De biguttulus-groep onder de veldsprinkhanen
De Chorthippus biguttulus-group of biguttulus-groep is een verzamelnaam voor drie soorten sprinkhanen die horen bij het geslacht Chorthippus. Het zijn de ratelaar (Chorthippus biguttulus), de bruine sprinkhaan (Chorthippus brunneus) en de snortikker (Chorthippus mollis) die de biguttulus-groep vormen. Het herkennen van de drie soorten kan alleen plaatsvinden door het geluid (getsjirp) van de mannetjes met elkaar te vergelijken. De vrouwtjes ratelaar, bruine sprinkhaan en snortikker zijn niet van elkaar te onderscheiden. De mannetjes en vrouwtjes vallen daarom onder de Chorthippus bigittulus-groep.
Veldsprinkhanen
Chorthippus is een geslacht in de klasse van de rechtvleugelige insecten en hoort bij de familie van de veldsprinkhanen (Acrididae). Veldsprinkhanen hebben een:
- kop met monddelen, één paar gelede tasters, sprieten (lang of kort) en vijf paar ogen, waarvan er drie op het voorhoofd die moeilijk te zien zijn en twee grote aan weerszijden van de kop;
- borststuk met zes poten, een sterk gepantserd halsschild met geknikte kielen aan de bovenzijde en voor- en achtervleugels;
- achterlijf met de uitwendige geslachtskenmerken.
Achterpoot van de bruine sprinkhaan ♂.
Poten van de veldsprinkhaan
De voorpoten bij veldsprinkhanen zijn kort, de middelste poten zijn wat langer en de achterpoten zijn sterk vergroot. De voorste en middelste poten zijn om te lopen en de opvallend grote achterpoten zijn om te springen. Alle zes poten hebben doornachtige uitsteeksels aan het scheenbeen en bij de achterpoot zijn de uitsteeksels vergroot zodat de sprinkhaan niet wegglijdt bij de afzet om te springen. De achterpoten zijn tevens een onderdeel van het stridulatie-apparaat wat het geluid maakt, en bij beide geslachten aanwezig is maar waar de vrouwtjes amper gebruik van maken.
Gehoororgaan
Het gehoororgaan van de veldsprinkhanen zit onder de vleugels bij de aanzet van de achterpoot. Een sprinkhaan hoort alleen het tsjirpen van de eigen soortgenoot.
Vleugels van de sprinkhaan
De voorvleugels van de sprinkhanen zijn verhard zichtbaar. De vliezige en doorzichtige achtervleugels liggen in rust geplooid onder de voorvleugel opgevouwen en zijn alleen zichtbaar in de vlucht. De voorvleugels hebben een verharde vleugelader (plectrum) waar de achterpoten van de veldsprinkhaan over heen gaan en het karakteristieke geluid voortbrengen.
Geluid veldsprinkhanen
Veldsprinkhanen zijn de grootste sprinkhanenfamilie in Nederland en België. De meeste soorten communiceren met elkaar door het maken van geluid (tsjirpen of striduleren). Het stridulatie-apparaat bestaat uit een rasp (een rij fijne tandjes op de linker- en rechterachterpoot) en een plectrum (rij grovere richels op de voorvleugels).
De mannetjes maken geluid door met de linkerachterpoot langs de linkervoorvleugel te strijken en met de rechterachterpoot langs de rechtervoorvleugel. Met een bepaalde snelheid wordt de rasp over het plectrum bewogen en geeft het karakteristieke geluid voor elk soort. De vleugels versterken het geluid.
Voedsel
Sprinkhanen zijn in principe planteneters en knagen kleine stukjes van planten of grassen. Af en toe eten ze echter ook dierlijk voedsel zoals een verzwakte of dode sprinkhaan of een bladluis die op een blaadje zit.
Paring
De volwassen mannetjes van de veldsprinkhanen maken in de zomer gebruik van geluid om een vrouwtje te zoeken. Een paringsbereid vrouwtje antwoordt op de roepzang van het mannetje en de paring vindt plaats. De eieren worden door het vrouwtje in vaste ei-pakketjes in de grond gelegd. Gemiddeld met vier tot vijf eizakjes.
Ontwikkeling van ei tot sprinkhaan
De ontwikkeling van het bevruchte ei verloopt vervolgens via een aantal fases. De orde Orthoptera (sprinkhanen en krekels) kent een onvolledige gedaanteverwisseling. Na 10 tot 20 dagen komt er uit het ei een mini-sprinkhaantje (nymfe) dat al op het ouderpaar lijkt. Na vier vervellingen komt er in de lente van het jaar erop, een volgroeide larve uit de grond. De larve klampt zich vast aan een grasspriet of takje om te kunnen drogen en uitkleuren om ten slotte als een volwassen veldsprinkhaan ongeveer drie tot zes maanden te leven.
