Het geluid van de groene struiksprinkhaan hoor je bijna niet
Wie sprinkhaan zegt denkt al gauw aan miljoenen sprinkhanen die in korte tijd hele oogsten kunnen verslinden. Niet alleen in de landen als Afrika en Egypte, ook in Rusland kent men dit fenomeen. Onder de term sprinkhaan vallen meerdere sprinkhanen. Het is een verzamelnaam. De sprinkhanen kunnen verdeeld worden in twee grote groepen: de sabelsprinkhanen en de veldsprinkhanen. De struiksprinkhaan, die we in Nederland en België kennen, valt onder de sabelsprinkhaan.
De struiksprinkhaan
De struiksprinkhaan (Leptophyes punctatissima) is een rechtvleugelig insect uit de familie sabelsprinkhanen (Tettigoniidae) en uit het geslacht Leptophyes. Een rechtvleugelig insect is een insect met rechte en lederachtige vleugels, een langwerpige lichaamsbouw, lange voelsprieten en grote achterpoten. Poten die goed zijn om ver te springen. De struiksprinkhaan is een kleine sabelsprinkhaan. Naast de struiksprinkhaan die in Nederland algemeen voorkomt, vinden we in Nederland de volgende onderfamilie (Phaneropterinae) van de rechtvleugelige insecten die behoort tot familie van de sabelsprinkhanen. Zoals:
- Sikkelsprinkhaan (Phaneroptera falcata);
- Oostelijke struiksprinkhaan (Leptophyes albovittata).
Verschil krekel en sprinkhaan
Is het nu een sprinkhaan? Of is het een krekel? Ze horen bij de dezelfde orde (orthoptera) in het dierenrijk. De familie sabelsprinkhanen, wordt verdeeld in twee groepen: de langsprieten (Ensifera) en de kortsprieten (Caelifera), waartoe de talrijke veldsprinkhanen behoren. De kortsprieten zijn allemaal planteneters, de meeste langsprieten zijn alleseters. Met sprieten worden de antennes bedoeld. De struiksprinkhaan heeft lange sprieten. Het verschil tussen een sprinkhaan en een krekel is:
Kenmerk | Krekel | Sprinkhaan |
Geluid maken | met de vleugels | gebruikt ook de poten |
Geluid (tjirpen of stridulatie) | muzikaal en melodieus. Hoor je voornamelijk ´s avonds en ´s nachts | laag rasperig geluid en hoor je overdag |
Kleur | meestal egaal bruin of zwart | meestal groen (behalve de bruine sprinkhaan) |
Tenen (tarsi) | 3 | 4 |
Eten | omnivoor | herbivoor |
Staartdraden (cerci) | twee lange | twee korte |
Vleugels | plat en een stukje over elkaar, bovenop hun lijf | zijkant van hun lijf |
Uiterlijk | horizontaal afgeplat | niet, of een beetje afgeplat met een verticaal (door de poten) uiterlijk |
Kenmerken van de struiksprinkhaan
De struiksprinkhaan is vrijwel vleugelloos en kan niet vliegen. Ondanks dat, is het een van de meest algemene sprinkhanen in Nederland en België. Het lichaam is bolvormig en gedrongen. De struiksprinkhaan is groen met een lichaamslengte van 10 tot zo'n 15 mm. Het vrouwtje wordt iets groter wat ze te danken heeft aan de grote legboor aan het eind van het lichaam. De legboor van de vrouwtjes is kort en naar boven gekromd, als een sabel. De sprinkhanen hebben drie paar poten. Met de voorste en middelste poten wordt alleen gelopen en de lange achterpoten gebruiken ze om te springen. Aan alle poten zitten onderaan kleine uitsteeksels (de tenen of tarsi), die voorkomen dat de sprinkhaan wegglijdt tijdens de afzet.
