Training van paarden
We trekken een paard uit de stal, er wordt een zadel opgegooid en we gaan trainen! Maar is het wel zo simpel? Bij het trainen van een paard komen veel meer aspecten kijken. Een deel van deze aspecten komen hier aan bod daarnaast worden diverse trainingsaspecten behandeld. Maar om een paard goed te laten lopen moet je ook iets van zijn voeding weten. En hoe train je een paard eigenlijk goed?
Wat is training?
Er zijn diverse definities van training. De meest gebruikte hiervan is: Het regelmatig en systematisch toedienen van, in omvang en intensiteit toenemende, belastingprikkels met de bedoeling het prestatievermogen te laten stijgen. Trainen is het balanceren tussen overbelasting en nutteloze arbeid. Het doel en het effect van training van een paard is een doelgericht en doelbewust proces om het uithoudingsvermogen te vergroten, waardoor de prestatievermogen ook toeneemt.
Bij een paard is het van groot belang om algehele fitheid te bereiken en vervolgens te onderhouden. Het is belangrijk om een aantal belangrijke eigenschappen te trainen zoals;
- kracht;
- lenigheid;
- snelheid;
- uithoudingsvermogen.
Deze 4 eigenschappen beinvloeden elkaar ook. Want als het uithoudingsvermogen goed is zal de snelheid beter zijn doordat het paard het langer volhoud. En lenigheid heeft een verband met kracht. Een paard zonder kracht en lenigheid heeft een verminderde coördinatie.Als het bekent is welke tak van sport het paard mag gaan beoefenen kan de ruiter ook in die richting gaan trainen. Zo zal een dressuurpaard op lenigheid getraind worden en een renpaard op uithoudingsvermogen.
Een aantal oefeningen om het paard zijn achterhand sterker te maken zijn;
- balkjes draven;
- hindernissen springen (in-uit);
- korte sprintjes trekken.
Deze oefeningen zijn belangrijk voor alle disciplines. Want er zijn maar weinig dressuurruiters die dit specifiek in het trainingsschema meepakken. Maar juist van dressuurpaarden wordt wel verlangd dat ze de achterhand er onderzetten bij diverse oefeningen. Met behulp van deze gymnastiek oefeningen zal dat het paard zijn oefeningen makkelijker doorlopen. Na het trainen is het belangrijk om te weten wat de herstelperiode is van het paard is. De herstelperiode kan gezien worden als graatmeter van de conditie van het paard. Een lichaam bestaat uit cellen, organen en orgaansystemen, tijdens de trainen wordt hier een flinke aanslag op gemaakt. In de herstelperiode kijken we wanneer de uit evenwicht gebrachte cellen en orgaansystemen weer terug tot op de oude situtatie zijn gekomen. Als je dit vaak doet zal je zien dat het paard meer conditie krijgt dus minder snel moe raakt en daarnaast weer sneller zal herstellen. Een goed hulpmiddel hiervoor is een hartslagmeter.
Trainingsopbouw
De trainingsopbouw is heel belangrijk en onmisbaar als je goed wilt presteren. Zowel de ruiter als paard moeten beschikken over een goed getraind lichaam. Het is van belang dat je op de juiste manier traint, gebeurt dit niet zal het paard juist alleen maar achteruit gaan in zijn prestatie in plaats van vooruit. Dit zie je meestal niet in de eerste weken maar als het opgemerkt wordt is het meestal te laat. Er gaat dan weer een behoorlijke tijd overheen om alle 'schade' te herstellen. Een trainingsschema kan samen met een instructeur gemaakt worden. Deze heeft meestal ervaring genoeg om te weten wat een paard in een bepaalde discipline nodig heeft qua training. De training verschilt per discipline en zou afgestemd moet worden op de belastbaarheid van het paard. Het paard mag niet oververmoeit raken want ook zit als in het nadeel voor de combinatie gaan werken.
Daarnaast hebben we ook nog de ruiter. Als alles perfect zou zijn is de ruiter aan beide kanten even gespierd, helemaal symmetrisch en gecoördineerd. Helaas komt dit in praktijk bijna nooit voor en zal de ruiter dus ook eerder een stoorzender voor het paard zijn. Het is dus belangrijk om niet alleen je paard te trainen maar ook de ruiter moet goed in conditie zijn. Daarnaast is het fijn als de ruiter over een goede balans beschikt. Hier zijn ook verschillende oefeningen voor die je onder leiding van een sportinstructeur kan doen.
