Veren: Alles over vogelveren
Iedereen weet hoe een veer eruitziet, en iedereen weet dat veren bij vogels voorkomen. Achter veren zit echter nog een hele wereld. Veren ontstonden al bij dinosauriërs. Ze worden gebruikt om te vliegen, om het dier warm te houden en om mee te pronken. Veren kunnen alle kleuren hebben, de kleuren ontstaan op verschillende manieren. Vogels besteden veel tijd aan het onderhouden van hun verschillende soorten veren. Dit is nodig ook, door de ingewikkelde structuur.
Wat zijn veren?
Iedereen kan een veer herkennen, maar wat zijn veren eigenlijk? Ze zijn er in vele soorten en maten. Veren zijn huidextremiteiten. Dit betekent dat het uitsteeksels uit de huid zijn. Hierin zijn ze vergelijkbaar met schubben, haren en geweien. Het hoofdbestanddeel van veren is keratine.
Doel
Veren komen uitsluitend voor bij vogels, en alle vogels hebben veren. Het is een van de gemakkelijkste kenmerken om deze diergroep te onderscheiden van andere diergroepen. De voornaamste functie van veren is het mogelijk maken van
vliegen. Hiervoor zijn echter niet altijd veren nodig, denk bijvoorbeeld aan vliegende insecten. Door de karakteristieke vorm en structuur van veren, maken zij het echter mogelijk om relatief zware vogels de lucht in te krijgen. Hoewel alle vogels veren hebben, kunnen niet alle vogels vliegen. Veren dienen dus meerdere doelen.
Veren zijn ook belangrijk in het
baltsgedrag van veel vogelsoorten. Vogels laten aan elkaar zien hoe gezond ze zijn door ‘goed in de veren’ te zitten. Daarbij maken felle veren het gemakkelijker voor mannetjes en vrouwtjes van dezelfde soort om elkaar te vinden. De pauw is een onmiskenbaar voorbeeld van het nut van veren in paringsgedrag.
Als laatste zijn veren belangrijk voor
temperatuursregeling. Vogels gebruiken ze om zichzelf warm te houden, maar ook om hun nest warm te houden. Veren hebben een groot voordeel boven haren, aangezien ze verder uitgezet kunnen worden. Hierdoor kunnen vogels hun lichaam ook gemakkelijk afkoelen.
Ontwikkeling
Een fossiel van een Archaeopteryx /
Bron: LadyofHats, Wikimedia Commons (Publiek domein)
Over de ontwikkeling van veren is weinig bekend. Vogels zijn geëvolueerd uit dinosauriërs, welke ook al veren hadden. Op welk punt de eerste veren zijn ontstaan, is onbekend. Wel zijn fossiele gevonden van verschillende dinosaurussoorten met donsveerachtige structuren. Dieren met deze eerste veerstructuren leefden ongeveer 165 miljoen jaar geleden. Opvallend is dat deze veren nog niet gebruikt konden worden om te vliegen. Zij werden dus gebruikt voor temperatuursregeling of paringsgedrag.
Ongeveer 150 miljoen jaar geleden kozen de eerste dinosauriërs het luchtruim. De meest bekende soort is de
Archaeopteryx. Deze dinosaurus had zowel vogel- als reptielachtige kenmerken en had dusdanig ontwikkelde veren dat hij kon vliegen.
Dus hoe zijn de kleine donsveren ontwikkeld tot sterke slagpennen?
Hierover bestaan verschillende theorieën. De eerste theorie zegt dat de vroege voorgangers van vogels gingen rennen en met hun vleugels slaan. Dit lijkt zinloos als ze toch niet kunnen vliegen, maar het kan hen het voordeel hebben gegeven om weg te komen bij roofdieren. Ook in het paargedrag kan het de dinosauriërs met de best ontwikkelde veren een voordeel hebben gegeven. Uiteindelijk zal – volgens deze theorie – de snelste of mooiste vogels degenen zijn met de meest ontwikkelde veren. Hierop wordt geselecteerd, waardoor uiteindelijk een veer ontstaat die sterk genoeg is om het dier te dragen.
Een tweede theorie gaat uit van dieren die in bomen leven. Om weg te komen van roofdieren storten deze dieren zich naar beneden. Hierin is een gecontroleerde vlucht van groot belang. Naarmate de vlucht beter te controleren valt, zouden de dieren ook omhoog kunnen, mits de luchtstromen gunstig zijn. Van hieruit zouden veren steeds sterker worden, totdat uiteindelijk de veren op hedendaagse vogels zijn ontstaan.