Halsschild
De struiksprinkhaan heeft flinke lange, groene en dunne achterpoten en vaak voor de helft veel oranjebruin en duidelijke knieën (de onderste helft). Geluiden vangen ze op in een trommelvlies dat in de poten zit. De flinke sprieten op de kop zijn langer dan het lichaam waar je (op het lichaam) vaak duidelijk de vele kleine zwarte spikkeltjes ziet. De vleugels zijn zeer klein. Zowel het mannetje als het vrouwtje heeft achter de kop een halsschild. Aan beide zijkanten van het halsschild loopt een lichte lijn vanaf de ogen. Mannetjes hebben (vaak) een bruine streep over de rug. De struiksprinkhaan is een stille en weinig actieve soort. Het geluid dat ze produceren is met het menselijk oor niet waar te nemen. De struiksprinkhaan kan dagen achter elkaar op dezelfde plek zitten. De nymfen (jonkies) zijn groen met veel zwarte puntjes en zwart-wit geringde antennen en poten.
De jonkies of nymfen
Het vrouwtje heeft een 'sabel' aan haar achterlijf. Dat is de legboor waarmee ze haar eitjes één voor één afzet aan het eind van de zomer. Hoofdzakelijk ’s nachts op boomschors die vrij zacht is. Het wijfje legt ongeveer 120 tot 250 eieren. De ontwikkeling van de eitjes verloopt in fases en bij de laatste fase ontstaat er na een aantal vervellingen, een volgroeide larve. Deze ontwikkeling gebeurt in de wintermaanden en in het voorjaar komt de larve te voorschijn. Uit de larve kruipt de nimf, het jonkie, zonder kleur. De nimf wordt groter door bloed in de vleugels te pompen en moet volledig uitharden en kleur krijgen, wat enkele dagen duurt. De nimfen van de struiksprinkhanen zijn dan zwart gespikkeld en hebben om de poten en de sprieten (antennes) zwarte banden. Wanneer het voorjaar koud en nat is, kunnen ze wachten tot volgend voorjaar.
Geluid
Het maken van geluid (stridulatie) gaat via het stridulatie-apparaat bij de sprinkhanen. Dit is een rij tandjes of fijne ribbeltjes (rasp) en richels (plectrum) bij de vleugels en/of poten. Het plectrum is een speciaal hiervoor aangepaste vleugelader. Deze twee strijken langs elkaar en maken dan een tikkend geluid. De vleugels versterken dat bij de meeste sprinkhanen en geven het een klank. Doordat de struiksprinkhaan bijna geen vleugels heeft, is het geluid van de struikspringhaan misschien daarom bijna niet met het menselijk oor waar te nemen. Wel is het voor iedereen te horen met een batdetector. Dit is een apparaat dat ultrageluid (geluid waarvan de frequentie te hoog is voor het menselijk oor) kan horen en omzet in hoorbaar geluid. Het geluid is dan een tikkend geluid.
De vleugels
De struiksprinkhaan maakt het geluid door de linkervoorvleugel over de rechtervoorvleugel te strijken. Op de onderzijde van de linkervoorvleugel zit een sterk verdikte ader wat als rasp fungeert en op de bovenzijde van de rechtervoorvleugel zit het plectrum (een speciaal hiervoor aangepaste vleugelader).
Communiceren
De baltszang wordt meestal in 2 tot 6 seconden in een constant tempo gedaan (een syllabe). Het vrouwtje geeft antwoord met een nóg zachtere tik. Dit antwoord is afhankelijk van de temperatuur (rond de 27 graden). Als een mannetje het antwoord hoort, neemt de intensiteit van zijn roep toe. Deze communicatie kan plaatsvinden op een afstand van 7 meter. Wanneer de afstand minder is dan 3 meter, en het vrouwtje reageert, loopt het mannetje al tikkend (tjirpend) haar richting op. Zo kunnen de mannetjes de vrouwtjes vinden. De struiksprinkhaan roept bijna dag en nacht (de roepzang). Het meest in de middag en een uur na zonsondergang, afhankelijk van de temperatuur. De eerste dagen na de paring ‘roept’ het mannetje niet en daarna neemt het ‘roepen’ weer toe. Het maken van geluid kan echter ook negatieve gevolgen hebben. Zo kunnen predatoren aan de hand van dit geluid, zoals sommige parasieten hun prooi ook lokaliseren.