Trainingsleer bij paarden
Opbouw van de training van een Paard Definitie van training en verschillende doelstellingen om dit te bereiken.
Wat is training?
Definitie
Training is een doelbewust en doelgericht proces waarbij men tracht het prestatievermogen te laten toenemen. Dit doet men door het toedienen van belasting in de vorm van geschikte oefenmethodes. Het is dus kennelijk een planmatig proces!
De eerste doelstelling van trainen is het bereiken en onderhouden van een algehele fitheid. Deze algehele fitheid is opgebouwd uit de motorische basiseigenschappen:
- kracht
- snelheid
- lenigheid
- uithoudingsvermogen
Deze vier factoren beïnvloeden elkaar! Het is dus heel belangrijk om al deze componenten van jongs af aan in de training aan bod te laten komen! Een paard zonder kracht, of lenigheid kan geen goede coördinatie hebben. Alleen maar dressuur geeft geen goed uithoudingsvermogen.
De tweede doelstelling is het bereiken van sportspecifieke fitheid. De motorische basiseigenschappen worden verfijnd. Er wordt nu accent gelegd op bepaalde spiergroepen.
De derde en ultieme doelstelling is het trainen van sportspecifieke vaardigheden. Hierbij gaan we de (reactie)snelheid, balans en coördinatie aanspreken.
Opbouw van de trainingen
Manieren van trainen
Het is van belang om te weten waarom men op een bepaalde manier traint, hoe deze specifieke training inwerkt op het paard en hoe de controle hierop plaatsvindt. Zo kun je gemotiveerder met het paard werken en betere resultaten bereiken. De conditietraining van het paard kan als een trap worden weergegeven. De eerste trede neemt de langste tijd in beslag. Hierbij wordt met een matige intensieve training de basisconditie opgebouwd. Daarna volgt de krachttraining. Dit moet het paard kracht en weerstand verschaffen. Pas als deze pijlers aanwezig zijn begint de training in een hoog tempo, de galoptraining.
Om te kunnen zien hoe groot de inspanning tijdens het werk is, moet de hartslag van het paard tijdens het werk gemeten worden. Wie een hartslagmeter bezit, kan de waarde direct aflezen en zelfs vergelijken, bijvoorbeeld om te zien hoe verschillende bodems de hartslag beïnvloeden. Zo slaat het hart bijvoorbeeld bij het longeren in draf of bij een rustige galop op een normale bodem ongeveer 120 keer per minuut.
Om de conditie te verbeteren moet de hartslag rond de 80 slagen per minuut liggen tijdens het werk. Dit komt neer op een levendige stap of een arbeidsdraf in een gematigd tempo. Oudere, meer doorgetrainde paarden kunnen langere tijd werken met een hartslag van maximaal 150 slagen per minuut.
Gemiddelde hartslagwaarden:
- Langzame draf 80-130 slagen/minuut 250m/min
- snellere draf 100-150 slagen/minuut 300m/min
- handgalop 120-160 slagen/minuut 350m/min
- galop 150-200 slagen/minuut 500m/min
De conditie van ieder afzonderlijk paard bepaalt, hoe lang het paard in dit tempo kan werken.
Training tussen het 4e en 5e levensjaar
Het maakt niet uit of het nu om de deelname aan een wedstrijd, een keuring of een bruikbaarheidtest gaat, je wilt graag dat het paard juist op dat moment in topvorm is. Wie zijn paard voor bepaalde gelegenheden in topvorm weet te krijgen en dit steeds weer opnieuw voor elkaar krijgt, heeft gedurende een langere periode een topfit paard en heeft zelf ook een behoorlijke prestatie geleverd!
Voor alle disciplines kun je hierbij gebruik maken van een methode die de Engelsen Peaking and tapering (“pieken en afdalen”) noemen. Eigenlijk is deze methode ontwikkeld voor middelzware samengestelde wedstrijden en (conditioneel) nog moeilijkere uitdagingen. Maar het systeem kan in alle stadia van de africhting worden gebruikt:
- Enkele weken voor de grote dag wordt begonnen met het “opladen” en wordt de training aangescherpt.
- Ongeveer vijf tot tien dagen voor de wedstrijd breng je het paard met vermoeiende training in een topconditie. Het paard moet hierbij ongeveer 50% meer werk verzetten dan op de dag van de wedstrijd. Dit betekent dat een paard dat aan een bruikbaarheidtest deel- neemt, het gehele programma en nog iets meer uitvoert. Het verhogen van de trainingsbelasting als voorbereiding op de psychische wedstrijdspanning die het paard extra kracht zal kosten, deze opbouw wordt peaking genoemd.
- De laatste dagen voor de wedstrijd verricht het paard geen zwaar werk meer, maar wordt alleen door licht stap- en drafwerk soepel gehouden. Hierdoor krijgt het de kans daadwerkelijk de accu op te laden. Dat is tapering.
Door dit opladen bereikt het paard snel zijn topvorm, als er een wedstrijd voor de deur staat. Dit is vooral van belang bij jonge paarden, die niet gewend zijn om te reizen en waarvoor de nieuwe omgeving een extra belasting vormt. Raakt het paard te zwaar vermoeid, dan riskeer je dat afzonderlijke grote prestaties worden afgewisseld door perioden waarin het paard wat traag is en niet echt geëngageerd overkomt. Probeer in plaats daarvan te streven naar een reeks gelijkmatige hoogtepunten en deze over het wedstrijdseizoen uit te spreiden.
Na succesvolle prestaties moet het paard stappend aan een lange teugel minstens een week de tijd krijgen om zich te herstellen. De invulling van deze herstelperiode is afhankelijk van hoe vermoeiend de wedstrijd voor het paard was, hoe het dier de reis doorstaan heeft en hoe het dier zich in een vreemde stal gehouden heeft.