Rui en ruibeïnvloeding bij duiven
Het vliegseizoen voor postduiven is een intensieve periode voor de duiven en de duivenhouder. Na de laatste wedvlucht komt een periode van rust die misschien wel goed is voor de duiven, maar dat wil niet zeggen dat ook de duivenhouder nu ook zijn rust kan nemen. Het is zaak zijn duiven op een goede manier door de rui te krijgen. Fysiologisch is de rui een ingrijpende periode voor de duif. Ruien doen de duiven gedurende het gehele jaar, maar in het najaar valt de zogenaamde ‘grote rui’ in en dan wordt in een betrekkelijk korte tijd bijna het gehele verenpak gewisseld. De rondvliegende pluimen maken het schoonmaken van het hok er niet prettiger op, maar bedenk dat dit maar van tijdelijke duur is. Zie het als de aanloop naar een nieuw seizoen. De duiven zien er vaak niet uit, maar eenmaal door de rui zijn het weer ‘plaatjes’ en beloftes voor een nieuw seizoen. De duivenhouder kan via verschillende manieren invloed uitoefenen op de rui.
Veren en de rui
Veren groeien uit de huid vanuit veerfollikels die te vergelijken zijn met haren die bij de mens uit een haarzakje groeien. De follikels bevatten kleine spieren waarmee de duif zijn veren kan opzetten. Een veer bestaat uit een schacht en een vlag, het onderste deel van de schacht is hol en wordt spoel of steel genoemd. De schacht zit vast in de veerfollikel. Veren bestaan hoofdzakelijk uit keratine en keratine is bestand tegen eiwitvernietigende enzymen. Daardoor is de levensduur van een veer, die verder niet gevoed wordt en alleen uit dood materiaal bestaat en een jaar meegaat, redelijk lang. Om de belangrijke functies van het verenpak zoals een goede warmteregulatie en vliegprestaties in stand te houden is een jaarlijkse vernieuwing van de veren echter noodzakelijk. Allerlei weersinvloeden tasten de kwaliteit van de veren door het jaar heen langzaam aan en ook zien we door het jaar heen ook nog wel eens gebroken pennen door mechanische oorzaken en het is van belang voor de vliegprestaties dat deze ook vervangen worden. We onderscheiden verschillende soorten veren.
Grote veren
De grootste veren worden onderverdeel naar de plaats waar ze zich op het lichaam bevinden, de slagpennen aan de vleugel (10 of 11), de broekpennen (10 tot 12) aan de voorvleugel of onderarm en 12 staartpennen.
Vleugeldekveren
De vleugeldekveren bedekken het onderste en bovenste gedeelte van de slag- en broekpennen.
Lichaamscontourveren
De lichaamscontourveren bedekken de rest van het lichaam van de duif. Deze zijn niet gelijkmatig over het gehele lichaam verdeeld, maar zijn ingeplant in zogenaamde veervelden. Deze veervelden zijn zo gelegen dat de gewrichten zonder belemmering kunnen werken. Onder de contourveren hebben de duiven zogenaamd poederdons waarbij tijdens de groei de baardjes telkens afbreken en het veerpoeder ontstaat. Het veerpoeder vormt over de contourveren een waterafstotende laag.
Donsveren
Donsveertje komen over het gehele lichaam voor, het zijn weinig ontwikkelde veertjes. Als de duiven ziek zijn zien we soms dat de donsveertjes zich niet ontplooien en harde stompjes worden. Donsveertjes ruien het gehele jaar door. Als de donsrui (tijdelijk) stopt is er iets met de duif mis. De duif kan ziek zijn, maar ook kan een zware inspanning hiervoor verantwoordelijk zijn.
Verzorging tijdens de rui
Er worden vaak allerlei middelen aangeprezen om de rui te bevorderen. Daar is niets op tegen, maar gezonde duiven die in de periode van rust weinig extra stress kennen en gewoon goed voer krijgen behoeven maar weinig extra’s tijdens de rui. Er is geen enkel probleem om een goed gevarieerde vliegmengeling te blijven voeren tijdens de rui. Het verdient wel aanbeveling dit wat te mengen met snoepzaad met extra lijnzaad en een klein handje hennep en gepelde zonnebloempitten. Deze laatste zaden leveren extra eiwitten die noodzakelijk zijn bij de ontwikkeling van nieuwe veren. Natuurlijk mogen (steeds vers) grit en mineralen niet te ontbreken. De mineralen kunnen beter niet verstrekt worden in een apart potje. Beter is het om het voer wat aan te lengen met plantaardige olie en daar de mineralen door te mengen. Tweemaal per week is voldoende. Voor de olie kan men zonnebloem-, pinda-, rijstolie en andere plantaardige oliën gebruiken.
Andere toevoegingen op het menu zoals wekelijks een teentje knoflook in het water en wat groenvoer of andere variaties zijn prima.
Verder de duiven gewoon uitlaten. Langdurig vliegen is helemaal niet (meer) van belang. Kort vliegen en een beetje rondscharrelen rond het hok is ook prima. Zorg en wel voor dat er vaak een bad klaarstaat. Tijdens de vliegperiode is de behoefte aan baden ook aanwezig, maar tijdens de rui baden de duiven frequenter. Aan deze behoefte moeten we tegemoet komen door steeds een bad klaar te hebben staan als we de duiven uitlaten.
