uit drie paar kaken die zich tussen de boven- en de onderlip bevinden. Het eerste paar kaken worden de voorkaken of mandibulae genoemd, achter deze kaken liggen twee paar achterkaken of maxillae genoemd waarvan het eerste paar voorzien is van tasters en het tweede paar in het midden vergroeid is met de onderlip. Elk insect beschikt ook over een klein tongetje dat de naam hypopharynx draagt.Het borststuk of thorax bestaat uit drie delen met op elk deel één paar poten. Elke poot is op zijn beurt ook opgedeeld in segmenten, van boven naar onder zijn volgende segmenten te onderscheiden:
[OLIST]De heup of coxa
De dijring of trochanter
De dij of femur
Het scheen of tibia
De voet of tarsus[/OLIST]
De voet beschikt over twee klauwtjes en is zo opgebouwd dat het insect zich kan vastgrijpen op vlakke oppervlakken. De vleugels van het dier zijn verbonden aan de twee laatste segmenten van het borststuk. Het derde en laatste onderdeel van een insectenlichaam wordt het achterlijf of het abdomen genoemd. Het achterlijf bestaat op zijn beurt nog eens uit elf segmenten, die naar gelang de soort verschillende graden van ontwikkeling kennen. Het achterlijf huisvest belangrijke organen zoals het buisvormige hart, het darmkanaal, de uitscheidingsorganen of nieren en het voortplantingsorgaan van het insect.
Naast de driedelige opbouw van het lichaam beschikt een insect ook over een speciale huid, die niet meegroeit met het dier. De huid is opgebouwd uit één laag cellen welke het epidermis wordt genoemd. Bovenop het epidermis ontstaat door afscheiding een nieuwe laag die men de cuticula noemt, deze is meestal opgebouwd uit verschillende deellagen waarvan de eigenschappen, zoals hardheid en doorlaatbaarheid kunnen verschillen. De cuticula is op de meeste plaatsen hard, maar tussen de segmenten die de opbouw van het insect karakteriseren is deze buigzaam, zodoende dat de cuticula dienst doet als het uitwendige skelet van het insect.
Omdat de cuticula hard en stijf is kan het insect niet op een normale manier groeien. Om te groeien moet het insect een vervelcyclus doorlopen, deze cyclus start met het loskomen van de oude en harde cuticula van het epidermis en wordt gevolgd door de opbouw van een nieuwe cuticula. De nieuwe cuticula vormt zich onder de oude cuticula, zodanig dat het insect een minimale bescherming heeft wanneer deze zijn oude omhulling verlaat. Wanneer het insect zijn oude huid verlaat zuigt het zich vol met lucht totdat de nieuwe, tijdelijk rekbare, cuticula hard wordt. De nieuwe harde cuticula is nu gedeeltelijk gevuld met lucht, waardoor het lichaam van het insect binnen deze harde huid verder kan groeien.