De Welsh Pony - beschrijving van een paardenras
Toch bijna iedere paardenliefhebber kent het ras de Welsh Pony, maar als je het eens dichterbij bekijkt, blijkt het stamboek ingewikkeld in elkaar te zitten. Hier een beschrijving van de geschiedenis van dit ras en van onder andere het exterieur en gebruik van de verschillende secties die de stamboeken tellen.
Geschiedenis
Oorsprong
Zoals de naam al doet vermoeden komt de
Welsh Pony uit de heuvels van Wales, het ras stamt af van de inheemse paarden. Dankzij het onherbergzame landschap is het een sterk ras wat niet veel nodig heeft. Door de
Romeinen – die de taaie pony’s zeer bewonderden - is er Oosters bloed geïntroduceerd, wat later herhaald werd dankzij kruistochten en ook in de gewone paardenfokkerij.
Koning Hendrik VIII wilde in de 16e eeuw alle pony’s in zijn rijk vernietigen, omdat deze volgens hem een gevaar zouden vormen voor de fokkerij van de veel grotere legerpaarden, maar dit lukte hem niet.
De Welsh Pony in de twintigste eeuw
In 1901 werd er door een aantal fokkers de
Welsh Pony and Cob Society opgericht, de
WPCS. Dit gebeurde omdat de raszuiverheid van de Welsh gevaar opliep door het kruisen met zwaardere paardenrassen, om pony’s te fokken voor het werk in de kolenmijnen.
Toen het stamboek werd opgericht was de sectie A in twee delen gesplitst.
- Een stokmaat onder de 121,9 cm; korte manen of een gecoupeerde staart waren verboden.
- Een stokmaat onder de 127 cm; korte manen of een gecoupeerde staart waren hierbij wel toegestaan.
De eerste groep waren de echte
Welsh Mountain Ponies, de tweede groep bestond uit de pony’s voor de kolenmijnen. In 1909 wilde men de tweede groep niet meer tot de
Welsh Ponies rekenen, maar dit voorstel werd met een grote meerderheid verworpen. In 1931 werd alsnog de huidige maximum hoogte voor de sectie A vastgesteld: 121,9 cm.
Vanaf 1949 werd het couperen van de staart illegaal, daarvoor werd dit nog veel gedaan bij vooral de Cob’s. Ook werden de oren bij merries niet zelden gecoupeerd.
In de jaren ’60 waren er op shows en veilingen erg weinig Welsh Pony’s van sectie B, hierdoor lag de prijs veel hoger dan voor de andere secties. Een logisch gevolg was dat sommige fokkers snel veel Welsh B pony’s gingen fokken, maar dit kwam absoluut niet ten goede aan de kwaliteit. Gelukkig waren er ook fokkers die de kwaliteit van deze sectie behielden.
De Welsh Pony nu
Tegenwoordig heeft de Welsh Pony wereldwijde bekendheid, het WPCS is nu het moederstamboek voor de stamboeken van de Welsh in andere landen. In Nederland zijn er twee stamboeken voor dit mooie ras: het
Nederlandse Welsh Pony en Cob Stamboek (
NPCS) en de
Welsh Pony en Cob Vereniging (
WPCV).
In de heuvels van Wales leeft ook nu nog steeds een groot gedeelte van de pony’s in vrijheid, maar ook daar gaan steeds meer natuurgebieden verloren en word de natuurlijke leefomgeving van de Welsh Pony steeds kleiner. Gelukkig legt een klein aantal fokkers zich er op toe de echte
Hill Ponies te bewaren en staan ze op de Engelse lijst van bedreigde diersoorten.
De verschillende secties
De Welsh is een zeer veelzijdig ras en om dit ten volste tot bloei te laten komen is het stamboek onderverdeeld in verschillende secties, die allemaal hun eigen karakteristieke eigenschappen hebben.
Sectie A: the Welsh Mountain Pony
De pony’s uit sectie A staan het dichtste op hun oorsprong: de pony’s uit de bergen van Wales. Ze zijn met een stokmaat van 121,9 cm de kleinsten van het stamboek.
- Exterieur: Het hoofd moet klein zijn, met mooi gevormde spitse oren, grote moedige ogen en een breed voorhoofd. De kaak van een Welsh is mooi uitgesneden en het silhouet van het hoofd is hol of met een deuk, maar nooit recht of zelfs bol! Het loopt uit in een smalle snuit. In het hoofd zie je dus duidelijk de oosterse invloeden terug. De nek moet mooi gedragen worden met schuine schouders die duidelijk in de schoft overgaan. Ook de staart wordt vrolijk gedragen en is hoog ingezet. Alle kleuren zijn toegestaan, behalve bont.
- Gebruik: Door zijn karakter en dankzij zijn kleine stokmaat is de Welsh A zeer geschikt als (eerste) rijpony voor kinderen. De Welsh Pony is namelijk zeer vriendelijk tegen mensen. Door zijn mooie gangen en uithoudingsvermogen is hij ook zeer geliefd in de mensport!
Sectie B
De pony’s uit sectie B zijn erg populair, dit is te danken aan het feit dat ze uitblinken in de meeste categorieën van de paardensport.
