Nestkastjes om de broedvogel te helpen
En dan is het bijna lente. De vogels zingen al het hoogste lied in februari, na een vrij zachte winter. De grote lijster is al gehoord en ook de vink, koolmezen, pimpelmezen, mussen en merels denken dat het lente is. Ook de roffel van de grote bonte specht is al gehoord. Het terrein wordt afgebakend voor een nieuw broedseizoen. De lente komt eraan! We kunnen de vogels helpen door de broedgelegenheid uit te breiden.
Versiert de pimpelmees het nest?
Broeden
Na het versieren van een vrouwtje wordt er een broedgelegenheid gezocht. Een natuurlijk nest wordt gemaakt of er wordt gekozen voor een kant en klaar nestkastje. Mooi is het om te zien hoe de vogels heen en weer slepen met takken, veertjes, haren en mossen. Zelfs bloempjes wordt het nest binnengesleept. De pimpelmees als een ware romanticus?
Woonwensen
Geen enkel nest is hetzelfde. Elke vogel heeft zijn eigen voorkeur. Voorkeur voor de plek, zoals in bomen, hagen, water of zandhellingen en elke vogel heeft een eigen voorkeur voor het nestmateriaal. Nestmateriaal als takjes, mossen, gras, veertjes of bladeren. Om een nest te bouwen is de omgeving heel belangrijk voor een vogel.
Omgeving
Is de omgeving:
- bosrijk. Hier zijn vogels te vinden als boomkruiper, bonte vliegenvanger, de grote bonte specht, mezen, het winterkoninkje en de bosuil;
- een agrarische omgeving. Een open omgeving met vogels als de huis-en boerenzwaluw, spreeuwen, mussen, de torenvalk en de kerkuil;
- een stedelijke omgeving. Ideaal voor koolmezen, pimpelmezen, huismussen, ringmussen.
De gekraagde roodstaart met nest onder de dakpannen
Een handje helpen
Sommige vogels zullen nooit een kant en klare nestkast gebruiken wanneer er voldoende plekken aanwezig zijn om zelf een nest te bouwen. Een vogel als de merel nestelt graag in ligusterhagen en conifeerhagen. De vink maakt zijn nest ook het liefst goed gecamoufleerd tussen de takken van bomen. Ook de heggenmus, de zanglijster, winterkoning en de roodborst zullen bij voldoende nestplekken zelf hun nest maken en profileren dit boven een gemaakt nest. Maar er zijn ook vogels die graag gebruik maken van een nestkast. Een nestkast gekocht of zelfgemaakt in de tuin. Een nestkast waar de bewoners van de woning, door de glazen tuindeuren, het broedende vogelpaar kunnen volgen, de jonge vogeltjes en bij veel geluk, het uitvliegen van de jonge vogeltjes. Een nestkast is voor veel overwinterende vogels tevens een plek om in de regen en lage temperaturen even te schuilen.
Het ophangen van de nestkast
Waar is de beste plek om de nestkast op te hangen? Een aantal dingen om rekening mee te houden:
- De hoogte. Neem een ophanghoogte van minimaal twee meter met een maximum van vijf meter. Voorkom dat zo dat rovers het nest leeg kunnen roven.
- De invliegopening richting noord-oost. Niet in de volle zon (zuid) en waar in Nederland het vaakst de wind vandaan komt (west)
- Veilige invliegroute. Boomtakken voor de invliegopening eventueel verwijderen.
- Maak de nestkast stevig vast. Bij storm zal de nestkast zo min mogelijk slingeren en dit voorkomt het vallen van de nestkast.
- De nestkasten niet naast elkaar. Houd zo’n tien meter van elkaar aan. Bij kool- en pimpelmezen kan het drie meter zijn.
- Plek op het terras. Houd bij het ophangen of bij zonnig weer de drukke vogelouders in de gaten. Durven ze binnen te vliegen om de jongen te voeren? Bij mensen op het terras is dit een reden voor vogels om niet binnen te vliegen. Houd hier rekening mee, bij het plaatsen van een nestkast.
Het begin is er
Zelf een nestkast maken
Nestkastjes zijn te kust en te keur te koop. Maar er zelf een maken is leuk om te doen. Met de juiste materialen en wetenswaardigheden, wordt een vogelnestje dan op maat gemaakt voor de tuinvogels in de omgeving. Let op de:
- Houtdikte. Minimaal 15mm dik (pallethout bijvoorbeeld)
- De juiste invliegopening. De grootte van de invliegopening bepaald welke soort vogel het nestkastje zal gaan bewonen. Bij de aanschaf van een nestkast is het dus van belang om te weten welke vogels er in je tuin voorkomen. De grootte van de invliegopening en de vogels die daarop afkomen.
