Kweken van postduiven
Wie postduivensport bedrijft is afhankelijk van goede duiven en daarom is er veel aandacht voor het kweken van duiven in de hoop dat de nakomelingen echte topduiven zullen zijn. Bij het kweken van postduiven worden verschillende strategieën aangewend. Zo zien we kruisen, lijnenteelt, vrij paren en inteelt. Normaal kweekt men in het vroege voorjaar maar er is ook een vrij grote groep van duivenhouders die aan winterkweek doen. De kweek vraagt enige voorbereiding en als je daar oplet dan is het niet al te moeilijk om de duiven aan het broeden te krijgen. Hoewel men bij vogels en dus ook duiven spreekt van kweken is fokken natuurlijk een juistere term, maar we gebruiken voor het gemak het spraakgebruik te term kweken maar.
Lijnenteelt
Bij de lijnenteelt worden twee onverwante (stam)duiven genomen die op wedvluchten zeer goed presteren. Van de nakomelingen houden we de beste jonge doffer en duivin aan die goed van bouw en vitaal zijn. De stamdoffer en zijn dochter en de stamduivin met haar zoon worden in het volgende seizoen gekoppeld om daar weer jongen van te krijgen. Ook de jongen uit de lijn van de stamdoffer en de jongen uit de lijn van de stamdoffer en de lijn van de stamduivin kunnen met elkaar gekoppeld worden. Neem steeds de meest vitale duiven met een goede bouw en die bovendien goed presteren. Het is ook opletten geblazen. Zodra de vitaliteit begint af te nemen dien je de lijnenteelt met de betreffende duiven niet langer meer door te zetten. Goed presterende duiven uit een dergelijke stam die worden gekruist met een goede duif uit een andere goede maar onverwante stam brengen soms zeer goed presterende duiven voort. Dergelijke kruisingen laten soms een sterke opleving zien van de vitaliteit. Als beide stammen de eigenschappen voor goed te presteren in hun genen hebben blijft deze behouden terwijl de genenpoel door de onverwante kruising genen met minder geschikte eigenschappen terug dringt.
Inteelt
Bij inteelt wordt gekweekt met duiven die familie zijn van elkaar. De genenpoel van deze kweekduiven hebben veel overeenkomsten met elkaar. Genen die verantwoordelijk zijn voor de goede eigenschappen van een wedstrijdduif worden zo goed vastgelegd in de nakomelingen. Maar aan deze methode kleven, evenals bij de lijnenteelt, ook bezwaren. In de genenpoel kunnen namelijk ook minder gunstige genen aanwezig zijn en ook die worden dan aan de nakomelingen doorgegeven. Een strenge selectie op vitaliteit van de jonge duiven is echt een voorwaarde om je te wagen aan lijnenteelt en inteelt.
Bron: Falco Ebben Vrije partnerkeuze
Lijnenteelt en inteelt kunnen gezien worden als beredeneerd kweken van postduiven. Er is ook een natuurlijke manier van vrije partnerkeuze. Daarbij zoeken de duiven zelf hun partner om jongen mee te krijgen. Toch zie je ook hier dat die keuze niet altijd volkomen vrij is. Over het algemeen koppelt men toch we de beste duivin met de beste doffer om vervolgens ook de wat minder goed presterende doffers en duivinnen aan elkaar te paren. Natuurlijk is hier wel sprake van kweken met als resultaat dat er een grotere variatie in de genenpoel is. Maar ook bij deze methode is niet zelden sprake van lichte vormen van inteelt. De beter presterende duiven leveren veelal de jongen die het ook goed doen en zo zie je op een hok met bijvoorbeeld 20 duiven niet zelden dat er sprake is van lichte verwantschap. Voor duiven en andere vogels in de vrije natuur is voor het overleven van de soort een zo’n groot mogelijke variatie van de genenpoel van belang. Daar werken de vogels ook hard aan mee door ‘vreemd’ te gaan. Ook duiven die een koppel vormen paren als ze in de gelegenheid zijn met vreemde partners. Daarin staan duiven niet alleen. Bij veel, misschien wel alle vogelsoorten, zien we deze paringen. Dit gedrag heeft als gunstig effect dat voor de soort er een brede variatie blijft aan genenpoelen. Dit is van belang om het mogelijk te maken dat de soort zich kan blijven aanpassen aan een veranderende omgeving. Voor onze postduiven is dat misschien niet zo belangrijk meer, maar het blijft wel in de genen zitten.
Voorbereiding kweek
De duiven waarmee we willen kweken moeten gereed zijn voor de kweek. Dat wil zeggen dat de duiven gezond moeten zijn en de omstandigheden van dien aard dat de duiven zich ook willen voortplanten. Het aantal uren licht speelt daarbij een belangrijke rol. Er zijn diersoorten, veelal insecten, waarbij de temperatuur een belangrijke factor is voor voortplanting, maar verreweg de meeste soorten reageren op het aantal uren licht per dag. Bekend is dat bijvoorbeeld mezen zich bij hun voortplantingsdrift laten leiden door het aantal uren daglicht. Nu door de klimaatsverandering we warmere voorjaren hebben, zijn er eerder rupsen, bij uitstek het voer voor jonge mezen. Blijven de mezen vasthouden aan het aantal uren daglicht dan zullen steeds minder jonge mezen het overleven bij gebrek aan voedsel. Door de brede genenpoel van de mezen, die overigens ook ‘vreemd’ gaan, zijn er ook mezen die vroeger broeden. Deze vroeg-broeders zijn mogelijk in staat zich aan te passen aan de klimaatveranderingen die zich nu voltrekken. Voor de gehouden duiven is dat allemaal geen probleem. De duiven reageren op het aantal uren daglicht en dat kunnen we heel gemakkelijk reguleren door met kunstlicht te werken. Als we in de herfst/winterperiode op enig moment het aantal uren licht door kunstlicht opvoeren naar zo’n 12 uur per dag dan komen de duiven in paarstemming. De temperatuur is ondergeschikt. In februari, de maand waarin de meeste duivenhouders hun duiven gaan koppelen, is het bovendien vaak veel kouder dan in december. Het voer, in de rusttijd vaak wat lichter van aard, moet nu wat zwaarder worden, minder of geen gerst, wel meer erwten en veel kleinere zaden. Natuurlijk staat er dagelijks vers grit en mineralen ter beschikking.
