De vleermuis: een mysterieus nachtdier
Vleermuizen zijn bij iedereen wel bekend. Pas als het buiten schemerig wordt komen ze tevoorschijn, waardoor vele mensen nog nooit een vleermuis in het wild goed hebben kunnen bekijken. Voor veel mensen zijn vleermuizen onbekend en soms zelfs onbemind. Er bestaan verschillende soorten die verschillen in uiterlijk. Het zijn vliegende zoogdieren waarvan er vele soorten bestaan. Wat doen vleermuizen nu precies en welke plaats nemen ze in de natuur in?
Taxonomie (indelingsleer)
Vleermuizen vormen binnen de klasse van de zoogdieren een grote orde. Er zijn 925 soorten binnen deze orde bekend. Vleermuizen behoren tot de orde van de handvleugeligen (Chiroptera) omdat ze echt kunnen vliegen vanwege vleugels voorzien van een vlieghuid tussen de vingers van de voor- en achterpoten en hun staart. Vleermuizen worden onderverdeeld in Megachiroptera en Microchiroptera. Dit betekent dat ze verdeeld worden in de grote handvleugeligen en de kleine handvleugeligen. Er zijn fossielen gevonden van de eerste vleermuizen die dateren van 54 miljoen jaar geleden. In Nederland en België komen een twintigtal gladneuzen en hoefijzerneuzen voor, waarvan sommige soorten erg zeldzaam zijn. Vleermuizen komen over de hele wereld voor, behalve in de poolgebieden.
Bron: USGS, Wikimedia Commons (Publiek domein) Vleugels
Vleermuizen zijn de enige zoogdieren die echt kunnen vliegen. De vleugel bestaat uit een vlieghuid die tussen de arm en de vingers loopt tot aan de achterpoten. De onderarm en vingers zijn sterk uitgegroeid. De staart is ook in de vlieghuid opgenomen en daardoor zijn alleen de duimen en de voeten vrij van de vlieghuid. De vlieghuid bestaat uit een leerachtige huid die pezen en bloedvaten bevat. De meeste vleermuizen klappen hun vleugels in als ze niet vliegen, waarvan sommigen de vleugels helemaal om zich heen vouwen.
Verschillen in uiterlijk
In uiterlijk kunnen er grote verschillen zijn vanwege de vele soorten die er bestaan. Er zijn vleermuizen met kleine oren en grote oren, met allerlei aanhangsels op hun neus of zonder aanhangsels, met huidflappen onder de kin, met een gerimpelde bekken en gewone bekken. Daarnaast kunnen ze voorkomen in allerlei kleuren. Een aantal voorbeelden van vleermuizen die in Nederland voorkomen zijn: watervleermuis, baardvleermuis, rosse vleermuis, bosvleermuis, dwergvleermuis, kleine hoefijzerneus en grote hoefijzerneus.
Voedsel
Het dieet is vrij divers. Er bestaan soorten die uitsluitend vegetarisch eten en zich voeden met fruit of nectar. Deze vleermuizen spelen bij tropische planten een belangrijke rol bij de bestuiving. Deze planten bloeien ’s nachts en verspreiden voor de vleermuizen een lekkere geur. Er zijn vleesetende soorten die insecten, kleine visjes tot kikkers eten. Ook zijn er vleermuizen die zich uitsluitend voeden met het drinken van bloed. Deze Vampiervleermuizen komen voor in Zuid-Amerika en ze voeden zich door het slapende slachtoffer, meestal vee te bijten en het bloed op te likken. Alle soorten die in Nederland voorkomen zijn insecteneters. Om te overleven moet de vleermuis per nacht tot één derde van zijn lichaamsgewicht aan voedsel eten. Dit komt neer op per nacht wel 300 muggen, motjes en kevertjes. Er zijn geen andere nachtdieren die zoveel insecten eten.
De jacht
Doordat ze ’s nachts jagen wordt concurrentie met vogels die overdag op insecten jagen vermeden. Iedere vleermuissoort heeft zijn eigen manier van jagen. Er zijn soorten die hoog in de lucht jagen boven de boomtoppen of tussen de takken van de bomen. Er zijn soorten die tot 5-10 meter boven de grond jagen of jagen dicht bij de begroeiing. Sommige soorten jagen boven het wateroppervlak.
Nachtdieren
Vleermuizen jagen ’s nachts voor hun voedsel. Overdag slapen ze meestal of houden ze zich bezig met het poetsen van de vacht en vlieghuid. Zodra het schemerig wordt verlaten vleermuizen hun verblijfsplaats om te gaan jagen. Na een paar uur jagen gaan ze weer terug naar hun verblijfsplaats. Alleen op warme avonden of als ze jongen hebben gaan ze vaker tijdens één nacht jagen.
Voortplanting
In het begin van de maand juni verzamelen de vrouwtjes zich in kraamkolonies. Dit kan wel bestaan uit 15 tot 400 dieren. Mannetjes verblijven in de zomer alleen of in kleine groepjes op een andere plaats. In juni worden de jongen geboren die zo’n vier weken lang gezoogd worden. Eind juni lost de kolonie op en zijn in de omgeving van de kraamkolonie alleen nog maar kleine groepjes aan te treffen. De paartijd begint bij de meeste soorten in augustus waarbij een mannetje soms een harem heeft. Er zijn soorten die in de winter paren. De vrouwtjes kunnen het sperma bewaren in een speciaal orgaan zodat ze niet in de winter zwanger zullen raken.
Winterslaap
In het najaar wordt de winterslaap voorbereid. Om hun vetreserves aan te vullen zullen ze volop jagen waar ze aan het einde van de herfst hun winterslaapplaats opzoeken. Er zijn in de winter te weinig insecten om te kunnen overleven, daarom houden ze een winterslaap. De winterslaapplaats moet tussen de 2 en 10 graden zijn, de luchtvochtigheid moet hoog zijn en het moet er donker zijn. Goede omstandigheden hiervoor zijn: grotten, kelders, ondergrondse bunkers en groeves. In de winterslaap wordt de lichaamstemperatuur verlaagd tot ongeveer 5 graden en de ademhaling, stofwisseling en hartritme vertragen. Ze kunnen op hun vetreserves overleven. De duur van een winterslaap kan erg variëren. Het kan vier tot zes maanden duren. De winterslaap is meestal niet aaneengesloten. Ze verhuizen gedurende de winter vaak naar een andere plek en kunnen soms even gaan jagen. Omdat ze zoogdieren zijn en niet afhankelijk zijn van de omgevingstemperatuur, zoals bijvoorbeeld reptielen, kunnen ze zich tussendoor opwarmen tot de normale temperatuur. Indien de vleermuis wordt gestoord kan hij te vaak opgewarmd worden waardoor de vetreserves op kunnen raken en dit zal de vleermuis niet overleven.
Echolocatie
Om in het donker te zien gebruiken vleermuizen hun oren. Om zich te kunnen oriënteren zendt de vleermuis een geluidssignaal uit dat weerkaatst op voorwerpen in de omgeving. Dit zijn zeer hoge geluiden (ultrasone geluiden). Deze weerkaatsing wordt echo genoemd en dit kan de vleermuis met zijn oren opvangen waardoor hij de locatie en vorm van een voorwerp kan bepalen. Dit wordt “echolocatie” genoemd.