Een andere mogelijkheid is een combinatie tussen de twee theorieën. Hierin kan het individu van de grond en uit de boomtoppen wegvluchten. Ook kan het zijn dat de theorieën elkaar opvolgen. De veren kunnen bijvoorbeeld ontstaan uit de vlucht van hogerop, en verder ontwikkelen bij rennen en met de voorpoten slaan.
De opbouw van een veer. 1 = Veer; 2 = Vlag; 3 = Barb; 4 = Holle schede /
Bron: Onbekend, Wikimedia Commons (CC0)Veersoorten
Er zijn vier veersoorten te onderscheiden.
- Donsveren waren de eerste soorten die zich ontwikkelden, zowel in de evolutie als in het individu. Bij een jonge vogel zijn de eerste veren die ontstaan dons. Dons dient ter isolatie en kan water afstoten. Het is de eenvoudigste veer, en wijkt sterk af van de andere veren door zijn eenvoud.
- Dekveren zijn ingewikkelder. Deze veren stroomlijnen het dier en spelen een rol in de temperatuurshuishouding. Dekveren beslaan het grootste deel van de vogel.
- Slagpennen zijn essentieel voor de vlucht. Deze veren geven lift en stuwkracht, waardoor de vogel omhoog kan komen.
- Staartpennen zijn nodig om stabiliteit te behalen. Zonder slagpennen zou een vogel niet kunnen sturen of remmen en dus snel uit de lucht vallen.
- Poederdonsveren zijn een zeer ontwikkelde veersoort. Deze komen voor bij reigers, roerdompen, haviken en papagaaien. Naarmate deze veren groeien scheiden ze een talkachtige substantie af. Dit maakt de veren waterproof.
- Filopluimveren lijken sterk op haren. Ze hebben geen bekende functie, maar lijken overblijfselen uit vroegere tijden. Ze zien eruit als een lange ‘steel’ met een paar vertakkingen bovenop.
Veergroei en opbouw
Bij het groeien van een veer ontstaat in de epidermis (bovenhuid) een klein uitsteeksel. Het uitsteeksel wordt groter en langwerpiger. De buitenste laag van het uitsteeksel vormt een beschermende schede, waarbinnen de veer zich verder ontwikkeld. Deze schede, of veerfollikel, blijft nog lang zitten, en kan bij veel vogelsoorten te zien zijn na de rui. In de schede ontstaat een centrale as, of vlag. Hieraan worden barben aangelegd, welke te vergelijken zijn met de takken in een boom. Aan de barben worden weerhaken gemaakt. Deze grijpen in elkaar, waardoor de veer verbazingwekkend sterk wordt. De veren blijven groeien in hun schede, totdat ze uiteindelijk zo groot worden dat ze uit hun schede barsten. De resterende schedes, ‘veerhoesjes’, vallen vervolgens af.
Zonder veren zou vliegen voor grote dieren als vogels niet mogelijk zijn /
Bron: NASA, Wikimedia Commons (Publiek domein)Vliegen
De bekendste en belangrijkste functie van veren is het vliegen. Om dit mogelijk te maken zijn veren uitzonderlijk licht. In de vlucht speelt de rol van vleugels een centrale rol. Vleugels zijn dun en lichtelijk gebogen en lopen spits af. Hierdoor kunnen luchtstromen boven en onder de veer langs. Door de veer in de juiste hoek te houden, kan de luchtstroom boven of onder de veer worden vergroot, waardoor een opwaartse kracht ontstaat. Dit ‘duwt’ de vogel omhoog.
Veerverzorging
Veren vergen relatief veel onderhoud. Door hun opbouw met weerhaken kunnen ze in de koop halen. Toch gebeurt dit bijna nooit bij vogels, omdat vogels veel tijd besteden aan het poetsen van hun veren. Hierbij trekken ze de veren als het ware uit elkaar. De weerhaken komen even los van elkaar, waarna ze weer terugvallen in de goede positie. Om veren waterdicht te worden stuitklieren gebruikt. Deze kleine organen scheiden een vettige substantie af, welke over de veren verspreid wordt. Dit zorgt ervoor dat de veren waterdicht blijven, waardoor vogels kunnen blijven drijven en vliegen. Als de veren niet ingevet zouden worden, zouden ze te veel water opnemen. Het vet uit de stuitklier wordt in sommige soorten gebruikt om de kleur te versterken of om virussen of roofdieren weg te jagen.
