mijn kijk opPositieflijsten dieren symboolwetgeving
Een verbod om dieren te houden die gevaarlijk zijn voor de mens, die ernstige ziekten kunnen overbrengen of een dier houden waarvan we het welzijn niet kunnen waarborgen lijkt redelijk. Om dit te bewerkstelligen komt er een positieflijst. Alleen de dieren die op die lijst staan mogen nog gehouden worden. Op 1 januari 2014 zou de eerste lijst in werking treden en wel de lijst voor zoogdieren. Door rumoer in de sector van dierhouders kwam een eerste aanzet eerst in februari 2015. Dieren met de grootste welzijnsproblemen en gevaar voor de mens zoals honden paarden worden niet beoordeeld en mag iedereen zonder een enkele voorwaarde houden. Andere soorten worden met voorgaan aan het Europese recht verboden.
Dierenwelzijn belangrijk
Dierenwelzijn neemt een steeds prominentere plaats in binnen onze samenleving. Er zijn overigens nog vele samenlevingen waar dierenwelzijn in het geheel geen enkele rol speelt. Dieren zijn daar uitsluitend voedsel en worden daar ook zo behandeld. In China belanden levende kippen in kokend water om vervolgens geplukt te worden en levende katten worden de schedels ingeslagen om vervolgens na bereiding te worden geserveerd. Dergelijke behandelingen zouden in Nederland de voorpagina's van vele kranten halen. Dat wil echter nog steeds niet zeggen dat wij het nu zoveel beter doen. In Nederland zijn de landbouw-
of productiedieren steeds meer productiemiddelen geworden en de dieren brengen hun leven door in een industriële omgeving. Gelijktijdig is er ook een ontwikkeling dat dieren steeds meer als mensen worden gezien. Aan dieren worden menselijke eigenschappen toegekend. Deze trend is veelal net zo, en misschien zelfs nog meer schadelijk voor de dieren dan het industrieel houden van dieren. Daarnaast zien we nog een stroming van mensen die menen dat dieren in de vrije natuur het allermeest gelukkigst zijn en dus niet gehouden zouden moeten worden. Dieren kennen in de vrije natuur de mogelijkheid om binnen de grenzen van de omstandigheden te overleven, maar voor de meeste dieren is dat leven maar heel kort wegens gebrek aan voedsel, wegens het feit dat men een prooidier is en noem maar op. Welzijn is in de natuur geen thema, alleen maar de vraag hoe overleef ik. Tijd voor welzijn hebben de dieren in de natuur niet. Welzijn van dieren kennen we alleen maar bij gehouden dieren. Verantwoord gehouden dieren beschikken over voldoende voedsel, worden beschut tegen extreme klimaatomstandigheden, worden niet bedreigd door roofdieren en ze kunnen hun natuurlijk gedrag uiten.
Landbouwdieren of productiedieren
Dieren die gehouden worden voor producten als melk, vlees, eieren, wol, vacht en honing, worden productie- of landbouwhuisdieren genoemd. Kortom, we spreken veelal over varkens, runderen, konijnen, schapen, geiten, pluimvee en pelsdieren. Het spreekt voor zichzelf dat bij deze diergroepen er een spanningsveld is tussen het economische belang en het welzijn van de productiedieren. Daarbij moet bovendien meegewogen worden dat welzijnsmaatregelen in deze sector op nationaal niveau de ondernemer zwaar kunnen treffen omdat deze ten opzichte van zijn buitenlandse collega’s die niet door maatregelen getroffen worden benadeeld en er dus sprake is van ongelijke speelvelden. Hoewel voor de bühne soms wel een maatregel wordt afgekondigd die voor het welzijn van de productiedieren voor de oppervlakkige beschouwer zinvol lijkt, heeft daar alleen maar de ondernemer last van terwijl de