- Stevigheid. Om het geheel stevig te laten hangen wordt er aan de achterkant van de nestkast een lat bevestigd, die er boven en onder uitsteekt. Tevens een stevige plek voor de ophanghaak.
- Neutrale kleur. Om niet de aandacht te trekken van rovers is een neutrale kleur gewenst. Een neutrale kleur als houtkleur, bruin en groen. Schilder het nestkastje alleen aan de buitenkant.
- Wel of geen stok voor de invliegopening. Om te voorkomen dat hier rovers (eksters en gaaien) op gaan zitten om de jongen op te peuzelen! Het is een beetje afhankelijk of deze rovers ook in de buurt nestelen.
- Manier van opengaan. Omdat een nestkast moet worden schoongemaakt is het nodig dat óf het dakje óf de zijkant open kan.
Invliegopening
Vogelsoort | Grote van de invliegopening |
Pimpelmees, zwarte mees | 25 -28 mm |
Koolmees, kuifmees, boomklever, bonte vliegenvanger, huismus, gekraagde roodstaart | 32 - 35 mm |
Spreeuw, grote bonte specht | 45 mm |
Roodborst, grauwe vliegenvanger, witte kwikstaart, merel, gekraagde roodstaart en zwarte roodstaart | Een half open kast. Zorg met grof gaas dat er geen 'rovers' bij kunnen |
Winterkoninkje | Halve ovaal, minimaal 5 centimeter of half open |
Steenuil | Afmeting lxbxh 75x30x23, met een invlieggat van ongeveer 6,5 tot 7 cm. Circa 2 cm van de bovenkant en circa 2 cm van de rechterkant en met een tussenschotje. |
De witte kwikstaart aan het nestbouwen
Het uitvliegen van de jonkies
Er is bijna niets mooiers dan het zien uitvliegen van de jonge vogeltjes. Met een smak vallen ze op de grond, lijkt het wel. Blijven even suf staan en zoeken dan een onderkomen onder de struiken, onder luid roepen van de oudervogel. Een aantal dingen kunnen helpen om te weten wanneer ze uit ’vliegen’. Namelijk observeren, tellen en luisteren. Zien wanneer er takjes, veren, mossen en (honden)haren worden gebracht in de nestkast. Hoogstwaarschijnlijk wordt er dan een nest gebouwd. Dit duurt ongeveer een week. Per dag wordt er daarna één ei gelegd. De koolmees legt ongeveer acht tot tien eieren. Tien dagen verder begint dan het uitbroeden van de eieren, en duurt ongeveer twee weken. De jongen blijven dan nog drie weken in de nestkast.
Ze vliegen snel uit
Zo’n drie dagen voor het uitvliegen kijken de jonge mezen, met hun grote snavels, al door de uitvliegopening. Nu weet je, ze vliegen gauw uit. De ouders stimuleren door hun roep de jonkies te laten uitvliegen. Dit roepen is een teken dat ze snel uitvliegen! Wanneer je de oudervogels hoort roepen: wees alert op het uitvliegen!
Niet kijken
Kijk niet of de jongen al zijn uitgevlogen. De kans dat de ouders niet meer voederen is te groot! Til niet de deksel van de kast op, om foto’s te maken! Op verschillende natuur- en vogelsites is het zelfs verboden om foto’s te sturen van jonge vogels in een nest. De kans is té groot dat de ouders niet terug komen!
Jonge merel
En dan zijn ze uitgevlogen
Een verlaten nestkast met de voldoening dat de jonge vogeltjes zijn grootgebracht. Of misschien wordt de 'woning' nog gekraakt door een ander of komt er nog een broedsel? Sommige tuinvogels broeden meer dan een keer. De nestkast moet, na zeker weten dat alle jonkies uitgevlogen zijn, eerst goed schoongemaakt worden. Het nestmateriaal eruit halen en verwacht bij een nestkast waar de kool- of pimpelmees gebroed hebben zeker geen nestkast vol vogelpoep, want dat is niet zo. Het ouderpaar eet de poep de eerste dagen van de jonkies op. Later brengen ze de poep weg en kun je ze zien vliegen vanuit de invliegopening met de poep in de snavel, mooi verpakt in een vliesje. Dit doen ze zodat vijanden niet kunnen ruiken waar hun nest zit. Dus geen nestkast met poep maar wel goed schoonmaken met heet water zonder schoonmaakproducten. Dit om parasieten geen kansen te geven.