Ontluikend blad en bloemen van de witte paardenkastanje
De witte kastanje of paardenkastanje is in het prille voorjaar gemakkelijk te herkennen. De boom laat eerst het ontluikende blad zien als een sierlijke balletdanseres uit een kleverige knop en daarna verschijnen rechtopstaande witte bloempluimen als kaarsen. Het zijn bloempluimen met vele witte bloemen die de boom veranderen in een wolk van witte bloesem. In de herfst is de boom te herkennen aan de groene stekelige bolsters met glanzend bruine en ronde kastanjes die uit de groene bolsters vallen. De kastanjes zijn niet eetbaar voor mensen maar wel voor roodwild en paarden.
Paardenkastanje (Aesculus)
Het geslacht paardenkastanje (Aesculus) komt voor in Noord-Amerika, Zuidoost-Europa, de Himalaya, Japan en China. Tot het geslacht paardenkastanje (Aesculus) behoren ruim twintig soorten waarvan in Nederland vooral de witte paardenkastanje (Aesculus hippocastanum) of in de volksmond wilde kastanje genoemd, voorkomt en in mindere mate de rode paardenkastanje (Aesculus x carnea). De gekweekte rode kastanje is een kruising tussen de witte paardenkastanje en de rode pavia (Aesculus pavia of dwergkastanje). Het geslacht Aesculus is familie van de Sapindaceae (zeepboomfamilie).
Oorsprong van de witte paardenkastanje
De witte paardenkastanje komt van oorsprong voor in de Balkan, een streek in het zuidoosten van Europa, waaronder de landen:
- Griekenland;
- Roemenië;
- Bulgarije;
- Turkije (Europees deel);
- Kosovo;
- Albanië;
- Bulgarije;
- Kroatië;
- Noord-Macedonië;
- Bosnië-Herzegovina;
- Montenegro.
Kenmerken witte kastanje
Begin 17de eeuw is een exemplaar van de witte paardenkastanje aangeplant in de Leidse Hortus Botanicus (Nederland) en vanaf toen aangeplant in heel Nederland. De witte paardenkastanje is een bladverliezende loofboom die tot 30 meter hoog kan worden. De bolvormige dichte kroon geeft op bloedhete dagen in de zomer een heerlijke plek om de koelte te vinden in de schaduw van de boom. Dat is een reden waarom een witte kastanje ook vaak langs weilanden wordt aangeplant, zodat het vee op warme dagen in de schaduw van de kastanjeboom kan schuilen tegen de brandende zon. In de steden is een witte kastanjeboom vaak te vinden in parken en straten. Wanneer de boom in het najaar zijn blad verliest, zijn er al nieuwe knoppen gevormd voor het volgend jaar. De knoppen beginnen in het voorjaar te zwellen met onder de nieuwe knop het zichtbare bladmerk of bladspoor van de vorige bladeren. De witte paardenkastanje stelt geen bijzondere eisen aan de grond en heeft weinig warmte en licht nodig.
Kleverige knop en bladmerk
De kleverige knop
De knoppen zijn eind winter groot en glanzend roodbruin voordat ze openspringen. In de knop zitten in het voorjaar de uitlopende bladeren en de bloeiwijze van de witte paardenkastanje omgeven door een wollig dons dat de bladeren en bloemen beschermt tegen kou en vocht. De ontluikende knoppen worden omgegeven door een kleverig, harsachtig, laagje (bijenbalsem of propolis). Een taaie en lijmachtige substantie die door de kastanjeboom gebruikt wordt als een natuurlijk antibioticum om schimmels en bacteriën te weren. Ook bijen verzamelen propolis en brengen dit naar het bijennest om bacteriën en schimmels uit het nest te houden.
Blad
De witte kastanje heeft een dikke, rechte stam, met een bruingrijze, gescheurde schors. De bladeren die tegenover elkaar staan, zijn handvormig samengesteld met vijf tot negen zachtgroene spitse bladeren met een ongelijk gezaagde bladrand. De bladeren hebben zijnerven die op verschillende hoogten uit de hoofdnerf midden in het blad, ontspringen. Onder de handvormige bladeren is het bladmerk bij alle takken zichtbaar.
