De gewone vleugeltjesbloem in Nederland en België
Een klein en mooi plantje dat in Nederland en België hard achteruit is gegaan, de gewone vleugeltjesbloem uit de vleugeltjesbloemfamilie (Polygalaceae). De geslachtsnaam Polygala betekent in het Grieks "veel melk", want men dacht vroeger dat de plant de melkgift bij koeien in de wei verhoogde. Vaak staat de gewone vleugeltjesbloem op een plek (een blauwgrasland) waar ook andere mooie soorten staan zoals orchideeën, gentianen of parnassia's. Met deze soorten deelt de gewone vleugeltjesbloem de voorkeur voor schone en voedselarme groeiplaatsen.
De gewone vleugeltjesbloem
De gewone vleugeltjesbloem (Polygala vulgaris) is een plant uit de vleugeltjesbloemfamilie (Polygalaceae) en uit het geslacht van de vleugeltjesbloem (Polygala.) De plant komt uit bijna heel Europa en Azië en is in Nederland en België inheems. Heel vroeger werden van de gewone vleugeltjesbloem slingers gevlochten voor Hemelvaartsdag om te dragen en ook werd de gewone vleugeltjesbloem in verband gebracht met de Paasweek. Vroeger heette de plant Ambervalia flos. In Nederland zijn er drie soorten vleugeltjesbloemen en in België vijf soorten.
Het verschil tussen drie soorten vleugeltjes bloemen
De drie soorten die in Nederland en België voorkomen zijn de:
- gewone vleugeltjesbloem:
- liggende vleugeltjesbloem;
- kuifvleugeltjesbloem.
Kenmerk | Gewone vleugeltjesbloem | Liggende vleugeltjesbloem | Kuifvleugeltjesbloem |
Bladeren | Bladeren staan verspreid op de stengel. | Bladeren staan bij de wortels, tegenover elkaar. Verderop de stengel verspreid. | Bladeren staan verspreid op de stengel. |
Schutbladen | Schutbladen ca. 1-2 mm lang. Ongeveer even lang als of korter dan de bloemsteel. | De schutbladen zijn alle korter dan de bloemsteel en vallen af zo gauw de knoppen open gaan. | Schutbladen 2-5 mm lang. Duidelijk langer dan de bloemsteel. |
Kleur | Bloemen blauw, roze of witachtig. | Bloemen meestal blauw. | Bloemen meestal roze. |
Zijnerven | De zijnerven van de vleugels zijn onderling met het middennerf verbonden. | De meeste nerven zijn met elkaar verbonden. | Zijnerven van de vleugels vaak onduidelijk met elkaar verbonden. |
Bloemen | Bloeiwijze tamelijk los en aan de top nooit met een 'kuif' van schutbladen. | Weinig bloemig. | Dichtbloemig, aan de top vaak met een 'kuif' van boven de bloemknoppen uitstekende schutbladen. |
Hoogte | 0,05 tot 0,30 meter. | 0,05 tot 0,25 meter. | 0,05 tot 0,30 meter. |
In België komen ook nog voor de:
- bittere vleugeltjesbloem;
- kalkvleugeltjesbloem.
De plant van de gewone vleugeltjesbloem
De wortels zijn houtig en vertakt op een diepte van 10 tot 20 centimeter. De plant komt elk jaar terug. In de winter zijn de knoppen iets onder de grond of op de grond en daaruit komen in het voorjaar de recht opgaande stengels. De stengels zijn meestal vertakt, zwak kantig en iets fijn behaard. De bladeren staan verspreid op de stengel en zijn onderaan breed lancetvormig en spits en de bovenaan lancetvormig en spits. De bladeren zijn mooi donkergroen en een beetje rood. De onderste bladeren zijn behaard en hoger aan de stengel alleen aan de rand van het blad.
Bloem
Het bloempje van de gewone vleugelbloem is klein maar prachtig om te zien. De plant is naar de bloem genoemd, een plant met vleugeltjes, de gewone vleugeltjesbloem. Elk bloemetje heeft vijf kelkbladen en twee zijn er groter, net vleugels. Hier is de plant naar genoemd. De gewone vleugeltjesbloem bloeit in juni, juli en augustus. De bloeiende plant wordt ongeveer 30 centimeter hoog. De bloemen staan aan het eind van de stengel in dichte trossen. Ze kleuren blauw, roze of wit. De bloemen zijn tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen) en de bloemtrossen bestaan ongeveer uit 10 tot 40 bloemen. De bloem staat op een korte bloemsteel en bestaat uit drie schutbladeren, waarvan er twee opzij staan en slechts heel klein zijn. Ze zullen afvallen en de middelste vormt samen met de meeldraden een buis. Het bloemblad (de kiel) heeft bij de top mooie franjeachtige inkepingen. De twee vleugelachtige bloembladen zijn enigszins elliptisch en naar beneden toe versmald.
Kruisbestuiving of zelfbestuiving
De vleugels hebben vertakte nerven met zijnerven. Na de bloei sluiten de vleugeltjes zich om de vrucht en verkleuren naar groen. De gewone vleugeltjesbloem heeft twee groepjes van vier meeldraden, een bovenstandig vruchtbeginsel en een stijl vlak onder de stempel in de buis. Een lepelvormig aanhangsel en daarboven zitten de helmknoppen, waardoor het rijpe stuifmeel door het lepelvormig aanhangsel opgevangen wordt.
Als een insect de bloem bezoekt kleeft het stuifmeel aan het insect en wordt het verder verspreid. Is er geen kruisbestuiving geweest dan zorgt de plant voor zelfbestuiving, doordat aan het eind van de bloei de stamper naar beneden in het lepeltje buigt. De doosvrucht heeft één zaad per hokje en de zaden zijn behaard.
Voorkomen en biotoop
De gewone vleugeltjesbloem is in Nederland en België nog een plant in het wild. Ook wel bij de kweker te koop, maar de plant is nog te zien in de natuur. In de duinen komt de plant veel voor en ook is de plant te zien in blauwgrasladen en kalkgraslanden. De gewone vleugeltjesplant heeft graag een zonnige plek, matig voedselarme grond, zwak zure tot kalkrijke grond, mergel of zinkhoudende grond.