De trainingsopbouw van een paard is afhankelijk van de discipline waarin het paard wordt uitgebracht. Voor een paard is het belangrijk dat het beschikt over vier basiseigenschappen;
- lenigheid;
- kracht;
- snelheid;
- uithoudingsvermogen.
Het is niet zo dat ieder paard al deze eigenschappen moet bezitten, het maakt het voor een potentieel sportpaard alleen makkelijker als dat wel zo is. Welke eigenschappen bij welke paard meer gewenst zijn is afhankelijk van het doel van de ruiter.
Blessures
Helaas kunnen er ook complicaties opspelen, iedere ruiter krijgt wel een keer te kampen met blessures van zijn of haar paard(en).
Blessures komen vaker voor bij slecht getrainde of niet algeheel fitte paarden. De meest voorkomende blessures zien we vaak terug in de pezen. Pezen zorgen voor de verbinding tussen het bot en de spier. Er zijn diverse soorten peesblessures hierbij kunnen we denken aan;
- acute overbelasting;
- chronische overbelasting;
- overtrainingssyndroom.
We zullen deze drie blessures 1 voor 1 nalopen.
Acute overbelasting:
Acute overbelasting treedt op wanneer een slecht (onvoldoende) getraind paard een te zware belasting moet verwerken. Maar deze overbelasting kan ook optreden als een goed getraind paard iets anders moet doen dan waar hij voor getraind wordt. De acute overbelasting kan zich bevinden in de tussenpees, de diepe buigpees en de oppervlakkige buigpees.
Doordat de vezels in de pezen verscheuren wordt er een vochtophoping gevormd. Naast eerder genoemde oorzaken kan een acute overbelasting ook komen door een terugkerende blessure, geweld van buitenaf, moeheid en overbelasting van de spieren en pezen in een keer. Het is altijd slim om een veearts te raadplegen zodat hij een behandelplan voor het paard kan opstellen. Het herstellen van een peesaandoening gaat heel langzaam. Als een peesblessure niet lang genoeg kan herstellen wordt de kans op terugkerende problemen alleen maar groter.
Chronische overbelasting:
Chronische overbelasting treedt op gedurende langere tijd. Als de belasting tijdens de training net iets te zwaar is geweest en dus de herstelperiode te kort is krijgt het paard niet genoeg gelegenheid om te herstellen. Chronische belasting is een vaak terug kerende peesaandoening die moeilijk te genezen is omdat de littekens heel kwetsbaar zijn en steeds kwetsbaarder worden. In ernstige gevallen kan het paard niet meer voor de sport gebruikt worden.
Overtrainingssyndroom:
Bij het overtrainingssyndroom is de prestatie altijd minder dan op grond van de achterliggende training te verwachten is. Vaak wordt geconstateerd dat het paard ‘het niet doet’. Het paard is vermoeid, levert slechte prestaties, is prikkelbaar, keert zich af als er gewerkt moet worden, eet slecht en af en toe is er een verminderde hormoonwerking. Het paard heeft een verminderde weerstand waardoor het sneller ziek is en door deze verminderde weerstand treden ook sneller blessures op.
De voeding
Het voedsel dat het paard eet, wordt onder andere gebruikt om energie te kunnen leveren. De belangrijkste bestanddelen in het voer zijn;
- koolhydraten;
- vetten;
- eiwitten;
- koolhydraten.
Koolhydraten worden opgenomen in de vorm van zetmeel, lactose, fructose en sucrose. De meervoudige suikers moeten eerst omgezet worden in enkelvoudige suikers voordat ze geschikt zijn om in de energieleverantie gebruikt te worden. Deze enkelvoudige suikers (glucose, fructose, galactose) worden alle omgezet in glucose. Uit glucose kunnen de cellen energie vrij maken. Glucose wordt als glycogeen opgeslagen in de spieren en in de lever. Indien er voldoende glucose en glycogeen is, worden de overige enkelvoudige suikers omgezet in vluchtige vetzuren, die weer worden opgeslagen als lichaamsvet.
Vetten worden opgenomen en in de dunne darm met behulp van gal omgezet in kleinere eenheden. Deze kleine stukjes vet worden door de darmwand opgenomen en dan omgezet tot vluchtige vetzuren. Deze vluchtige vetzuren worden weer omgezet in glucose en daarna eventueel in glycogeen maar kunnen ook direct als energieleverancier gebruikt worden. Als laatste kunnen de vluchtige vetzuren ook omgezet worden in lichaamsvet. Bij de vertering van ruwe celstof komen vluchtige vetzuren vrij. Ook daaruit kan energie vrijgemaakt worden.