Bloemen
De boom bloeit in mei (een tweede bloei is mogelijk in het najaar) met eindstandige bloempluimen (ook kaarsen genoemd). De bloempluimen groeien half maart samen in de knop met het nieuwe blad. De bloemen groeien aan de buitenkant van de boom en staan rechtop in de oksels van de bladeren. De tientallen witte, klokvormige bloemen hebben vier tot vijf ongelijke kelkbladeren en vijf kroonbladeren die zijn bezet met roodbruine en gele vlekjes en verspreiden een zoete geur. De bloemen zijn eenhuizig en de bomen hebben zowel mannelijke als vrouwelijke bloemen. De mannelijke bloemen hebben zeven of meer meeldraden en de vrouwelijke bloemen hebben een spitse stijl op een spitse stempel. De bloemen worden door stuifmeelzoekers bezocht, die het stuifmeel overbrengen naar de stempel. De pollenaanmaak is zo groot dat ze ook verspreid worden door de wind. De licht allergene pollen in de lucht dragen bij aan het optreden van hooikoortsachtige verschijnselen bij mensen die hier een allergie voor hebben. De vrouwelijke bloemen vormen na de bevruchting onder de bloeipluim een napje die gaat uitgroeien tot een stekelige bolster waar de vrucht van de witte kastanje (wilde kastanje) in groeit.
Doosvrucht en wilde kastanje
De vrucht van de paardenkastanje
De doosvrucht van de witte paardenkastanje is een lichtgroene, bolronde, stekelige bolster. De vrucht springt met drie kleppen open in het najaar en laat de een tot twee glimmende bruine, grote, en bolronde zaden vallen, de wilde kastanje. Deze is niet eetbaar voor mensen omdat de kastanje bittere looistoffen bezit en zelfs een beetje giftig is. Wilde kastanjes zijn zeer zetmeelrijk, waar sommige dieren dol op zijn. In het bijzonder roodwild (herten) en paarden. Dit geldt niet voor de onrijpe kastanjes, de schors en de bladeren van de boom, omdat die ook voor paarden en herten matig giftig zijn.
Naam van de paardenkastanje
Waar de naam paardenkastanje door ontstaan is, daar zijn verschillende verklaringen voor. De eerste verklaring is dat het bladmerk lijkt op de afdruk van een paardenhoef. De halfronde vorm onder een knop laat duidelijk donkere stippen (bladsporen) zien, dit is de afdruk van de vaatbundels van het vorige blad en lijkt op de afdruk van een paardenhoef. De donkere stippen in de afdruk van een paardenhoef worden gemaakt door de hoefnagels in een hoefijzer. De tweede verklaring is dat in de 18de eeuw in Turkije kastanjes aan paarden werden geven als hoestmiddel en als een versterkingsmiddel bij drachtige merries. De Latijnse naam Aesculus Hippocastanum betekent dan ook ‘paarden die kastanjes eten’ en is de officiële verklaring voor de naam paardenkastanje. De zaden (kastanjes) van de wilde kastanje zijn voor de mens niet eetbaar omdat ze bitter en zelfs een beetje giftig zijn, maar herten en paarden zijn er dol op.
Kastanjebloedingsziekte
In 2002 werd de kastanjebloedingsziekte (Pseudomonas syringae) voor het eerst in Nederland ontdekt. Het is een ziekte, waarbij het lijkt dat het verdedigingsmechanisme ergens door wordt aangetast. Anno 2019 is niet bekend door wat. Er ontstaan natte, roestvormige plekken op de stam die een stroperige vloeistof als bloed verspreiden over de hele stam die indroogt en korstvormige zwarte vlekken achterlaat. De stam gaat scheuren en tast het bastweefsel aan, wat ertoe zal leidden dat bij zwaar aangetaste bomen de conditie sterk terugvalt en de aangetaste boom eerst de bladeren laten vallen en uiteindelijk zal sterven.