Budjonny, Russisch warmbloed
Deze Russische Warmbloed is vernoemd naar de maarschalk Semjon Michajlovitsj Boedjonny. Hij is ontstaan uit kruisingen met inheemse merries met Engelse Volbloeds. Het ras wordt nu nog gefokt in Oekraïne, Kazachstan en Kirgizië.
Herkomst
De Budjonny is genoemd naar een van de beroemdste bolsjewiekse cavaleriecommandant uit de Russische burgeroorlog, namelijk de maarschalk Semjon Michajlovitsj Boedjonny.
In het gebied rond Rostov werd in de jaren 20 een proeffokprogramma gestart voor dit ras. Het doel was om sterke cavaleriepaarden te fokken, nadat er in de Eerste Wereldoorlog en de tijd daarna enorme verliezen waren. Ze begonnen met het kruisen van Don- en Tsjernomor-merries met Engelse Volbloeds. De Tsjernomor en de Don lijken erg op elkaar, maar de Tsjernomor is een kozakkenpaard dat kleiner en lichter is dan de Don. Ze komen uit Krasnodar, ten noorden van de Kaukasus en stammen af van de paarden die door de kozakken werden gehouden in Zaporozje. Deze kozakken vestigden zich in de 18e eeuw aan de noordoever van de rivier de Koeban.
De Budjonny zelf werd gebruikt om grote geërfde fouten van kruisingen met Kirgizische en Kazachse paarden te verbeteren. Deze paarden werden eerst Anglo-Dons genoemd.
De fokmerries werden uitstekend verzorgd en kregen de beste plekken in de weides. Ze stonden in de winter binnen en werden goed bijgevoerd. De nakomelingen werden op drie- en vierjarige leeftijd op de renbaan getest. Er waren 657 merries gebruikt om dit type paard te fokken, hieronder waren 359 Anglo-Dons, 261 Anglo-Dons gekruist met Tsjernomors en 37 Anglo-Tsjernomors.
Als een merrie een niet voldoende uitgesproken Engels volbloedtype had werden ze teruggestuurd naar de Engelse volbloedhengsten. Pas in 1949 kreeg het ras een officiële erkenning.
Exterieur
In het begin werd er nog onderscheid gemaakt dus de verschillende types paarden, namelijk: massief, oosters en gemiddeld. Omdat er later meer vraag was naar een veelzijdig wedstrijdpaard, werd er nog maar één type gefokt, dat meer bloed van de Engelse volbloed had. De Budjonny van tegenwoordig heeft stevige benen en een sterke bouw. Ze lijken in het uiterlijk erg op een Engelse volbloed. De schofthoogte is gemiddeld ongeveer 1.65m. De meeste paarden, circa 80%, zijn vos met een gouden gloed. Deze gouden gloed hebben ze geërfd van de Don en de Tsjernomors.
Soms zit er nog een paard tussen met iets te lichte pijpen in de voorbenen en te rechte achterbenen, dit is nog van de mislukte kruisingen met de Kazachse en Kirgizische paarden.
De Budjonny heeft een fijn, elegant hoofd en het loopt spits toe. De hals is vrij lang en recht, hij staat goed in verhouding tot het lichaam en het hoofd. Ze hebben een goed gevormd lichaam en een aanzienlijke diepte. De onderbenen zijn recht en slank, met kleine hoeven. Ze hebben een rustig en meegaand karakter, regelmatige en vlakke gangen en een super uithoudingsvermogen.
Budjonny in de sport
Het ras presteert zeer goed in lange afstandswedstrijden en dressuur. Zijn snelheid is niet te vergelijken met de Engelse Volbloed, maar het is toch een vrij snel paard. In het vormalige Tsjecho-Slowakije is de Gran Pardubice gewonnen door een Budjonny. Ze staan bekend om hun uithoudingsvermogen en dit is een zeer gewaardeerde eigenschap. De tweejarigen worden getest op de renbaan over een afstand van 1200m. Hun gemiddelde tijd is 1 minuut 16 seconden. De driejarigen lopen een afstand van 2400m en hun tijd is 2 minuten 38 seconden. De hengst Zanos legde 309km af in 24 uur, hij rustte hierbij maar 4 uur.