Bron: Ton Ebben welzijnswinst te verwaarlozen is. Recente voorbeelden daarvan zijn het leewiekverbod en het verbod om snavels te branden bij pluimvee. Deze ingrepen leveren nauwelijks welzijnsschade op, maar nu ze niet meer zijn toegestaan zal het in vele praktijksituaties voor welzijnsproblemen gaan zorgen, terwijl ook de ondernemer zich voor dure oplossingen gesteld ziet die zijn collega net over de grens niet kent. Als je deze kleine ingrepen vergelijkt met het steriliseren en castreren van zwerfkatten door dierenbeschermingsorganisaties, waarbij de ‘geholpen dieren’ ook nog een knip uit het oor krijgen als herkenning dat ze al ‘geholpen zijn’. Deze onvrijwillige en zonder enige medische noodzaak castraties en sterilisaties tasten de intrinsieke waarde van het dier natuurlijk veel ernstiger aan dan een geleewiekte tamme gans in een dierenparkje of een gesnavelbrande kip in een legbatterij. Het zou veel eerlijker zijn te erkennen dat bij dieren in een productieproces de dieren factoren zijn waarbij de erkenning van de intrinsieke waarde van het dier feitelijk maar nauwelijks kan worden waargemaakt. Geen of slechts een beperkte welzijnsschade door de houderij-omstandigheden is dan het uitgangspunt. Geen cosmetische maatregelen meer, ook geen maatregelen voor de bühne waarbij de Nederlandse ondernemer alleen maar op een achterstand geraakt ten opzichte van zijn buitenlandse collega terwijl van het theoretisch beoogde effect toch niets terecht komt omdat bijvoorbeeld snavel gebrande kuikens van net over de grens worden ingevoerd tegen alleen maar hogere kosten, geen enkele bijdrage levert aan wat dan ook, zinloos is. De landbouwhuisdieren worden door de politiek buiten de beoordeling gelaten waar het gaat over de positieflijsten. Dat is merkwaardig omdat deze dieren veruit de grootste groep van gehouden dieren vormen en waar welzijnsschade om de hoek loert en er bovendien voor de mens gevaarlijke dieren gehouden worden zoals paarden en stieren.
Honden en katten
Dan komen we bij de meest gehouden huisdieren, de hond en de kat. ‘Gevaar voor de mens’ is een belangrijke factor bij de vraag of een dier op de positieflijst kan komen. Dan is het goed om te weten dat er jaarlijks ongeveer 150.000 Nederlanders door een hond worden gebeten. Daarvan komen 50.000 mensen bij de huisarts en gemiddeld belanden zo'n 230 mensen in het ziekenhuis. Een tot twee mensen overlijden per jaar aan hondenbeten en 20% daarvan is jonger dan 5 jaar, een groep die slechts 6,5% van de bevolking uitmaakt. Kinderen zijn vaker het slachtoffer dan volwassenen en worden vooral gebeten in het gezicht. Wonden kunnen leiden tot blijvende verminking en psychische problemen. Ook is de hond een overbrenger van verschillende ziekten zoals Botulisme, Brucellose, Colibaccilose (E.coli), Dermatophytose (Ringworm), Ecthyma (Orf), Enterititis t.g.v. C. jejuni, Hydatidose (Echinococcose), Larva migrans, Leishmaniose, Leptospirose, Listeriose, Lyme borreliose, Rabiës, Salmonellose, Schurft (Scabies), Toxoplasmose, Trichinellose en Tuberculose.
Bron: Ton Ebben
De kat kan bijten en krabben. Ook als de kat niet bijt of krabt kan deze zieken overbrengen zoals Chlamydiose (Psittacose), Dermatophytose (Ringworm), Enterititis t.g.v. C. jejuni, Kattenkrabziekte (Bartonella henselea), Larva migrans, Leptospirose, Q-koorts, Rabiës, Salmonellose, Schurft (Scabies), Toxoplasmose en Trichinellose. Naast gevaar voor de mens is natuurlijk ook de vraag aan de orde of men bij een gehouden hond of kat wel het welzijn kan waarborgen. Bij de overige diersoorten nemen de onderzoekers uit Wageningen, die onderzoek verrichten naar de vraag welke dieren als huisdier te houden zijn, het ‘gedrag in de natuur’ als uitgangspunt bij de beoordeling. De hond, nazaat van de wolf, kan met zijn gedrag lang niet wedijveren met zijn vroege voorvader. Hij verblijft in afgesloten ruimten en als hij daar uit mag is het aan een lijn. Als het wat tegenzit, is het een hond met veel behoefte aan bewegen en woont de hond vijf hoog met een baasje dat in de morgen het huis verlaat en tegen de avond weer thuiskomt van zijn werk. Ook voor de katten met hun onstuitbaar jachtinstinct is het als huiskat niet altijd feest om in huis het leven te slijten. Speeltjes zijn leuk, maar echte muizen appelleren zonder meer toch meer aan het jachtinstinct. Laat je de kat gewoon uit dan zijn het de buurtgenoten die klagen over overlast door de uitwerpselen in de tuin en in de zandbakken waarin de kinderen spelen en dus de kans lopen een zoönose op te lopen.