Na de rui
Op het einde van de rui of na de rui is het een prima periode om de duiven te enten tegen het paramyxovirus en de pokken. We zitten dan immers kort voor het vliegseizoen en voor wat betreft het paramyxovirus heeft dat een positief effect op de maternale immuniteit voor de jonge duiven die geboren worden. Voor de pokken heeft dat geen effect, maar de duiven enten vlak voor het vliegseizoen is niet optimaal omdat de duiven daar conditioneel toch even op moeten inleveren. Goed, als we dit allemaal achter de rug hebben dan dient de vraag bij het aanbreken van het vliegseizoen zich aan hoe we de duiven zolang mogelijk in de veren houden. Ruiende duiven op vluchten presteren minder en dat is niet wat wensen.
Beïnvloeden rui
De (grote) rui valt in het najaar in. Onder invloed van de hormoonhuishouding, aangestuurd door de daglengte, begint het ruiproces. Om de duiven in de rui te krijgen dient men in ieder geval niet meer bij te lichten. Het goed invallen van de rui wordt bij kippen toegepast door ze een dag te laten vasten. Bij duiven is dit ook is dit goed mogelijk. Met de voedermengeling zoals eerder beschreven zullen de veren en pluimen heel snel en overvloedig vallen.
Jonge duiven
Vooral bij jonge duiven is de uitgestelde van belang. Dit kan men bereiken door de jonge duiven op eieren te laten komen en jongen te laten krijgen. Na twee weken broeden, stoppen de duiven met ruien gedurende de cyclus van broeden en azen. Vooral voor de vluchten in augustus en eventueel in september zitten deze jongen dan nog goed in de veren en kunnen ze succesvol deelnemen aan wedvluchten. Meer toegepast is de rui te remmen door ze te verduisteren. Het daglicht activeert de rui en door de duiven minder licht te geven wordt de rui stilgelegd. Als men bijvoorbeeld om 18.00 uur de duiven verduistert door middel van een rolgordijn of karton voor de ramen en om 08.00 uur via een tijdsklok de lampen weer aan laat slaan of de verduistering verwijdert dan zal de rui worden uitgesteld. Dit verduisteren moet aanvangen na het spenen van de duiven tot een tot twee weken voor de eerste vluchten. Na de langste dag moet men dan weer gaan bijlichten door in de ochtend via de tijdsklok de verlichting weer te activeren op een half uur voor zonsopgang van de langste dag en dit gedurende het verdere vliegseizoen te blijven handhaven. Dat de duisternis ook in de avond vroeger invalt, blijkt bij het stoppen van het ruiproces niet veel van invloed te zijn. Verreweg de meeste duiven blijken hun veren dan vast te houden.
Oude duiven
Natuurlijk is het ook van belang dat de vliegploeg tijdens het vliegseizoen goed in de veren blijft. Men kan de duiven op het nest spelen omdat tijdens de cyclus van broeden en azen de duiven geen pen stoten. Na ieders legsel wordt er een pen gestoten. Een cyclus beslaat ongeveer 35 tot 40 dagen en als men niet al te vroeg begint met broeden dan zijn de duiven met succes met een redelijk volle vleugel het vliegseizoen door te krijgen. Maar na de eerste pen wordt na iedere cyclus weer een pen gestoten. Buiten de marathonvliegers zijn er niet veel liefhebbers die het nestspel aanhangen omdat het seizoen ook vroeger begint dan die van de marathonduiven. Als men echter op het zogenaamde ‘klassieke weduwschap’ speelt doemen er zo rond eind juni begin juli toch ook problemen op omdat dan de vijfde pen gaat vallen. Bij deze methode koppelt men begin februari, er worden jongen grootgebracht en een tweede nest wordt na een dag of tien broeden afgebroken en de duiven worden gescheiden.
Winterkweek
Winterkweek met de vliegploeg is een betere optie. In de winter zijn de dagen kort en bijlichten stimuleert het op eieren komen. Bij duiven die echter nog het vliegseizoen moeten beginnen is voorzichtigheid geboden met bijlichten vanwege de hormonale beïnvloeding die het ruiproces op gang kan brengen. Als de duiven in november enkele weken zijn voorgekoppeld is winterkweek echter goed mogelijk. Men zal wel wat langer moeten wachten op de eerste eieren. Dit kan natuurlijk geen probleem zijn. Mocht een enkel paartje niet op eieren komen dan is er ook geen man overboord. Draag er wel zorg voor dat er niet voor een tweede nest eieren worden gelegd want dat zal de eerste pen gestoten worden. De jongen dus vroeg afzetten en wel maximaal op een leeftijd van 15 tot 16 dagen en de ouderdieren scheiden. Men kan bij zowel de doffer als de duivin een jong onderbrengen om ze speenrijp te maken. Na de scheiding van de ouderdieren komen ze enkele weken niet meer bij elkaar. Daarna kunnen ze wekelijks, bijvoorbeeld na een opleervluchtje, weer enkele uren bij elkaar zijn om vervolgens weer gescheiden te worden. Zo brengen we de duiven in het ritme van de wedvluchten waar ze elkaar wekelijks na de wedvlucht treffen. Na de wedvluchten een nachtje bij elkaar is een prima om de band tussen de koppels goed te houden.
Variaties op winterkweek
Bij de winterkweek zijn variaties mogelijk zoals na de winterkweek de duiven te scheiden en de duiven pas bij de wedvluchten weer samen te laten komen of wel op eieren laten komen en soms zelfs tweemaal op eieren laten komen, maar na en dag of tien de eieren te verwijderen.
Opleren
Winterjongen hebben voordelen, maar dan moeten ze wel tijdig opgeleerd worden. Als de duiven gaan trekken is opleren meer dan gewenst. Dat wil zeggen dat op een leeftijd van 3 tot 4 maanden echt moeten worden weggebracht. Wacht men daar te lang mee dan mist men een belangrijke ‘leerperiode’ van de duiven en de kans dat deze duiven verloren gaan is dan ook veel groter.