Langsprietsprinkhaan, de struiksprinkhaan
Onderorder: kortsprieten
De familie van de veldsprinkhanen behoort tot de onderorde van de kortsprieten (onderorde Caelifera). De kortsprietsprinkhanen (of echte sprinkhanen) hebben korte antennes en de langsprietsprinkhanen (onderorde Ensifera). Hebben lange antennes. Bij sommige langsprieten zijn de antennes langer dan het lichaam van de sprinkhaan zelf. Onder de langsprieten vallen alle sabelsprinkhanen en krekels. De kortsprieten omvatten in Nederland en België o.a. de:
- veldsprinkhanen;
- doornsprinkhanen zoals het zeggendoorntje (Tetrix subulaya) en zanddoorntje
- (Tetrix ceperoi).
Kortsprietsprinkhaan de bruine sprinkhaan.
Soorten in Nederland en België
Er zijn 190 soorten veldsprinkhanen van het geslacht Chorthippus in West-Europa, waarvan negen soorten voorkomen in Nederland en België. De:
- Bruine sprinkhaan (Chorthippus brunneus);
- Krasser (Chorthippus parallelus);
- Kustsprinkhaan (Chorthippus albomarginatus);
- Locomotiefje (Chrothippus apricarius);
- Ratelaar (Chorthippus biguttulus);
- Snortikker (Chorthippus mollis);
- Steppesprinkhaan (Chorthippus vagans);
- Weidesprinkhaan (Chorthippus dorsatus);
- Zompsprinkhaan (Chorthippus montanus).
Het geslacht Chorthippus en de biguttulus-groep
Van het geslacht de Chorthippus zijn drie soorten waarvan de vrouwtjes niet van elkaar te onderscheiden zijn: de Chorthippus biguttulus-groep. Het zijn de soorten:
- ratelaar;
- bruine sprinkhaan;
- snortikker.
Chorthippus-lobje bij de ratelaar.
Gezamenlijke kenmerken mannetjes Biguttulus-groep
De gezamenlijke kenmerken van de drie soorten zijn dat:
- de vleugels tot voorbij de achterknie gaan;
- de vleugels bij de drie soorten een uitstulping hebben. De uitstulping of het chorthippus lobje is een typisch kenmerk van sprinkhanen uit het geslacht Chorthippus;
- de halskielen X-vormig geknikt zijn.
De ratelaar
De ratelaar is met 1,5 centimeter meter een vrij kleine veldsprinkhaan waarvan de vrouwtjes gemiddeld 2 centimeter groter zijn. De kleur is bruin met soms een variant met groen op hoofdzakelijk de bovenkant van de ratelaar. De ratelaar heeft vaak een rode achterlijfspunt. Het geluid van het mannetje bestaat uit een luid aanzwellende toon die na een aantal seconden abrupt beëindigd wordt.
Geknikte halskiel van de ratelaar ♂ met een x vorm.
Bruine Sprinkhaan (Chorthippus brunneus)
De bruine sprinkhaan komt het talrijkst voor in Nederland en België. Ze zijn veel te vinden in wegbermen. De bruine sprinkhaan heeft een lengte van 1,4 tot 2,5 centimeter. De kleur is meestal bruin maar soms bruin/groen. Bij de bruine sprinkhaan hebben zowel de mannetjes als de vrouwtjes een rood gekleurde achterlijfspunt. Het geluid bestaat uit korte sjirpen achter elkaar die vaak beantwoord worden door een ander mannetje bruine sprinkhaan of tandradje (Chorthippus brunneus). De naam tandradje wordt ook wel eens gegeven aan de bruine sprinkhaan omdat het geluid van de twee mannetjes als een tandrad in elkaar vallen.
De bruine sprinkhaan met de vleugels iets langer dan de achterpoten.
Snortikker (Chorthippus mollis)
De snortikker is 1,3 tot 2,2 centimeter groot en is daarmee de kleinste van de drie sprinkhanen uit de biguttulus-groep. De kleur is meestal bruin maar een groen exemplaar is ook mogelijk. De snortikker is veelal te vinden in arme graslanden en op grassen in heidevelden. Een zingend mannetje beweegt de achterpoten niet gelijktijdig langs de vleugels en daardoor maakt de ene poot een tikgeluid en de andere poot een ratelend geluid. Langzaam zwellen de ratel- en de tikgeluiden aan waarbij eerst de tik harder is dan de ratel en even later de ratel harder dan de tik. Een gezang van ongeveer twee tot drie minuten.
De poten van de mannetjes uit de Biguttulus-groep
Naast het verschil in getsjirp zijn er bij de mannetjes ratelaar, bruine sprinkhaan en snortikker kleine verschillen in het aantal striduleer-doorntjes op de achterpoot. De vrouwtjes daarentegen zijn niet te onderscheiden van elkaar.