Natuurlijk kennen de hond en kat als gezelschapsdier voor de mens ook vele voordelen, maar volgens het ministerie speelt dat geen enkele rol. Als de hond en kat door hun molen zou gaan dan zou er maar een conclusie mogelijk zijn, hond en kat zijn soorten die niet langer meer gehouden mogen worden. De politiek die heel dapper om positieflijsten vraagt voor gehouden dieren durft dat voor de meest gehouden huisdieren natuurlijk niet aan. Net als bij de landbouwhuisdieren zoekt men naar een dooddoener om deze soorten buiten de beoordeling te laten. Kortom, hond en kat vallen buiten de te beoordelen soorten omdat ze zijn gedomesticeerd! Of ze voldoende tegemoet worden gekomen in hun welzijn en of ze gevaarlijk zijn voor de mens of ziekten overbrengen is dan plotseling onbelangrijk terwijl het toch juist om deze zaken ging. Nee, aan productiedieren, hond en kat wil men de vingers niet branden en dat durft men gewoon niet te zeggen.
Overige dieren
Nu komen we bij de overige dieren uit die niet tot de productiedieren behoren en geen hond of kat zijn. Voor we hier wat over zeggen zal het toch wel duidelijk zijn dat verreweg de meeste problemen rond welzijn en gevaar voor de mens gevonden worden bij de productiedieren en hond en kat. Dit zijn uiteraard ook de meest gehouden dieren en in omvang onvergelijkbaar met de overige soorten. De grootste problemen laat men onbesproken omdat dit lastig is omdat ze economisch van belang zijn of omdat ze zoveel gehouden worden. Om zich dan vervolgens te storten op andere huisdieren die men vervolgens heel moedig massaal gaat
Bron: Ton Ebben verbieden is symboolpolitiek van de bovenste plank. De echte problemen met het welzijn van dieren schuift men naar een categorie van dieren waar onvergelijkbare problemen zijn waar het over welzijn gaat. Gevolg was dat kleine kinderen dreigden te worden ‘gecriminaliseerd’ omdat ze kleine knagertjes houden. Het zal die vaders en moeders niet meevallen om uit te leggen waarom plofkippen wel mogen en het kleine knagertje in eerste instantie niet. Het is natuurlijk zo, dat er wel eens wat niet goed gaat, wanneer kinderen voor hun huisdieren zorgen. Daar moeten samen met hun ouders en de partijen in de sector, wat aan gedaan worden. Door verzet uit de huisdierensector wordt de aanpak langzaam realistischer en worden tot op heden slechts weinige dieren verboden. Maar zelfs de dieren die verboden worden missen een goede wettelijke grondslag en zijn waarschijnlijk in strijd met het Europese recht. Het Platform Verantwoord Huisdierenbezit heeft bezwaar gemaakt tegen de verboden en zal tot het Europese Hof de minister bestrijden in deze besluiten.
Hoe is zoiets mogelijk?
Hoe is het mogelijk dat het voorliggende wangedrocht van een positieflijst, plotseling huisdierenlijst genoemd, de goedkeuring van het parlement krijgt? Ministers en staatssecretarissen vertrouwen op hun ambtenaren. Daar is niets mis mee. Het is onmogelijk dat deze bewindslieden alle dossiers uit en te na kennen. Ze moeten echter wel kunnen vertrouwen op hun ambtenaren. Deze moeten werken langs de hoofdlijnen van wat de politiek wenst. Bij de positieflijsten blijkt er echter een ernstige vorm van ontsporing. Het is bijna wel zeker dat de minister of de staatssecretaris nooit betrokken is bij de besluitvorming om de landbouwhuisdieren en de hond en kat buiten de positieflijst te houden en de pijlen vervolgens te richten op de meer bijzondere dieren. Dat is echt ambtenarenwerk geweest. En als die ambtenaren nu toevallig ook nog eens besmet zijn met het geloof dat je feitelijk geen dieren moet houden dan grijpen ze hun kans. Niet uit plichtsbetrachting, maar om hun eigen ideologische doelen en idealen waar te kunnen maken. In 1971 verscheen het boekwerkje ‘De vierde macht’ van prof.mr. Crince Le Roy over de macht van het Nederlands ambtelijk overheidsapparaat. Nu, vele jaren later, blijkt dit boek nog steeds niets aan actualiteit te hebben ingeboet.