Het koevinkje is een dagvlinder in Nederland en België
Een vlinder met bruin gekleurde vleugels met donkere cirkels op de vleugels, de oogcirkels. Oogcirkels als zwarte cirkels met een witte punt en een witte omlijsting. Het is de dagvlinder het koevinkje. Heeft de vlinder dan een relatie met een koe? Of met een vink? De naamgeving van het koevinkje heeft niets met een koe of een vink te maken maar er is een reden voor de naamgeving.
De naamgeving voor het koevinkje
Het koevinkje kunnen we zien vliegen midden in de zomer. Warm en heet en het koevinkje zoekt dan graag de schaduw op, in tegenstelling tot de meeste dagvlinders die we alleen zien fladderen in de zon. Ook de koeien midden in de zomer zoeken graag schaduwplekjes op wanneer ze buiten grazen.
Vlinder bij koe
Het koevinkje werd dan ook veel gezien op beschaduwde plekjes waar ook koeien stonden. Ook werden vroeger een groot aantal vlinders aangeduid met vink, voordat er de naamgeving aan gegeven werd zoals we die nu kennen. En zo komt deze vlinder aan zijn naam: koevinkje.
Uiterlijk van een koevinkje
Het koevinkje (Aphantopus hyperantus) is een dagvlinder en hoort bij de familie van de Nymphalidae (aurelia's), waar ook de
zandoogjes onder horen. Het uiterlijk van het koevinkje is donker gekleurd. De bovenkant van de geaderde vleugels is bruinachtig tot zwart. Net ontpopt lijkt de mannetjesvlinder meer zwarte vleugels te hebben dan bruinig, maar langzaam worden ze meer bruiner. Het vrouwtje heeft op de bovenzijde van de voorvleugel drie oogvlekken en bij het mannetje zijn het er twee of een (vage) oogvlek(ken) en ook kunnen ze geheel ontbreken. De vleugelranden zijn wit gewimperd. De onderkant van de vleugels zijn lichter bruin met 5 geel omrande oogvlekken, zowel bij het mannetje als bij het vrouwtje.
Het vrouwtje
Het vrouwtje koevinkje heeft een enigszins goudbruine bestuiving. Ook kunnen de gele cirkels om de oogvlekken bij het vrouwtje, soms nog licht zichtbaar zijn op de bovenkant van de vleugels. De spanwijdte van de vleugels is 35-42 millimeter.
Habitat
Het koevinkje is een algemene vlinder en komt in Nederland voor op de zandgronden in het oosten en in de duinen van Zuid-Holland en Zuid-Kennemerland. Langs bosranden met struiken, half natuurlijke graslanden, bospaden, zandpaden met houtwallen en hagen, open plaatsen in het bos en bloemrijke dijken langs grote rivieren. Daar waar de waardplanten staan voor de eieren van het koevinkje.
Waardplanten
De waardplanten waar het vrouwtje koevink haar eieren op afzet zijn:
- timoteegras;
- grote vossenstaart;
- pijpenstrootje;
- kropaar;
- zeggen (bijvoorbeeld ruige zegge of blauwe zegge).
Overwinteraar
Het koevinkje overwintert in het derde rupsstadium, aan de basis van een waardplant in een dun zijden spinsel. Bij zacht weer in de winter eten de rupsen ook in de winter. De overwinterende rups kan wel elf maanden rups zijn, voordat de verpopping voltooid wordt tot vlinder. Van midden juni tot midden augustus (met een piek in juli) kunnen we de koevinkjes dan weer zien vliegen. Ook bij slecht weer, vliegen de koevinkjes.
Twee weken
De vlinder heeft maar een vliegtijd van twee weken. De mannetjes maken veel patrouillevluchten waarbij ze de bospaden of bosranden veelal volgen, op zoek naar vrouwtjes. De vrouwtjes besteden veel tijd aan het zoeken naar nectar. Nectar van braam, koninginnenkruid en akkerdistel. De eieren worden in de lucht afgezet en vallen in het gras. De grijsbruine, kortbehaarde rupsen kunnen we rond augustus zien. Ze zoeken s nachts voedsel en rusten overdag aan de voet van de waardplant. Het koevinkje vliegt één generatie.
Weetjes
- Het koevinkje opent alleen de vleugels bij koel, maar wel zonnig weer om zich op te warmen.
- Koevinkjes zijn ook te zien wanneer het weer niet zo goed is. Op bewolkte dagen en zelfs tijdens lichte motregens vliegen ze door.