Bron: Falco Ebben Het koppelen
Onder koppelen verstaan we het bijeenbrengen van een doffer en duivin met als doel dat ze een koppel (paar) gaan vormen die jongen zullen voortbrengen. Uitgangspunt moet zijn dat alleen gezonde duiven worden gekoppeld. Neem voor de koppeling een aantal uren de tijd. Het is handig als beschikt kan worden over kunstlicht. Sluit een half uur voor het invallen van de duisternis de doffers op in de broedbak met een broedschotel en geef de doffers zo veel als mogelijk is ook de broedbak van het vorige jaar. Een hogere bak willen ze ook wel accepteren of anders een bak die minstens even hoog staat. Kan dat om wat voor een reden niet dan kan de broedbak aantrekkelijk worden gemaakt door te zorgen dat er een donkere hoek in komt. Dat is te bereiken door de bak gedeeltelijk af te dekken met karton. Zorg ook voor nestmateriaal want sommige doffers gaan snel over tot nestelen en dat geeft aan de bak een snelle binding. Haal dan de duivinnen met een mand het hok in. Plaats de duivinnen bij de gewenste doffer en observeer goed hoe het met de gevormde koppels gaat. Herkoppelde paren van het vorig seizoen geven maar heel zelden problemen, maar combinaties van nieuwe koppels vragen meer aandacht. Doffers gedragen zich soms veel te fel en in een gesloten bak, waarbij de duivinnen geen vluchtmogelijkheden hebben, is dat niet bevorderlijk voor een goede koppeling. Kunstlicht is dan een dankbaar hulpmiddel. Inmiddels is het donker en bij het uitschakelen van het kunstlicht wordt het rustiger in de bakken.
Natuurlijk is er nog wel sprake van enige opwinding en dat is te horen aan de geproduceerde geluiden en als men na zo’n 15 minuten in het donker via het geluid nader heeft kennis gemaakt kan het licht weer aan. Veelal zijn de doffers dan wat kalmer en minder opdringerig met minder neigingen tot pikgedrag. Blijven ze toch te fel kan na enige tijd het licht weer uitgeschakeld worden voor wederom 15 minuten. Bij het inschakelen van de verlichting zullen de meeste koppels wel gepaard zijn. Maar ook als er toch een of meerdere koppels zijn waarbij dat nog niet het geval doen we toch definitief de verlichting uit. Zorg er dan wel voor dat u de volgende morgen tijdig op het hok bent om te kunnen handelen bij (nog) niet gelukte koppelingen. De meeste duiven zullen bij een koppeling tevreden zijn met de partner die de liefhebber als meest gewenste koppeling zag. De doffer laat even merken wie de baas is door zich wat dominant te gedragen, maar even later liggen ze meestal samen vredig in de broedschotel. Een enkele keer kan het voorkomen dat een nieuw gevormd koppel niets van elkaar wil weten. Ze enkele dagen samen in een leeg hok zetten wil dan nog wel eens helpen. Lukt de koppeling dan nog niet dan zal men nieuwe partners moeten zoeken.
Nestbouw, eileg en broeden
De duiven moeten naast de koppeling ook de juiste bak weten te vinden en dat doen we maar met een paar bakken welke uit elkaar liggen, tegelijk open te zetten. De overige bakken blijven dan natuurlijk gesloten. Gaat dat allemaal goed dan maken we andere combinaties die dicht bij elkaar liggen. Pas als er niet meer wordt “fout gevlogen” kunnen we volstaan met minder aandacht en tijd. Het nestmateriaal, tabaksstelen zijn hiervoor heel geschikt, kun je het beste op de bodem leggen zodat de duiven veelvuldig heen en weer moeten vliegen om het nestmateriaal bij het nest te brengen. Hierdoor leert men de eigen bak goed kennen en zal na enige tijd het “fout” vliegen tot het verleden behoren. Het drijven is een onderdeel van de hofmakerij bij de duiven. De doffers hebben het dan zeer druk, ze paraderen bijna continu achter de duivin aan. De duivinnen zorgen ervoor steeds een paar pasjes voor te blijven. Hoewel het zeer ergerlijk lijkt, denken de duivinnen daar schijnbaar toch anders over. Ze doen niet echt moeite om de vrijers van zich af te schudden en uiteindelijk laten de duivinnen zich het hof maken. Het eerste ei kan al na acht dagen na de koppeling worden verwacht, niet alle duivinnen zijn echter zo snel, maar binnen 14 dagen moet een gezonde duivin toch leggen. Mocht er na 14 dagen nog geen ei zijn dan kan er iets aan de gezondheid van de duiven schorten of het koppel wil te weinig van elkaar weten en moet je op zoek naar andere partners.