Neushoornvogels in het wild
Neushoornvogels (Bucerotidae) hebben drie eigenschappen: een typische snavel met daarop een helm, een kenmerkende roep en het nestelen in natuurlijke holten in bomen. Vooral de grote soorten neushoornvogels worden in het wild ernstig bedreigd door de kap van de regenwouden. Hierdoor verkleint het leefgebied van de neushoornvogels en ontstaat er een tekort aan nestingsplaatsen..
Beschrijving van neushoornvogels
Neushoornvogels hebben drie specifieke eigenschappen:
- een in verhouding grote snavel met daarop een helm,
- een kenmerkende roep en
- de gewoonte te nestelen in natuurlijke holten in bomen, waarbij het wijfje zich in de nestholte opsluit.
De meeste neushoornvogels hebben een zwart met wit verenkleed en rondom de ogen en de keel zitten vaak gekleurde kale vlekken. De snavel geeft de indruk zwaar te zijn, terwijl deze zeer licht is. De snavel is bijna helemaal hol, voorzien van tussenschotten die het geheel stevig maken. De enige neushoornvogel die in het bezit is van een massieve benen hoorn is de gehelmde neushoornvogel. Ook de rest van de neushoornvogel is minder zwaar dan het lijkt. De beenderen zijn hol en met lucht gevuld, om het gewicht niet onnodig te verhogen. Als een neushoornvogel vliegt, dan is een hard, ratelend geluid hoorbaar. Dat komt doordat de dekveren aan de onderzijde van de slagpennen ontbreken. Hierdoor wordt bij elke vleugelslag lucht tussen de slagpennen geperst, zodat deze beginnen te trillen.
Neushoornvogels zijn monogaam. Dat betekent dat een partner wordt uitgekozen voor het leven.
Vaak lijkt het alsof neushoornvogels zitten te suffen. Het is een normale houding, zoals deze vogels vaak rusten. Een neushoornvogel is een intelligente, oplettende vogel die niets ontgaat. Van de soorten neushoornvogels leven er twee op de grond, ook wel hoornraven genoemd. De ruim 50 andere soorten neushoornvogels leven voornamelijk in bomen. De ruim 10 kleinere soorten neushoornvogels worden tokken genoemd. Het meest verwant zijn neushoornvogels aan hoppen. De op de neushoornvogel lijkende toekan is niet nauw verwant.
Manier van broeden
Alle in bomen levende soorten neushoornvogels hebben een eigenaardige manier van
broeden. Het vrouwtje zit tijdens de gehele broedperiode ingemetseld in een holle boom. Daar worden de eieren uitgebroed en de jongen grootgebracht. De opening waardoor het vrouwtje naar binnen gaat, wordt door beide vogels dichtgemetseld. Een smalle, langwerpige spleet blijft open. Het dichtmetselen gebeurt met modder, eigen ontlasting en voedselresten. Het geheel is, zodra het uitgehard is, heel stevig. Predatoren kunnen daardoor niet bij het broedende vrouwtje of de jongen komen. Het vrouwtje kan het nest niet verlaten, daarom brengt het mannetje voedsel naar het nest. Als de jongen groot genoeg zijn om uit te vliegen, hakt het vrouwtje met haar grote, krachtige snavel het metselwerk kapot. Vanaf dat moment is het gezin bij elkaar. Als de kuikens nog niet groot genoeg zijn om uit te vliegen en het mannetje kan niet genoeg voedsel aanslepen naar het nest, of wanneer het nest te klein wordt, hakt het vrouwtje het metselwerk kapot. Het vrouwtje gaat naar buiten en metselt samen met de jongen de opening weer dicht. Dan kunnen zowel het mannetje, als het vrouwtje voedsel naar de jongen brengen.
Neushoornvogels in het wild
De tropische regenwouden verdwijnen meer en meer, waardoor grote soorten neushoornvogels sterk in hun bestaan bedreigd worden.
Om zich voort te planten, hebben neushoornvogels een holte in een boom nodig. Deze holte kan door de vogels zelf niet gemaakt worden. Uitsluitend natuurlijke holten of holten gemaakt door andere dieren worden overgenomen. De holte die door de vogel wordt uitgekozen, dient een bepaalde vorm te hebben. Vooral de vorm van de nestingang is erg belangrijk. Door het kappen van de tropische regenwouden, verdwijnen geschikte nestbomen sneller dan dat er plaatsen bijkomen. Een groot probleem is dus het tekort aan nestbomen. De vogels kiezen daarom steeds vaker voor nestholen die eigenlijk niet geschikt zijn. De concurrentie om de overgebleven nestholen neemt toe. Grote nestplaatsen zijn schaarser dan kleine nestplaatsen. De grote soorten neushoornvogels hebben het dus nog extra moeilijk bij het vinden naar een geschikte nestplaats dan de kleine soorten.
Aan het begin van het broedseizoen zijn neushoornvogels uitermate gevoelig voor verstoring. Teveel verstoring heeft tot gevolg dat, dat jaar niet gebroed wordt. Deze cruciale fase wordt steeds vaker verstoord door menselijke activiteiten en door concurrentie om de nestholen met andere diersoorten.
Daarbij wordt het totale leefgebied van neushoornvogels steeds kleiner door het kappen van de bossen. De kans op genetische gelijkheid wordt groter met de afname van de aantallen neushoornvogels. Tot nu toe hebben genetische factoren niet geleid tot de kwetsbare positie, waarin verschillende soorten neushoornvogels verkeren.