Vogels: duikers en futen
Duikers en futen zijn vogels die veel vis eten, maar ook andere dieren die zij in het water kunnen vinden. Ze leven op meren, zeeën, moerassen en andere wateren. Futen zijn op beide halfronden te vinden, duikers komen alleen voor op het noordelijk halfrond. Duikers zijn over het algemeen groter dan futen.
Duikers en futen
Duikers en futen zijn vogels die voornamelijk in het water leven. Dit kunnen rivieren en meren zijn, maar ook de zee, vijvers en moerasgebieden. Tot de duikers behoren vijf soorten: de roodkeelduiker, de ijsduiker, de parelduiker, de geelsnavelduiker en de Pacifische parelduiker. Futen tellen ongeveer twintig soorten, waaronder de dodaars, de fuut, de roodhalsfuut, de geoorde fuut, de kuifduiker, de dikbekfuut en de zwanenhalsfuut.
Voorkomen
Alle duikers leven op het noordelijk halfrond. Hun broedgebieden bevinden zich in koude gebieden. Zo broedt de roodkeelduiker bij kleine meren in het noorden van Europa, Noord-Amerika en Rusland. In de winter trekken roodkeelduikers vanuit Scandinavië naar de West-Europese kusten van onder meer Frankrijk en Italië. Ook in Nederland en België kunnen ze dan gespot worden, langs de kust en bij riviermondingen. De ijsduiker broedt in het noorden van Noord-Amerika en IJsland. ’s Winters trekt hij naar de iets zuidelijker gelegen kusten van de Verenigde Staten en West-Europa. De parelduiker broedt op grote meren met kleine eilandjes in Noord-Europa en Rusland. Ook zij trekken in de winter naar gebieden waar het iets warmer is. De Pacifische parelduiker broedt op diepe meren in het noorden van Canada en het oosten van Siberië en Alaska, de geelsnavelduiker broedt eveneens in deze noordelijke gebieden. Ook deze soorten migreren in de winter richting het zuiden. De Pacifische parelduiker kan in de winter gespot worden in Mexico, Japan, China en Zuid-Korea, de geelsnavelduiker is als dwaalgast gespot in onder meer Mexico en Spanje.
Futen zijn zowel op het noordelijk als op het zuidelijk halfrond te vinden, afhankelijk van de soort. Zo leeft de Australische dodaars in Australië en Nieuw-Zeeland en de dikbekfuut in Zuid-Amerika en Noord-Amerika. De titicacafuut leeft op een aantal hooggelegen meren in de Andes. De zilverfuut komt voor in verschillende Zuid-Amerikaanse landen, waar ze in plassen en meren te vinden zijn. Futen die in Europa, en ook in Nederland en België leven, zijn de dodaars, de fuut, de roodhalsfuut, de kuifduiker en de geoorde fuut. De fuut broedt hier op meren en rivieren, de roodhalsfuut is in Nederland en België voornamelijk als dwaalgast te zien.
Uiterlijk
Duikers en futen zijn bijna altijd op het water te vinden. Toch hebben futen geen zwemvliezen. Hun tenen zijn voorzien van brede lobben, waardoor ze zich wel goed kunnen voortbewegen in het water. Op het land is dit moeilijker; dan schuiven ze op hun buik om bij hun nest te komen. Duikers zijn groter dan futen. Zo wordt de roodkeelduiker 50 tot 60 centimeter en de ijsduiker 70 tot 80 centimeter. De ijsduiker weegt 3 à 4 kilo. De fuut wordt ongeveer een halve meter en weegt een kilo of iets minder. De dodaars is duidelijk kleiner met 25 tot 30 centimeter. Deze vogel weegt slechts 100 tot 120 gram.
Duikers zijn niet altijd makkelijk van elkaar te onderscheiden. De roodkeelduiker is te herkennen aan de donkerrode vlek op zijn keel. Verder zijn ze bruin met grijs. De parelduiker en de Pacifische parelduiker lijken veel op elkaar. Beide hebben grijze, zwarte en witte veren. Ook de ijsduiker en de geelsnavelduiker lijken op elkaar. In de broedtijd is de geelsnavelduiker te herkennen aan zijn gele snavel. In de winter is het onderscheid tussen de vijf duikersoorten minder duidelijk dan in de zomer.
De geoorde fuut is herkenbaar aan zijn rode ogen en de geelkleurige oorpluimen die vrij lang zijn. Het is echter niet de enige fuut met oorpluimen. De fuut heeft zwarte oorpluimen, die van de kuifduiker zijn lichtbruin. De dikbekfuut heeft, zoals zijn naam al aangeeft, een korte, dikke snavel die wit van kleur is met in het broedseizoen een opvallende zwarte ring. De zwanenhalsfuut heeft een vrij lange nek. De bovenkant van zijn kop is zwart en heeft wel wat weg van een nestje.
Voedsel
Vissen vormen een belangrijke bron van voedsel voor zowel duikers als futen. De dodaars en de kuifduiker houden het bij kleine visjes, de ijsduiker zoekt naar grotere exemplaren. Naast vis staan er ook verschillende andere dieren op het menu. Zo eet de ijsduiker ook krabben en speurt de dodaars naar weekdieren, waterinsecten en kikkervisjes. Voor de geoorde fuut vormen waterinsecten, kreeftachtigen en weekdieren zelfs een belangrijker onderdeel van hun maaltijd dan vissen. De geelsnavelduiker eet onder meer ringwormen en schaaldieren. De Amerikaanse dodaars eet eveneens schaaldieren, maar ook kikkers en waterinsecten.
Nesten
Veel futen maken een nest van plantendelen dat op het water drijft, wat verankerd kan worden aan de begroeiing zoals rietstengels. Dit geldt bijvoorbeeld voor de dodaars, de fuut, de roodhalsfuut en de kuifduiker. De dodaars, roodhalsfuut, fuut, kuifduiker, geoorde fuut en de titicacafuut hebben één legsel per jaar. De titicacafuut legt meestal twee, soms drie of vier eieren. De roodhalsfuut legt er drie of vier, de dodaars vier tot zes per legsel.
Duikers maken hun nest aan de rand van het water. Zo maakt de roodkeelduiker een holletje dicht bij het water waar hij één keer per jaar twee eieren in legt. Ook de parelduiker, de Pacifische parelduiker, de geelsnavelduiker en de ijsduiker leggen twee eieren in hun nest dat bestaat uit een ondiep kuiltje aan de waterkant.