Killi's: Geslacht Aphanius
De eierleggende tandkarpers, die gezamelijk de zeer uitgebreide familie Cyprinodontidae vormen, kan men over vrijwel de gehele wereld treffen, behalve Australië. Tot het grote aantal geslachten behoren enkele voor de aquariumliefhebberij. Die vind u in dit artikel.
Aphanius
Aphanius Cypris
Familie: Cyprinodontidae
Herkomst: Klein-Azië, Cyprus, Israël, Jordanië en Syrië
Milieu: Zowel in zoet als in brak water
Grootte: Max. 6,5 cm
Temperatuur: 15- 25 graden
Vorm en kleurtekening:
Het lichaam is gestrekt en zijdelings iets samengedrukt. De grondkleur is gewoonlijk groenachtig bruin, met een tekening van donkere, zilverachtige blauwe vlekken. In de paartijd krijgt
A.Cypris een blauwachtig zwarte of gitzwarte kleur, met glinsterende, zilverkleurige puntjes; hij ziet er dan werkelijk als een juweel uit.
De vrouwtjes:
Vrouwtjes zijn geelachtig bruin, met blauwe puntjes, kleurloze vinnen en een rondere buikstreek.
Verzorging:
Deze vis vereist een vrij groot aquarium met veel schuilplaatsen, zodat wanneer er gevechten uitbreken de verliezer een plekje kan vinden om zich terug te trekken. Meestal zijn deze gevechten zeer onschuldig van aard.
A.Cypris is niet echt geschikt voor de gezelschapsbak. De samenstelling van het water is niet zo belangrijk, mits men er maar 5 gram zeezout per liter aan toevoegt.
Voedsel:
Het hoofdvoedsel bestaat uit waterinsecten, muggenlarven en cyclops, regelmatig aangevuld met enig plantaardig voedsel.
Kweek:
De meeste gezonde vrouwtjes leggen regelmatig grote, grijsachtig witte eieren tussen de drijfplanten en plukjes algen. Deze eieren kan men verzamelen en in een opfokbakje overbrengen. Meer eieren verkrijgt men echter door het kuitrijpe vrouwtje met 2 mannetjes apart te zetten. Hiervoor gebruikt men een klein, volglazen bakje met daarin slechts een klein plukje fijnbladerige planten of een bosje nylondraad. De eieren komen na ca. 14 dagen uit; de jongen zwemmen een dag later vrij en kunnen direct artemia-naupliën eten.
Bijzonderheden:
A.Cypris is één van de fraaiste, maar tevens één van de onverdraagzaamste aphanius soorten. Vooral in de paartijd kunnen de mannetjes zeer agressief zijn. Vaak wordt deze soort abusievelijk aangeduid met
A.Mento of
A.Sophiae.
Aphanius Dispar
Familie: Cyprinodontidae
Herkomst: De landen langs de Golf van Oman, Perzische Golf, Rode Zee en zuidoostelijk deel van de Middellandse Zee.
Milieu: Zowel in zoet als in brak water
Grootte: Max. 6 cm
Temperatuur: 15- 25 graden
Vorm en kleurtekening:
Het lichaam is gestrekt, zijdelings matig afgeplat. Bruinachtig tot blauw met glanzende, zilverachtige punttekening op het voorste deel van het lichaam. Op het achterlichaam en de staartvin lichte verticale strepen. In de paaitijd nachtblauw tot zwart met fel lichtend zilveren stippenpatroon dat zich ook in de vinnen voortzet. Achterlichaam en staartvin zijn dan zilverzwart gestreept. Aarsvin en buik en borstvinnen zijn dan citroengeel.
De vrouwtjes:
Grauwbruine grondkleur met een enigszins blauwachtige glans. Mist echter de prachtige puntentekeningvan de man. Ook de verticale strepen op achterlichaam en staartvin ontbreken. De vrouw wordt in het algemeen wat groter en forser dan de man en heeft een meer gevulde buikpartij. De man heeft de hiervoor beschreven kleurtekening; de tekening en de kleuren verschillen echter van individu tot individu, afhankelijk van de plaats waar de dieren in de natuur voorkomen.
Verzorging:
Deze vis vereist een vrij groot aquarium met veel schuilplaatsen, zodat wanneer er gevechten uitbreken de verliezer een plekje kan vinden om zich terug te trekken. Meestal zijn deze gevechten zeer onschuldig van aard.
A.Dispar is niet echt geschikt voor de gezelschapsbak. De samenstelling van het water is niet zo belangrijk, mits men er maar 5 gram zeezout per liter aan toevoegt.
Voedsel:
Het hoofdvoedsel bestaat uit waterinsecten, muggenlarven en cyclops, regelmatig aangevuld met enig plantaardig voedsel.
Kweek:
De meeste gezonde vrouwtjes leggen regelmatig grote, grijsachtig witte eieren tussen de drijfplanten en plukjes algen. Deze eieren kan men verzamelen en in een opfokbakje overbrengen. Meer eieren verkrijgt men echter door het kuitrijpe vrouwtje met 2 mannetjes apart te zetten. Hiervoor gebruikt men een klein, volglazen bakje met daarin slechts een klein plukje fijnbladerige planten of een bosje nylondraad. De eieren komen na ca. 14 dagen uit; de jongen zwemmen een dag later vrij en kunnen direct artemia-naupliën eten.
