Vogels: steltlopers
Steltlopers zijn vogels met vaak lange poten en snavels. Ze leven meestal in de buurt van water, waar ze allerlei kleine ongewervelde dieren eten. Deze pikken ze met hun snavels uit de bodem. Ook in Nederland komen verschillende soorten steltlopers voor, maar sommige soorten hebben het hier steeds moeilijker door intensieve landbouw.
Steltlopers
Steltlopers zijn vogels met lange poten die vaak wadend in het water of de modder te vinden zijn. Ze leven voornamelijk in kustgebieden en bij andere wateren zoals meren en moerassen. Er zijn vele verschillende soorten steltlopers, zoals wulpen, plevieren, scholeksters, kluten, jacana’s, strandlopers, snippen en kemphanen.
Voorkomen
In Nederland en de kustgebieden langs Nederland, zoals het Waddengebied, zijn meerdere soorten steltlopers te vinden. De kluut komt bijvoorbeeld voor langs de Noordzeekust, maar ook langs de Atlantische Oceaan en landinwaarts in Zuid-Europa. Een deel van de kluten overwintert in Afrika. Ook scholeksters komen voor langs de kust, en landinwaarts bij rivieren en in weilanden in onder meer Nederland. Jacana’s komen voor in Afrika, zuidelijk van de Sahara. Kieviten (die behoren tot de plevieren) leven in de noordelijke helft van Afrika en in Europa, waar ze te vinden zijn in weilanden, heidevelden en akkers. Een steltloper die voorkomt in zowel Noord- als Zuid-Amerika is de Amerikaanse oeverloper, die leeft in gebieden met zoet water. De breedbekstrandloper is te vinden in Europa, Siberië en Zuid-Oost-Azië. Deze vogel heeft een voorkeur voor moerassen en veengebied. De Australische renplevier is een steltloper die niet in de omgeving van water leeft. De Australische renplevier is namelijk te vinden in open, regenarme gebieden in het zuiden en midden van Australië.
Voedsel
Steltlopers zijn vaak met hun snavel wroetend in de modder of de bodem van bijvoorbeeld grasland te zien. Hierin vinden ze voedsel als insecten en schelpdieren. Kluten en grutto’s bewegen hun snavel door de modder om zo ongewervelde dieren te vinden. De watersnip haalt kleine prooien uit de bodem, net als houtsnippen die vooral regenwormen oppikken. Zilverplevieren vangen hun prooien aan de oppervlakte met hun kortere snavel. Ze eten wormen, slakken en kleine kreeftachtigen. Scholeksters eten schelpdieren als mosselen en kokkels, maar ook kreeftachtigen, slakken en wormen. Schelpdieren krijgen ze open met hun beitelvormige snavel. Groenpootruiters eten kreeftachtigen, wormen, larven van insecten, kikkervisjes en kleine visjes. Ze jagen in het water achter deze visjes aan tot ze ze te pakken krijgen. De kanoet eet niet alleen dieren. Deze vogel broedt in koude gebieden in Siberië. Hij eet hier insecten, maar deze zijn niet altijd voldoende aanwezig. Daarom eet hij ook delen van planten. In de arctische winter trekken kanoeten naar iets warmere gebieden zoals het Waddengebied. Hier eten ze schelpdieren en kleine kreeftachtigen. De Australische renplevier eet naast ongewervelde dieren ook zaden. De Amerikaanse oeverloper eet insecten, kreeftachtigen en andere ongewervelden. Insecten vangen ze soms uit de lucht.
Bedreigd
Sommige steltlopers die eerder veel voorkwamen in Nederland, worden nu in hun voortbestaan hier bedreigd. Dit geldt bijvoorbeeld voor de kemphaan en de strandplevier. Kemphanen kwamen in de eerste helft van de twintigste eeuw nog algemeen voor als broedvogel in Nederland. Vanaf de tweede helft van de twintigste eeuw is het aantal met duizenden achteruit gelopen. Ook in de landen rond Nederland is de kemphaan bijna verdwenen. Dit wordt veroorzaakt door verlies van broedgebied door onder meer overbemesting, ontwatering en het vaak maaien in agrarische gebieden.
De strandplevier, die eerder algemeen voorkwam in Nederlandse kustgebieden, wordt ook bedreigd. Door het steeds drukker worden van deze gebieden voor recreatie komt deze plevier hier steeds minder voor. Ook door afdamming en inpoldering van bijvoorbeeld het IJsselmeer is de stand in Nederland sterk teruggelopen. Ook het aantal grutto’s in Nederland is de laatste decennia afgenomen. Dit lijkt te worden veroorzaakt door onder meer intensieve landbouw en verstedelijking. Voor de grutto blijft er op deze manier steeds minder ruimte om te broeden en te leven over.