Vissoorten: De baars
De baars is een veelvoorkomende vissoort die aangetroffen kan worden in veel verschillende watertypen. Het kan variëren van stilstaand water, tot water met enige stroming. Baarzen zijn roofzuchtig en jagen in scholen. De baars heeft een opvallende vertoning met zijn gestreepte lichaam en opvallende rode vinnen.
- Wetenschappelijke naam: Perca fluviatilis
- Nederlandse naam: Baars
- Familie: Percidae (Echte baarzen)
De baars
De baars is één van de meest voorkomende vissoorten in Nederland. Binnen de familie van de Echte baarzen (Percidae) is de baars de meest voorkomende soort. Baarzen leven voornamelijk in scholen. Al op jonge leeftijd zijn ze vaak gemengd met scholen blankvoorns. Ook tijdens de jacht is de baars in schoolvorm. De baas jaagt voornamelijk met zijn ogen en vangt verder bewegend voorwerpen in het water op door gebruik te maken van zijn zijlijnsysteem. De baars pakt zijn prooien meestal bij de kop, dit is dan ook de reden waarom de baars in scholen jaagt. Het is namelijk niet altijd makkelijk om een prooi vanaf de kop te grijpen wanneer de baars alleen aan het jagen is.
Kenmerken
De baars is makkelijk te onderscheiden van andere vissoorten in de Nederlandse wateren. De baars heeft een licht gedrongen bouw. De kop van de baars is vrij groot en langwerpig. De overgang van de kop richting de rug is hoog, hierdoor oogt de bouw wat gedrongen. De bek van de baars is eindstandig en lijkt gesloten vrij klein, maar wanneer deze geopend wordt opvallend groot. De kieuwdeksels lopen licht af naar onderen en eindigen in een spitse punt. De schubben van de baars zijn vrij klein en ruw getand, hierdoor voelt de baars ruw aan bij aanraking. De baars telt 51 tot 61 schubben langs de zijlijn.
De baars heeft twee rugvinnen. De eerste rugvin bestaat alleen uit harde vinstralen, de baars kan deze vin volledig uitzetten, het lijkt hierbij op een soort rij met stekels. In de eerste rugvin is een zwart vlekje zichtbaar. De tweede rugvin is zacht, op de eerste vinstraal na.
De rug is vrij donker, vaak donkerbruin tot donkergrijs. De buik van de baars is zilverkleurig. De buikvinnen zijn fel rood, ook de staartvin kan rood zijn, maar dit hoeft niet altijd het geval te zijn. Verder beschikt iedere baars over vijf tot negen donkere zwarte strepen verticaal over de zijlijn. De strepen zijn vaak onregelmatig en iedere streep op de baars aanwezig is anders.
Overige kenmerken
- Maximale lengte: 60 cm
- Maximale leeftijd: 21 jaar
- Maximale gewicht: 4,75 kilogram
Voedsel
Baarzen zijn roofzuchtig rovers en eten werkelijk alles wat eetbaar is. De grootte van de bek bepaald voornamelijk wat de baars wel of niet kan eten. Het voedsel wat de baars eet bestaat voornamelijk uit prooivissen. De prooivissen welke de baars vooral eet zijn spiering, pos, rivierdonderpad, snoekbaars, blankvoorn, brasem, baars en paling. De soort is afhankelijk van het aanbod van het water waarin de baars leeft. Grote baarzen kunnen ook eigen soortgenoten opeten. Jonge baarzen eten hoofdzakelijk zoöplankton, maar zodra de bek groot genoeg is, eten ze daarnaast ook insectenlarven en kleine kreeftjes.
Verspreiding en leefgebied
De baars komt in veel wateren voor. Dit kan variëren van stilstaand water tot stromend water, en tevens kan de vissoort voorkomen op brak water. De vissoort kan zelfs aangetroffen worden in wateren op een hoogte van meer dan 1000 meter.
Het gebied waar de baars leeft wordt voornamelijk bepaald door de watertemperatuur in de zomermaanden. De watertemperatuur in de zomermaanden mag namelijk niet onder de 14 graden Celsius of boven de 28 graden Celsius komen. De baarzen leven in de zomer en winter in verschillende delen van het water. In de zomerperiode zoeken de baarzen het ondiepere water op, terwijl ze in de winterperiode de diepere delen van het water opzoeken. Jong baarzen leven voornamelijk in het ondiepe water, vaak zijn ze terug te vinden in de oeverzones of in de bovenste lagen van het water. Hoe ouder de baars wordt, hoe dieper het water is welke de vissoort zal opzoeken. Baarzen kunnen zelfs voorkomen op een diepte van meer dan 50 meter.
Voortplanting
De paaitijd van de baars in Nederland is tussen de maanden maart en juni. De temperatuur van het water dient tussen de 8 graden Celsius en de 14 graden Celsius te zijn. Tijdens de paaitijd trekt de baars richting het ondiepere water. Mannetjes komen altijd eerder aan op de paailocaties als de vrouwelijke exemplaren. De vrouwtjes wachten in de diepere delen totdat de paai begint. Tijdens de paai is één vrouwelijke baars meestal in gezelschap van meerdere mannetjes.
De locaties waar de baarzen paaien hebben meestal een diepte van ongeveer 0,5 tot 3 meter diepte. Op de locaties dient een paaisubstraat aanwezig te zijn wat kan variëren van waterplanten, omgevallen bomen, wortels van bomen of takken. Tevens kan de baars ook zand, grind of stenen gebruiken als paaisubstraat. Ook komt het geregeld voor dat er op netten van vissers kuit van de baars aangetroffen wordt. Indien de baars in een gebied leeft waar stroming in het water voorkomt, zal deze altijd een geschikte plek zoeken waar de stroming niet of nauwelijks aanwezig is.
Dwerggroei
De baars dient zo snel mogelijk over te schakelen op prooivis wanneer deze groot genoeg wordt. Indien er in wateren veel baars aanwezig is, is de kans zeer groot dat er onvoldoende prooivis aanwezig is om alle aanwezige baars te kunnen voeden. Hierdoor kan er dwerggroei optreden. De baarzen worden onder deze omstandigheden vaak niet groter dan 13 á 15 cm. Wanneer er dwerggroei plaatsvindt zijn de baarzen vaak ook donkerder van kleur.