Aphanius Fasciatus
Familie: Cyprinodontidae
Herkomst: Noord Afrikaanse en Zuid Europese kust van de Middellandse Zee
Milieu: Zowel in zoet als in brak water
Grootte: Max. 6 cm
Temperatuur: 15- 25 graden
Vorm en kleurtekening:
De lichaamsvorm is gestrekt, zijdelings enigszins samengedrukt. De grondkleur is grijsachtig groen met een groot aantal smalle, donkere dwarsbanden. De vinnen zijn bleek tot diep oranjegeel; de rugvin heeft een donkere rand en de staartvin een onduidelijke streeptekening.
De vrouwtjes:
De vrouwtjes zijn zwaarder gebouwd, egaal grijsachtig bruin van kleur en bezitten over het gehele lichaam kleine donkere vlekken en strepen.
Verzorging: Deze vis vereist een vrij groot aquarium met veel schuilplaatsen, zodat wanneer er gevechten uitbreken de verliezer een plekje kan vinden om zich terug te trekken. Meestal zijn deze gevechten zeer onschuldig van aard.
A.Fasciatus is niet echt geschikt voor de gezelschapsbak. De samenstelling van het water is niet zo belangrijk, mits men er maar 5 gram zeezout per liter aan toevoegt.
Voedsel:
Het hoofdvoedsel bestaat uit waterinsecten, muggenlarven en cyclops, regelmatig aangevuld met enig plantaardig voedsel.
Kweek:
De meeste gezonde vrouwtjes leggen regelmatig grote, grijsachtig witte eieren tussen de drijfplanten en plukjes algen. Deze eieren kan men verzamelen en in een opfokbakje overbrengen. Meer eieren verkrijgt men echter door het kuitrijpe vrouwtje met 2 mannetjes apart te zetten. Hiervoor gebruikt men een klein, volglazen bakje met daarin slechts een klein plukje fijnbladerige planten of een bosje nylondraad. De eieren komen na ca. 14 dagen uit; de jongen zwemmen een dag later vrij en kunnen direct artemia-naupliën eten.
Aphanius Iberus
Familie: Cyprinodontidae
Herkomst: Zuid Spanje, Algerije en Marokko
Milieu: In hoofdzakelijk zoet water
Grootte: Max. 5 cm
Temperatuur: 15- 25 graden
Vorm en kleurtekening:
Het lichaam is gestrekt van vorm, relatief laag, zijdelings matig afgeplat. Op een blauwgroene ondergrond een groot aantal verticale lichtendblauwe dwarsstrepen. De staartvin is eveneens blauw met verticale donkerder strepen en een lichte zoom. Rug en aarsvin zijn donkerder met lichte puntentekening. Buikvinnen groenachtig geel met donkere gemarmerde tekening.
De vrouwtjes:
Eenvoudig groenachtig van kleur met bruine stippen en streepjes getekend. De vinnen zijn kleurloos. Het vrouwtje is duidelijk groter dan de man, heeft een gevuldere buikpartij en lijkt daardoor wat grover van bouw. De man heeft de boven omschreven tekening, die echter van individu tot individu kan verschillen, afhankelijk van de natuurlijke vindplaats van de dieren.
Verzorging: Deze vis vereist een vrij groot aquarium met veel schuilplaatsen, zodat wanneer er gevechten uitbreken de verliezer een plekje kan vinden om zich terug te trekken. Meestal zijn deze gevechten zeer onschuldig van aard.
A.Iberus is niet echt geschikt voor de gezelschapsbak. De samenstelling van het water is niet zo belangrijk.
Voedsel:
Het hoofdvoedsel bestaat uit waterinsecten, muggenlarven en cyclops, regelmatig aangevuld met enig plantaardig voedsel. Ze kunnen, vooral tegenover kleine vissen, soms nogal agressief zijn, zodat ze voor het gemiddelde gezelschapsaquarium volkomen ongeschikt zijn.
Kweek:
De meeste gezonde vrouwtjes leggen regelmatig grote, grijsachtig witte eieren tussen de drijfplanten en plukjes algen. Deze eieren kan men verzamelen en in een opfokbakje overbrengen. Meer eieren verkrijgt men echter door het kuitrijpe vrouwtje met 2 mannetjes apart te zetten. Hiervoor gebruikt men een klein, volglazen bakje met daarin slechts een klein plukje fijnbladerige planten of een bosje nylondraad. De eieren komen na ca. 14 dagen uit; de jongen zwemmen een dag later vrij en kunnen direct artemia-naupliën eten.
Bijzonderheden:
In Spanje werden ter bestrijding van de malariamug levendbarende tandkarpertjes van het geslacht
Gambusia (
G.patruelis) ingevoerd. Waarschijnlijk daardoor is
A.iberus sterk teruggedrongen omdat ook voor deze prachtige tandkarper muggenlarven het hoofdvoedsel vormen.