Opmerkelijke natuurverschijnselen rond Great Rift Valley
Het Great Rift Valley gebied omvat veel van grote waarde (bakermat van de mens, natuurwonder, wildreservaat). Enkele van die opmerkelijke zaken in en rondom de grootste slenk op aarde zullen in onderstaand artikeltje wat nader worden belicht.
Het Natronmeer
Great Rift Valley beslaat een deel van Tanzania. Maar ook andere - niet direct bij deze vallei behorende - natuurlijke bijzonderheden zijn het vermelden waard. Zo bijvoorbeeld het Natronmeer, dat eveneens in Tanzania ligt. Jaarlijks kleurt dit meer rood door de algengroei. Het meer behoort tot een van de meest troosteloze landschappen ter wereld. Vanuit het binnenste van de aarde worden grote hoeveelheden soda omhooggestoten door geisers. Het soda komt borrelend aan de oppervlakte en kristalliseert tot sodapaketten, die als miniatuur ijsbergen op het water van het meer drijven.
Roze pracht
Net zoals het Natronmeer lijkt het Magadimeer in Kenya op een groot vat vol borrelende soda en algen. Alleen flamingo's kunnen gedijen in dit sterk alkalische milieu. Deze vogels zeven met hun sterke snavel de planten (die hun hoofdvoedsel vormen) uit het water.
Vorming van een breuk
Een breukdal (zoals bij de Great Rift Valley) wordt geboren wanneer magma de aardkorst verhit. Hierdoor zet de aardkorst niet alleen uit, het stulpt ook uit. Na verloop van tijd stort een deel van de aardkorst in, waarbij een steile wand ontstaat. Dit noemen we een horst. In het plateau onder de horst ontstaan spleten, breuklijnen en met lava bedekte plooien. Dit gebied vormde zich ongeveer 5 miljoen jaar geleden. Hoger in de aardkorst vormt zich dan door endogene krachten een hele reeks horsten, die samen op een trap lijken. Tijdens dat proces verzakt het middengedeelte tot een sleuf met een platte bodem. Dit wordt een graben genoemd. Er ontstaat een lavastroom op de bodem van het te vormen dal. Ook ontstaan er nog meer breuken. Het vormen van horsten (als trap) vond plaats ongeveer 3 miljoen jaar geleden. Via breuklijnen, vulkanen of openingen in het dal komt magma naar buiten, waardoor ongeveer 2 miljoen jaar geleden basaltvlakten ontstonden.
Uniek isolement
In de Grote Zoetwater Meren van Afrika (Victoriameer, Tanganjikameer en Malawimeer) leeft een buitengewone diversiteit aan vissoorten. Het zijn merendeels felgekleurde tropische vissen van de Cichlide-familie. Een groot aantal Cichliden komt alleen voor in deze meren en vormt een prachtig voorbeeld van de ontwikkeling van soorten. De kaken en tanden van deze vissoorten zijn afgestemd op het voedsel en er zijn uiteenlopende lichaamsvormen ontwikkeld. Zo hebben roofvissen een torpedovorm vanwege de snelheid. Om partners te lokken hebben vele vissen een opvallende tekening of felle kleuren.
Zo leven er in het Victoriameer 170, in het Tanganjikameer 126 en in het Malawimeer 200 Cichlidesoorten.
Enkele opmerkelijke soorten zijn:
- de geelgestreepte pseudotropheus auratus, een planteneter die 9 cm groot kan worden
- de groene hemitilapia oxyrhynchus, eveneens een planteneter. Deze vis kan tot 18 cm groot wordien
- de bruin-gouden petrotilapia tridentiger, een vis die zich voedt met van de rotsen geschraapte algen
- de horizontaal gestreepte bleekroze-bruine lobochilotes labiatus, een omnivoor die 38 cm groot kan worden
- de plecodus paradoxus, die zich voedt met schubben van andere vissen
- de torpedovormige bathybates ferox, een roofvis die 38 cm groot kan worden
- de lethrinops gossei, die zich voedt met ongewervelde dieren op de bodem
Oerdieren in hun element
De vruchtbare graslanden en de combinatie van een overvloed aan planten, kruiden en klaver in de Ngorongoro-krater bieden 25.000 tot 30.000 grazers permanent ruimschoots voedsel. Naast zebra's en gnoes bevindt zich hier ook een - snel slinkende - populatie zwarte neushoorns. Het resultaat van de intensieve vervolging van deze dieren is huiveringwekkend. Tegenover duizenden om hun hoorn afgeslachte dieren staan slechts enkele tientallen geredde.
Het archeologen-antropologen echtpaar Leakey
Voornamelijk dank zij het werk van dit Britse echtpaar heeft de Olduvai-kloof een aantal stuks van de menselijke evolutiepuzzel prijsgegeven. In 1959 stuitte Mary Leakey op de eerste complete schedel van een mensachtig wezen van het soort Australopithecus africanus (zuidelijke aap). Deze schedel lag tussen aardlagen, die precies te dateren waren als 1,9 en 1,7 miljoen jaar oud. Deze mensachtige werd Lucy genoemd. Ze had een klein schedeldak. De schedelinhoud was een derde van die van de moderne mens, maar de vorm van de schedelbasis toonde aan dat zij rechtop had gelopen (en niet op haar voorste ledematen had gesteund, zoals mensapen doen). Uiteindelijk zijn ruim 50 schedels van mensachtigen in de Olduvai-kloof opgegraven. Andere (nog oudere) vondsten gevonden meer naar het noorden, in Etiopie, wijzen erop dat in dit deel
van Afrika de menselijke soort is ontstaan. Zoon Richard Leakey zette het werk van zijn ouders in de Oostafrikaanse slenk voort. In deze slenk zijn onder meer de schedels gevonden van de meest recente voorouders van de mens, de homo erectus, waarvan de schedels gedateerd zijn op 1.6 miljoen tot 200. 000 jaar oud. Schedels van de Australopithecus africanus zijn 3,7 tot 1,6 miljoen jaar oud.