Rui
Ondanks de goede verzorging, moeten de veren toch regelmatig worden vervangen. Dit gebeurd tijdens de rui. Bijna alle vogelsoorten zijn minstens één keer per jaar in de rui. In deze periode vervangen vogels hun gehele veerpakket. Het ‘ververen’ gebeurd op een geordende manier. Slagpennen en staartpennen vallen in paren af, zodat de vogel in balans kan blijven tijdens het vliegen. Als dus aan de linkerkant de eerste slagpen afvalt, dan gebeurd dat ook aan de rechterkant.
Tijdens de rui vallen groepjes veren tegelijk uit. Als ze allemaal uit zouden vallen, zouden er kale plekken ontstaan. Vogels zouden hun temperatuur niet meer goed kunnen regelen en niet meer kunnen vliegen. Pinguïns zijn hierop een uitzondering, deze vogels vervangen al hun veren tegelijk.
Veel watervogels, zoals eenden en ganzen, verliezen al hun slag- en staartpennen tegelijk. Dit betekend dat zij gedurende een korte periode niet kunnen vliegen. Om dit te compenseren zoeken zij beschermende plekken met veel water, waar zij voldoende voedsel kunnen vinden en gemakkelijk aan hun vijanden kunnen ontsnappen.
Er zijn verschillende processen betrokken bij de rui. De rui kost veel energie voor een vogel, daarom komt een vogel niet in de rui als hij in veel stress verkeerd. Bij stress worden hormonen uit de groep corticosteroïden aangemaakt, welke verhinderen dat de vogel in de rui raakt. Overigens, in veel medicijnen zitten dezelfde hormonen, waardoor veel vogels niet ruien als ze medicijnen krijgen.
Verder spelen voeding, daglengte, temperatuur en luchtvochtigheid een rol in de ruicyclus van vogels.
Kleuren
Het enige in de natuur wat meer kleuren bevat als vogelveren is een koraalrif. Zoals eerder gezegd hebben de kleuren als doel het opvallend maken van de vogel voor soortgenoten. De kleuren kunnen dienen als schutkleur. Uiteindelijk is bij iedere vogelsoort de kleur specifiek voor de soort. De kleuren hebben dan ook een grote betekenis en een groot doel voor de vogels, maar hoe ontstaan ze?
De eerste en eenvoudigste soort kleuren zijn de
pigmentkleuren. Rood, oranje en geel worden gevormd door pigmenten genaamd lipochromen. Zwart, bruin, roodbruin en grijs worden gevormd door melanine, wat ook in de menselijke huid te vinden is.
De quetzal heeft structuurkleuren /
Bron: D.Hatcher, Wikimedia Commons (Publiek domein)De tweede soort kleuren zijn
structureel. Deze kleuren zitten in de structuur van de veer. Binnen de veer worden de korte golflengten van licht verstrooid. Hierdoor wordt de kleur blauw in vogelveren gevormd. Om de kleur te versterken hebben veel vogels pigmenten die de kleur ondersteunen zodat deze feller wordt.
De kleur groen kan worden gevormd door de blauwe structuurkleur, gecombineerd met geel pigment (lipochroom). Sommige vogels hebben regenboogkleuren, zoals de quetzal. De kleuren variëren van rood, oranje, koper en goud tot groen, blauw en violet. De veren verstoren de golflengten van het licht dusdanig dat de verschillende kleuren elkaar versterken, verzwakken of opheffen. Door deze bijzondere samenstelling is het mogelijk dat de veren vanuit verschillende hoeken verschillende kleuren lijken te hebben. De ekster, hoewel minder kleurrijk, maakt gebruik van hetzelfde principe.
Een laatste type kleuren zijn
cosmetisch. De vogel zorgt voor een kleur door bijvoorbeeld een modderbad te nemen. Een voorbeeld is de lammergier, die in okerkleurige modder baadt totdat hij dezelfde kleur heeft.
Veerafwijkingen en veerziekten
Er zijn veel verschillende veerafwijkingen te zien in verschillende vogelsoorten. Afwijkingen kunnen worden veroorzaakt door een genetisch defect, mijten, virussen of bacteriën. Aangeboren afwijkingen komen vooral in kooi- en volièrevogels komen voor door inteelt. In het wild overleven veel aangeboren afwijkingen niet, waardoor ze uit de genenpool gehaald worden en er niet meer jongen van komen. In huisdieren wordt echter doorgefokt om bijvoorbeeld mooiere veren te krijgen. Aangeboren afwijkingen komen hierdoor vaker voor.
