De grove den (Pinus Sylvestris)

Verspreiding
De grove den is afkomstig van het geslacht den (Pinus), van de dennenfamilie (Pinaceae) en van de orde der coniferen (Coniferales). De grove den is in vrijwel heel Europa inheems, ze groeit graag op voedselarme lichte grond en houdt niet van kalkrijke gronden. Buiten Europa strekt het verspreidingsgebied zich helemaal tot in Siberië uit en ook in Noord-Amerika is de grove den te vinden. De grove den is een soort die veel voorkomt op de heide samen met struikheide, jeneverbes, schapegras, kraaiheide en de gewone eikvaren. Ecologen zulle weten dat de grove den zich vaak in de zogenaamde eiken-berkenbosgemeenschap bevindt. De grove den kan zowel warme droge zomers als extreme vorst goed aan. In Nederland is deze naaktzadige naaldboom hét gezicht van recreatiebossen en groeit vooral in het oosten, het midden en in de kustgebieden. Op open heidevelden weet de grove den zich op natuurlijke wijze goed te verspreiden (de zogenaamde vliegden) en verdringt daarmee de struikheide.Groeiwijze en uiterlijke kenmerken
Een kenmerk waarmee de grove den zich onderscheidt zijn de schilderachtige takken die de boom gaat vertonen wanneer deze in vrijstand groeit. Met schilderachtig wordt bedoeld dat het haast wel lijkt alsof de takken met een penseelstreek in een bepaalde richting zijn geschilderd. Vooral op open heidevelden is dit heel mooi te zien, de bovenkant van de kroon is dan afgeplat, het verschijnsel komt doordat de takken met de wind meegroeien. De grove den kan normaal gesproken 40 meter hoog worden, de boom is pas na 80 jaar zo’n 20 meter hoog en kan 600 jaar oud worden. De schors is al even karakteristiek als de takken, ze vertoont zeer grove schubben in verschillende kleuren van roodachtig bruin tot grijsbruin.Takken, naalden en hars
De naalden zijn lang en kunnen 5 tot 7 cm lang worden. Omdat het een den betreft zitten deze naalden in een paar vast in één bladkussentje, de naalden kunnen twee tot zeven jaar oud worden. Met een loep is te zien dat de bladkussentjes een paar mm lang zijn, daarom worden ze ook wel kortloten genoemd. De naalden zijn bol aan de buitenkant, maar hol aan de binnenkant en zijn aan alle zijden van huidmondjes voorzien, de kleur is bleekgroen. Op een top van een tak zitten 8 mm grote roodachtige knopjes die in het volgende jaar weer flink gaan uitlopen. Wanneer een topje van een boom wordt afgeknipt dan kun je met je vinger de plakkerige hars voelen. Mensen die verstand van etherische oliën hebben herkennen in deze hars gelijk al de geur van de etherische olie van deze boom. Dit soort harsen hebben een sterk antiseptische werking, de grove den is samen met de larix de meest harsrijke boom in Europa.
Bloeiwijze
De grove den is eenhuizig en eenslachtig, dat betekent dat op de boom zowel mannelijke als vrouwelijke kegels voorkomen. Bloeien gebeurt pas nadat de grove den 30 tot 70 jaar oud is, de vrouwelijke kegels zijn rood tot paarsachtig en klein, de mannelijke kegels zijn geel tot roodachtig en met 3-8 cm wat groter. Bevruchting van de vrouwelijke kegels gebeurt door stuifmeelkorrels die van de mannelijke kegels in de vrouwelijke kegels waaien. De vrouwelijke kegels hebben aan de binnenkant van de schubben wat vocht waarmee de stuifmeelkorrels worden opgevangen in de zaadbeginsels, deze zaadbeginsels hebben géén vruchtbeginsel, want de grove den behoort tot de naaktzadigen. Als de mannelijke kegels in het voorjaar al hun stuifmeel kwijt zijn vallen de schubben eraf en blijft een kaal stukje over alwaar de tak van de grove den verder uitloopt. De kegels groeien in het tweede jaar na bevruchting verder en worden pas aan het eind van het tweede jaar rijp; ze verhouten tot de bekende dennenappels. Pas in het voorjaar van het derde jaar gaan de schubben open staan en vallen de zaden eruit, de zaden kunnen zich met hun vleugels makkelijk verspreiden. Uiteindelijk vallen ook de dennenappels van de boom en vormen voor bezoekers van een bosgebied een gewild souvenir.De grove den, rode bosmier en ectomycorriza
De grove den wordt flink geholpen door ectomycorriza, deze schimmels zorgen voor meer aanvoer van voeding. De schimmel leeft om de wortels van de grove den heen. Het zijn met name rode bosmieren die deze schimmels verplaatsen en laat het nu juist de rode bosmier zijn die graag de naalden van de grove den gebruikt om mierenhopen van te bouwen. De ectomycorriza krijgen van de grove den in ruil voor geleverde mineralen weer suikers "cadeau". Zo ontstaat de cirkel van de natuur, waarin verschillende levensvormen met elkaar een verbond aangaan*.* Een aanname in dezen kan zijn dat de ectomycorrizaschimmels het weer goed doen in de buurt van een grove den, omdat deze met haar antiseptische hars andere concurrerende schimmels afweert, maar dit is slechts een aanname die door biologen zou moeten worden onderzocht.