Eiwitten worden in de dunne darm met behulp van enzymen omgezet in aminozuren. De aminozuren worden door de darmwand opgenomen. De aminozuren die nodig zijn voor de opbouw van eiwitten worden naar de juiste plaats getransporteerd door het bloed. Het overschot gaat naar de lever. Hier wordt de stikstof van het aminozuur verwijderd. De stikstof wordt omgezet in ureum en/of hippuurzuur en verlaat het lichaam met de urine. Het restant van het aminozuur wordt omgezet tot vluchtige vetzuren, glucose en glycogeen, stoffen die voor de energieleverantie gebruikt kunnen worden. Het overschot aan vluchtige vetzuren wordt omgezet in lichaamsvet.
Energiesystemen
Als laatste wil ik nog even de energiesystemen toelichten. Want wat verstaan we onder energiesystemen? Met energiesystemen wordt bedoeld; op een manier trainen die belastend is. Goed trainen is heel moeilijk omdat je niet over de streep mag gaan maar als je te weinig of onder niveau traint zal het paard verslechteren. Het goed trainen moet grotendeels op gevoel gaan en daarnaast kan je veel informatie opmaken door het paard kritisch te beoordelen. Er zijn vier energiesystemen; competentie, adaptatie, vermoeidheid en beschadiging. We zullen deze energiesystemen verder toelichten.
Competentie:
Bij compentie gericht trainen wordt er geen aanslag gepleegd op de organen of de orgaansystemen. Competent betekend dat het paard gemakkelijk in staat is om het gevraagde uit te voeren. Trainingsgericht zal er dus geen positief effect optreden en is de training in dat opzicht dus nutteloos geweest. Tijdens de hersteldagen, aan het begin (warming up) en eind (cooling down) van een training zal in het competentie gebied gewerkt worden. Het is belangrijk dat er niet te veel in het competentiegebied getraind wordt je paard wordt er immers niet beter van. Doordat er geen 'aanslag' op het lichaam gepleegd wordt zal het prestatievermogen eerder dalen.
Adaptatie:
Hiermee wordt bedoeld; aanpassen aan een nieuwe situatie, waarbij aanpassing mogelijk is.
Bij adaptatie wordt er een aanslag op het lichaam gepleegd en na een herstelperiode komt het lichaam tot overcompensatie. Trainingsgericht is dit positief. Ten gevolge van de adaptatie zal het paard verbeteren, het prestatievermogen zal toenemen.
Vermoeidheid:
Lichte vermoeidheid is positief. Bij adaptatie zal er altijd een zekere mate van vermoeidheid optreden. De tijdens adaptatie aangeslagen cellen en organen zullen vermoeid zijn. Deze vermoeidheid moet tijdens de herstelperiode omgezet worden in overcompensatie. Bij onvoldoende herstel of te zware vermoeidheid zal geen overcompensatie verkregen worden. Zware vermoeidheid moet dus vermeden worden, evenals een te korte herselperiode. Gemiddeld is een paard herstelt 72 uur na zware arbeid.
Beschadiging:
Bij beschadiging zijn bepaalde eigenschappen te zwaar vermoeid en kunnen hierdoor niet meer optimaal functioneren. Meestal is de oorzaak een eenmalige overbelasting, of wat ook vaak voorkomt een opeenvolging van vermoeiende belastingen met daartussen te korte herstelperioden. Een eenmalige zware training op redelijk harde bodem kan scheurtjes veroorzaken in het botweefsel vlakbij de gewrichten. Deze onzichtbare blessure heeft zeven tot tien dagen nodig om te herstellen. Wordt het paard weer zwaar belast na een te korte herstelperiode zal het paard weer verzwakken, ga je hier zo mee door dan zal het uitlopen op onherstelbare schade. Het paard zal dan ongeschikt zijn en niet meer bruikbaar om enige prestatie te leveren.
Hieruit blijkt dus dat het trainen van een paard niet zo simpel is als het lijkt, er komen vele factoren bij kijken. Ik denk dat het goed is om hier bewust van te zijn zodat je effectiever en doelbewuster met je paard kan gaan trainen!