Featherduster of Whipper
Deze afwijking, die letterlijk vertaald plumeau heet, slaat voornamelijk op parkieten. In de eindeloze zoektocht naar vogels met de mooiste veren, zijn veren ontstaan die door blijven groeien. Een featherduster wordt vaak niet ouder dan 6 tot 8 weken, maar kan ook 2 jaar worden. Deze vogels hebben zulke lange veren dat ze niet meer kunnen vliegen, meer dan 20 centimeter is geen uitzondering. Een jonge featherduster ziet eruit als een normale vogel, maar naarmate ze verder groeien wordt zichtbaar dat de veren veel langer worden dan de normale grootte.
Veren aangetast door PBFD /
Bron: Sulz, Wikimedia Commons (Publiek domein)
PBFD (Psittacine Beak and Feather Disease)
PBFD, ook wel bek- en verenrot, is een erg herkenbare ziekte. De bek en de veren lijken ‘weg te rotten’. Bij jonge vogels wordt dit zichtbaar zodra ze de eerste slag- en staartpennen hebben. Bij oudere vogels kan dit op ieder moment zichtbaar worden. Veren zijn misvormd, soms gekruld en lijken platgeslagen te zijn. De schacht van de veren wordt kwetsbaarder, waardoor veren gemakkelijk afbreken.
Deze ziekte is makkelijk te onderscheiden van andere veerafwijkingen doordat de snavel vaak ook wordt aangetast. De bovensnavel groeit ongecontroleerd en splitst zich aan het uiteinde in tweeën of breekt af. PBFD is uiteindelijk dodelijk, maar een vogel kan er lang mee leven. De ziekte komt vooral bij papegaaiachtige voor, zowel in het wild als in huisdieren. PBFD is zeer besmettelijk. Een vogel met deze ziekte mag niet in contact komen met gezonde vogels, vanwege besmettingsgevaar. Er bestaat geen geneesmiddel.
Pulpitis
Bij pulpitis breken veren af of treedt de rui vroegtijdig op. Deze veren groeien meestal niet meer opnieuw aan. De aandoening komt voor als bacteriën die op de huid van de vogel leven doordringen tot in de veren. Pulpitis is vaak te herkennen aan het ontbreken van een staart bij de vogel. De ziekte kan genezen worden met antibiotica, hoewel dit niet altijd aanslaat. Grofweg is er 40% kans dat de vogel met antibiotica geneest. Pulpitis komt ook voor bij zoogdieren, inclusief mensen. Hier is het zichtbaar aan de kaak.
Mijten
Mijten zijn misschien wel de meest voorkomende reden voor afwijkingen. Er zijn tientallen soorten mijten, elk met een ander effect. Mijten leven dicht op de huid van vogels, dus diep weggestopt in de veren. Er zijn drie verschillende manieren waarop mijten de veren aantasten. Als eerste zorgen de mijten voor irritatie, waardoor de vogels aan hun veren gaan plukken. Hierdoor raken de veren door de war en beschadigd. Staartveren en veren op de romp van de vogels worden het meest beschadigd. De tweede manier waarop mijten veren aantasten is door kleine delen van de veren op te eten. Hierdoor ontbreken deze stukken in de volgroeide vorm. Dit is vooral zichtbaar bij grote veren, zoals slag- en staartpennen. Slechts enkele soorten mijten doen dit. Als de mijten de onvolgroeide veer inkruipen verstoren zij de groei. Dit kan alleen bij grote veren, dus slag- en staartpennen. Zodra de beschermende schede wordt afgeworpen, zijn de veren klein en hard.
Vrijwel alle soorten mijten zijn met mijtdodende middelen te verhelpen. Deze zijn in iedere dierenwinkel te verkrijgen.
Veerplukken
Veel vogelsoorten kunnen veren gaan plukken. Vooral papegaaien staan hierom bekend, maar ook parkieten, sijzen en bijna alle andere kooivogels kunnen dit gedrag vertonen. Het gedrag kan veroorzaakt worden door irritatie, bijvoorbeeld door mijten, maar vaker is verveling de oorzaak. Veerplukken is een moeilijk op te lossen afwijking. Zodra vogels eenmaal zijn begonnen met plukken, blijven ze ermee doorgaan, zelfs als ze wel afleiding krijgen. Het is vergelijkbaar met nagelbijten bij mensen, zodra het eenmaal aangeleerd is, blijft het een gewoonte.
Er bestaan nog veel meer veerafwijkingen, maar dit zijn de meest voorkomenden.