Ziek paard? Het eerste onderzoek is belangrijk!
Iedere paardeneigenaar krijgt wel eens te maken met een ziek paard. Gelijk naar de dierenarts is niet altijd nodig, maar er moet goed naar het paard worden gekeken. De dierenarts zal het paard eerst algemeen onderzoeken en kan daar al een hoop informatie uithalen. Het is fijn om te weten wat je te wachten staat wanneer je wel naar een dierenarts moet en hem al nuttige informatie kan geven over de toestand van het paard.
Het eerste onderzoek wat een dierenarts verricht geeft een hoop informatie. Het is onder te verdelen in verschillende onderzoeken:
- Ziektegeschiedenis
- Algemene indruk
- Algemeen onderzoek
Ziektegeschiedenis.
Wanneer de dierenarts het paard voor het eerst ziet zal hij eerst kijken naar het signalement. Het ras van het paard vertelt vaak al het een en ander over het karakter, maar ook over bijzondere eigenschappen. Een Arabier heeft namelijk minder wervels dan een gemiddeld paard. Het geslacht en de leeftijd worden nagekeken. Dit is belangrijk voor specifieke geslacht- en leeftijdsgebonden ziektes zoals baarmoederinfectie. Verder zal een dierenarts kijken naar de kleur, aftekeningen en andere bijzondere kenmerken. Naast de eerste kijk op het paard zal de dierenarts ook een anamnese doen. Dit is simpelweg een vraaggesprek met de eigenaar. Om een beter beeld te kunnen vormen wat het paard eventueel mankeert is dit een zeer belangrijk onderdeel.
Standaard vragen zijn:
- Wat is de klacht?
- Wanneer is de klacht begonnen?
- Is er een duidelijke aanleiding?
- Is de klacht verergerd of is het juist afgenomen?
- Zijn er wisselende klachten?
- Is het paard hiervoor reeds behandeld? Zo ja, met welk resultaat?
- Zijn er nog andere klachten?
- Hoe eet en drinkt het paard?
- Hoe ziet de mest en de urine eruit?
- Hoe is het paard gehuisvest?
- Welke voeding krijgt het paard?
- Waarvoor wordt het paard gebruikt?
- Zijn er vergelijkbare klachten bij stalgenoten?
Het is dus ontzettend belangrijk voor een dierenarts dat de eigenaar al goed naar het paard heeft gekeken. Dit verschaft hem essentiële informatie voor de diagnose.
Algemene indruk
Dit valt voor een dierenarts vrij snel te beoordelen. Het is net als het signalement een eerste indruk van het paard, los van de klacht. Er wordt gelet op:
- Gedrag
- Houding en gang
- Voedingstoestand
- Verzorgingstoestand
- Opvallende afwijkingen
Er wordt gekeken naar het karakter van het paard. Hoe het paard reageert op de eigenaar en hoe het paard reageert op de directe omgeving. Wanneer het paard bijvoorbeeld overdreven sloom is geeft dit al informatie. Daarnaast wordt er bij de houding op gelet hoe het paard staat. Staat hij op vier benen of is er een been dat duidelijk wordt ontlast? Loopt het paard kreupel of is er sprake van incoördinatie? Ook zal er gekeken worden naar eventuele been- en hoefaandoeningen. Bij de voedingstoestand zal een dierenarts kijken naar de bespiering van het paard, het vetweefsel en de buikvulling. Verder wordt er gekeken naar de vacht en de conditie van de hoeven. Het lijkt zo een hele opsomming, maar een ervaren dierenarts zal deze indrukken snel opdoen en overgaan op het algemene onderzoek.
Algemeen onderzoek
Het algemene onderzoek bestaat uit een aantal vaste handelingen, dit wordt standaard uitgevoerd bij een klinische keuring, maar ook wanneer het niet geheel duidelijk is wat het paard mankeert. Wanneer de klacht vrij specifiek is zal de dierenarts niet alle handelingen uitvoeren. De standaard handelingen zijn:
- Ademhaling controleren
- Hartslag luisteren
- Temperatuur opmeten
- Slijmvliezen bekijken
- Lymfeknopen controleren
- Huid, beharing en hoornige structuren beoordelen
De ademhaling van het paard hoort in rust tussen de 8 en 14 slagen per minuut te liggen. De dierenarts zal ook kijken of het paard een borst- of buikademhaling heeft. De hartslag van het paard ligt in rust tussen de 28 en 40 slagen per minuut. Meestal beluistert een dierenarts dit net achter de elleboog aan de linkerkant van het paard. Hier is de hartslag en een eventuele hartruis het duidelijkst te horen.
De temperatuur van het paard hoort ongeveer tussen de 37,4 en 38,0 °C te liggen. De temperatuur van een pasgeboren veulen ligt wat hoger. Bij het temperatuur meten moet wel rekening worden gehouden met andere factoren, zoals de omgevingstemperatuur en luchtvochtigheid, bij een merrie eventuele drachtigheid. Gedane arbeid is ook van invloed op de temperatuur.
De slijmvliezen van het paard horen roze en vochtig te zijn. Dit wordt gecontroleerd in de mond en bij de ogen op kleur, vochtigheid, bloedingen of beschadigingen.
De lymfeknopen achter de onderkaak, tussen de onderkaak takken kunnen bij zwelling duiden op een ontsteking of droes. Dit zal een dierenarts dan ook voelen.
De huid geeft naast glans of dofheid ook informatie over het vochtgehalte. Bij de turgor moet de huid binnen een seconde weer normaal zijn. Wanneer de huidplooi blijft staan kan dit duiden op uitdroging of slechte nierfunctie. De hoeven geven informatie over de toestand van het paard in het verleden. Wanneer een paard flink ziek is geweest ontstaan er ringen in de hoefwand.
Bovenstaande onderzoeken zijn zeer algemene onderzoeken. Wanneer een klacht heel specifiek is zal een dierenarts niet alle onderzoeken uitvoeren, maar gelijk overgaan op een specifiek onderzoek. Een paard met vage klachten zal het algemene onderzoek geheel doorlopen, waarna een dierenarts zal bepalen welk vervolgonderzoek nodig is.