Africhting van een veulen 4: beginnen met longeren
Wanneer een veulen gewend is aan de omgang met mensen en al geleerd heeft zonder problemen benaderd en aangeraakt te worden, vast te staan, geborsteld te worden, voetjes te geven en aan een halster en halstertouw kan lopen, kan men beginnen aan de volgende fase in het proces van africhting. Men kan beginnen het veulen aan de longeerlijn te laten lopen.
Wanneer beginnen met werken aan de longeerlijn
Met het werk aan de longeerlijn kan men al redelijk vroeg beginnen, zo ongeveer wanneer het veulen tussen de 2 en 2,5 jaar oud is. Het werken aan de longeerlijn moet spelenderwijs beginnen en moet niet de enige manier zijn waarop het veulen aan zijn beweging komt. Laat het veulen regelmatig vrij rennen in een weiland of manege. Het beste is als het veulen zijn eerste jaren in het weiland op kan groeien. Het is ook beter het jonge veulen niet iedere dag te longeren, maar in het begin hooguit 2 keer per week. Gaat men te vroeg al te fanatiek aan het werk, dan kan het werk het veulen tegen gaan staan wat ongewenst opstandig gedrag kan gaan veroorzaken. Laat het veulen, veulen zijn. Een simpel idee, maar wat soms toch nog wordt vergeten. Probeer de juiste balans te vinden tussen natuurlijk opgroeien en spelenderwijs africhten.
De voorbereiding op longeren
Om een paard te leren aan de longeerlijn te lopen, moet men met twee mensen zijn. Men begint op de manier zoals men het paard geleerd heeft aan het halster en halstertouw te lopen, zoals beschreven is in het artikel
Africhting van een veulen 2: Het accepteren van een leider. Wanneer men gaat beginnen met longeren kan men het beste een kaptoom gebruiken, op die manier heeft men meer controle over het paard. En daarnaast stimuleert het bevestigen van de longeerlijn boven op de neus bij een kaptoom meer de voorwaartse impuls van het paard dan wanneer men de longeerlijn onder de kin aan het halster bevestigt, wat juist een terugwerkende kracht heeft. Eén persoon loopt met het paard aan een longeerlijn alsof het een halstertouw is, het paard volgt netjes en houdt afstand van zijn leider. De tweede persoon loopt schuin achter het paard, aan de zelfde kant als de eerste persoon en drijft waar nodig subtiel het paard voorwaarts. De twee persoon heeft daarbij een lange longeerzweep in de hand. Eerst doet men een aantal oefeningen die men ook aan het halstertouw heeft geoefend zoals, het paard zijn leider laten volgen, het paard gaat sneller lopen als zijn leider de pas erin zet of langzamer wanneer zijn leider langzamer gaat. Men kan het paard laten halt houden en weer voorwaarts laten gaan. Ook kan met het paard aan het halstertouw laten draven en men kan hem zelfs een paar pasje achterwaarts aanleren. Belangrijk is dat het paard voortdurend zijn leider in de gaten houdt, volgt en de juiste afstand bewaart.
Voor de eerste keer longeren
Wanneer dat allemaal goed gaat, gaat degene die het paard aan de longeerlijn heeft, het touw steeds een klein beetje langer laten. De twee persoon moet goed in de gaten houden of hij in moet springen om het paard voorwaarts te drijven. Het paard kan even in de war raken door de groter wordende afstand tussen hem en zijn leider. Daarom moet de tweede persoon constant laten merken dat het de bedoeling is voorwaarts te blijven gaan. De eerste persoon laat het touw in het begin vieren tot ongeveer een lengte van twee meter. Het paard moet nu gaan leren in een rondje om zijn leider heen te gaan lopen. Hij is gewend achter de leider aan te lopen en zal dus verbaasd zijn als zijn leider ineens blijft staan. Hij heeft immers geleerd dan ook achter zijn leider stil te blijven staan. Daarom moet deze overgang geleidelijk genomen worden. De leider loopt nog enkele passen voorwaarts terwijl het paard volgt. De leider gaat dan in een cirkel lopen, die hij steeds kleiner gaat maken, totdat de cirkel zo klein is dat de leider de cirkel op de plaats blijft maken en het paard om hem heen blijft lopen. Terwijl de leider de cirkel steeds kleiner gaat maken en de longeerlijn steeds meer gaat laten vieren, drijft de tweede persoon die nog steeds schuin achter het paard loopt, het paard nu met meer overtuiging voorwaarts met eventueel gebruik van de lange zweep. In het begin kan het nodig zijn dat wanneer het paard in een cirkel aan de longeerlijn loopt de leider in het midden stil kan blijven staan, maar dat wel de tweede persoon met de zweep achter het paard aan moet blijven lopen. Probeer dit eerst allemaal in stap. Als het paard dan snapt wat de bedoeling is, kan men de overgang naar draf en later galop gaan maken.
Van hand veranderen
Ook moet een paard aan de longeerlijn netjes leren om van hand te veranderen. Om van hand te veranderen laat men het paard eerst terugkomen naar stap. Laat het paard dan zo langzaam mogelijk stappen en als het kan halthouden. Loop dan zelf rustig naar het paard toe en geef hem een klopje. Het paard moet dan stil blijven staan. Ga dan aan de andere kant van het paard staan, zowel de eerste als de tweede persoon en begin weer van voren zoals hier boven beschreven is. Dit zal na verloop van tijd steeds sneller gaan.
Belangrijke tip:
De leider, die de longeerlijn in de hand heeft moet zelf altijd in de richting blijven kijken waar het paard heen moet. Dit stimuleert het paard voorwaarts te gaan. Ga niet naar het paard zelf kijken, dit zal een averecht effect hebben.