Ziekte van Weil bij de hond

Dit proces duurt ongeveer 7 tot 10 dagen. De bacterie tast vervolgens diverse orgaansystemen aan. Vooral lever, nieren en bloedvaten raken beschadigd door de infectie. De bacteriën verlaten via de urine weer het lichaam van de hond.
De bacteriën kunnen soms gedurende maanden of zelfs jaren worden uitgescheiden door de hond, waarbij de infectie sluimerend in de nieren aanwezig is. De bacteriën kunnen ook geruime tijd buiten het lichaam van de hond overleven, vooral in een warme en vochtige omgeving.
Hoe vindt verspreiding plaats?
Verspreiding van de ziekte vindt plaats via de urine van besmette honden. Bijvoorbeeld door likken of snuffelen van hond tot hond, via besmet stilstaand (drink)water of voer, of vochtige bodems (modder). Ook ratten zijn overigens een belangrijke verspreider van de ziekte van Weil. Ze hebben zelf nauwelijks last van de besmetting, maar blijven jarenlang drager.De ziekte van Weil kan door honden (en ratten) worden overgedragen op honden en mensen.
Wat is de incubatietijd?
De incubatieperiode is ongeveer 1 à 3 weken.Wat zijn de symptomen?
Het ziektebeeld wisselt van een nauwelijks merkbare infectie tot een zeer ernstige aandoening; het syndroom van Weil. Dit laatste wordt vooral gezien bij jonge en niet gevaccineerde honden.Mogelijke verschijnselen zijn dan:
- Hoge koorts
- Diarree (soms met bloed)
- Braken
- Sufheid
- Niet eten
- Nierontsteking (nefritis)
- Leverontsteking (hepatitis) met geelzucht en donkergele urine
- Bloedingen
- Spierpijn (vooral in kuiten)
- Lever- en miltvergroting
- Soms hersenvliesontsteking (meningitis) in de 2e week
Bij oudere en goed gevaccineerde honden zal eerder een chronische verloop van de ziekte van Weil optreden. Hierbij kunnen chronisch nierfalen, voortplantingsproblemen en oogproblemen ontstaan.
Wat als uw hond besmet (b)lijkt te zijn?
De dierenarts kan op grond van het klinisch beeld, algemeen bloedonderzoek en specifiek onderzoek van bloed en/of urine vaststellen of uw hond aan de ziekte van Weil leidt.De behandeling vergt een intensieve verpleging. Het is daarom meestal noodzakelijk om de hond een aantal dagen op te nemen in de dierenartspraktijk of -kliniek. Er wordt een specifieke behandeling met antibiotica ingesteld, naast ondersteunende maatregelen (infusen, medicijnen tegen braken en/of diarree, etc.). Omdat de ziekte zeer besmettelijk is, zijn quarantainemaatregelen noodzakelijk.
Wat is de prognose?
De prognose is afhankelijk van de snelheid waarmee de ziekte wordt ontdekt en behandelt. Hoe langer gewacht wordt met de behandeling, hoe kleiner de kans op genezing is. Door aantasting van lever en nieren kan deze infectie bij een niet gevaccineerde hond heel snel fataal zijn. De honden die de ziekte overleven, kunnen soms de rest van hun leven lever- en nierklachten houden.Wat kunt u doen om besmetting te voorkomen?
Vaccineren! De vaccinatie moet jaarlijks herhaald worden. De vaccinatie beschermt niet tegen infectie. Dit betekent dat uw hond toch ziek kan worden. Een gevaccineerde hond zal echter niet de acute (en levensbedreigende) vorm van de ziekte krijgen.Het is daarnaast aan te raden uw hond niet in contact te laten komen met een besmet dier of een besmette omgeving.