- Exterieur: Voor de pony’s van sectie B van het stamboek geld in feite ongeveer dezelfde beschrijving als voor sectie A, alleen ligt de nadruk net meer op de kwaliteiten als rijpony. Ook ligt de maximale stokmaat wat hoger, namelijk op 137,2 cm.
- Gebruik: Zoals gezegd zijn dit echte uitblinkers. Ze lijken een aangeboren aanleg voor springen te hebben, maar in de dressuur doen ze het ook absoluut goed. Verder zie je ze regelmatig voor de kar staan.
Sectie C: de Welsh Pony Cobtype
Sectie C is een sectie die is ontstaan door het kruisen van merries van sectie A met hengsten van sectie D. In Nederland is men zich de laatste jaren de waarde van de veelzijdige Welsh Cobtype gaan realiseren, de aantallen groeien nu dan ook flink.
- Exterieur: Ook voor de Welsh Cobtype geld ongeveer hetzelfde als voor sectie A. Echter: ze hebben een maximale stokmaat van 137,2 cm. Het echt grote verschil zit hem in de massa: de Welsh Cobs zijn veel massiever. Ook heeft de Welsh Cobtype vollere manen en staart én meer behang (al is dat laatste nog niet zo veel als de Cob’s van sectie D).
- Gebruik: De pony’s van sectie C ontstonden door merries van sectie A met hengsten van sectie D te kruisen. De adel en behendigheid van de Welsh Mountain Pony gecombineerd met de kracht en uithoudingsvermogen van de Welsh Cob leverde zeer veelzijdige pony’s op, geschikt voor zowel springen en dressuur, als voor aangespannen werk.
Sectie D: de Welsh Cob
Deze sectie zou in de 11e eeuw ontstaan zijn door kruisingen van de Welsh Mountain Pony met Spaanse oorlogspaarden. Welsh Cob’s werden voor allerlei doeleinden gebruikt, als strijdros, boerenpaard, in het leger en voor de koets, ook was de Welsh Cob vaak het rijdier van een plattelandsdokter of een pastoor of dominee.
- Exterieur: Ook voor de Welsh Cob geld ongeveer hetzelfde als voor sectie A. Echter: ze hebben geen maximale stokmaat, de stokmaat moet wel hoger zijn dan 137,2 cm. De meeste Cobs zijn zo rond de 147 cm, maar er zitten er ook tussen van 160! Een flink verschil met hun voorouders uit sectie A, die maar tot 121,9 cm mogen komen. Ook de Welsh Cob is veel massiever dan sectie A. Bovendien heeft hij vollere manen en staart én meer behang dan al de andere secties. Wat opvalt bij de Welsh Cob is de draf: stap, draf, galop races winnen Welsh Cob’s met gemak, omdat zij met de draf gemakkelijk veel terrein winnen. Ook hier zijn alle kleuren behalve bont toegestaan, maar grijs komt nauwelijks voor.
- Gebruik: Net als vroeger wordt ook nu nog de Welsh Cob veelzijdig gebruikt, voor dressuur of springen, maar ook zeker voor de kar. In de mensport hebben ze de laatste jaren veel succes gehad. Ook voor de jacht worden ze vaker gebruikt.
Sectie NWR: De Nederlandse Welsh Rijpony
Toen enkele tientallen jaren geleden vraag was naar grotere Welsh rijpony's, begonnen fokkers te kruisen met
Engels,
Arabisch en
Anglo-Arabisch bloed, hieruit ontstond de Nederlandse Welsh Rijpony. Deze sectie is alleen erkend door het Nederlandse Welsh Pony en Cob Stamboek. Bij het andere stamboek, de WPCV, worden ze gerekend worden tot de sectie WPBR, de Welsh Partbred, die ook wordt erkend door het moederstamboek.
- Exterieur: De NWR heeft minimaal 25% Welsh bloed in zijn aderen, er zijn dus veel invloeden van andere rassen. Desondanks heeft de NWR nogsteeds de mooie uitstraling van een Welsh. Bovendien lijken de Welsh pony's vooral hun goede eigenschappen door te geven. De stokmaat is wel hoger, namelijk minimaal 138 cm en maximaal 156,9 cm.
- Gebruik: De Nederlandse Welsh Rijpony is zeer geschikt als rijpony voor de iets oudere en grotere kinderen. Dit omdat hij - net als de andere secties - zeer vriendelijk naar mensen toe is, maar wel net iets groter.
Sectie WPBR: de Welsh Partbred
Ook deze sectie bestaat uit pony’s uit kruisingen. Hier ligt de vereiste hoeveelheid Welsh bloed echter op 12,5%, een stuk lager dus dan bij de NWR. Ook is de invloed van het vreemde bloed aan minder regels gebonden.
- Exterieur: Ook de NWR heeft de uitstraling en de mooie bewegingen van de Welsh. Toch is het exterieur gevarieerder doordat er veel verschillende invloeden in zitten. De nadruk ligt op de gebruikseigenschappen.
- Gebruik: Door karakter, bouw en beweging is ook de WPBR uitermate geschikt als rijpony voor oudere kinderen, zowel op nationaal als internationaal niveau blinkt hij uit in de disciplines dressuur en springen.