Schadelijke insecten op koolzaad: behandeling en bestrijding
Koolzaad, Brassica napus, is een belangrijk gewas dat wereldwijd gekweekt wordt voor het zaad. Hiervan wordt koolzaadolie gemaakt dat als voedsel en als biobrandstof wordt gebruikt. Vroeger gebruikte men de olie voornamelijk als lampolie vanwege de bittere smaak, veroorzaakt door een hoog gehalte aan erucazuur. In de jaren 1970 werden erucazuurarme rassen gekweekt en sindsdien is de olie geschikt voor consumptie en het restproduct, perskoeken, geschikt voor veevoer. Koolzaad wordt door diverse insecten bezocht, waarvan enkele het hebben voorzien op de bloemen, bloemknoppen, peulen of zaden. Deze kunnen zeer schadelijk worden.
Inhoudsopgave
Schadelijke insecten op koolzaad
Sommige insecten die koolzaad bezoeken, kunnen veel schade aanrichten. Van de een zijn het vooral de larven die schadelijk zijn, vanwege hun vraat aan de peulen en zaden, terwijl van een andere soort zowel de volwassen insecten als de larven schade berokkenen door hun vraat aan bloemen en bloemknoppen, waardoor soms de peulen niet tot ontwikkeling komen, of aan kiemplanten. De meest schadelijke insecten zijn de koolzaadsnuitkever,
Ceutorhynchus obstrictus, de koolzaadhauwgalmug,
Dasineura brassicae, de koolzaadglanskever,
Meligethes aeneus en de koolzaadaardvlo,
Psylliodes chrysocephala.
De koolzaadsnuitkever, Ceutorhynchus obstrictus
De koolzaadsnuitkever,
Ceutorhynchus obstrictus (ook wel C. assimilis genoemd) (Orde: Coleoptera; Familie: Curculionidae), is een 2 tot 3 mm lange, wat peervormige kever. Zijn kleur is zwart met grijswitte haren die zijn lichaam en poten bedekken. De zeer lange snuit is licht gebogen en zijn voelsprieten hebben knotsvormige uiteinden. Ze leven op veel kruisbloemigen, zoals kool, koolraap, koolzaad e.d. Het zijn vooral de larven die schadelijk zijn omdat ze aan de zaden in de peulen vreten.
Biologie
De eerste volwassen koolzaadsnuitkevers verschijnen in het voorjaar. Zij voeden zich door te knagen aan bloemknoppen en jonge vruchten. De hoogste vluchtactiviteit wordt bereikt als hun waardplanten – koolzaad, kool, koolraap en andere kruisbloemigen – volop in bloei staan, van eind april tot juni. Vrouwtjes boren een gat en de wand van een peul en leggen daar één wit, ovaal ei in. De larve komt acht à negen dagen later uit en vreet aan de zaadknoppen. Zo'n vier weken later, gedurende welke tijd de larve volgroeid is, heeft hij drie tot vijf zaden vernietigd.
De volgroeide larve boort een gat van ongeveer 1 mm doorsnede in de wand van de peul, waardoor hij naar buiten kruipt. Hij laat zich op de grond vallen en graaft zich in. Op 5 tot 10 cm diepte verpopt hij en zo'n drie weken later komt hij als volwassen kever weer tevoorschijn, om zich te goed te doen aan gecultiveerde en wilde kruisbloemigen. In augustus verbergt de kever zich tussen bladafval of in droge grond om te overwinteren.
Schade
Hoewel volwassen kevers aan bloemen, knoppen, peulen en stengels van hun waardplanten vreten, veroorzaken zij normaal gesproken geen serieuze schade. Larven, daarentegen, veroorzaken schade door de zaden in peulen te consumeren.
Echter, vrouwelijke kevers die van de peulen vreten en er gaten in boren om eieren te leggen, maken het wel gemakkelijker voor de
schadelijke koolzaadhauwgalmug,
Dasineura brassicae (Orde: Diptera; Familie: Cecidomyiidae) om de peulen binnen te dringen. De larven van deze galmuggen vreten aan de zaden en de binnenwand van de peul. Hun vraat veroorzaakt een groot zaadverlies doordat tevens deformatie, vergeling en het openbarsten van zaden optreedt. De aanwezigheid van deze galmuggen maakt de koolzaadsnuitkever daardoor tot een veel serieuzere plaag.
Natuurlijke vijanden
De koolzaadsnuitkever heeft veel natuurlijke vijanden. Kleine wespjes van de familie Myrmaridae,
Antoniella declinata en
Anaphes autumnalis, zijn
eierparasieten.
Belangrijke parasitoïden die de larven aanvallen zijn de wespen
Trichomalus perfectus,
Mesopalobus morys en
Stenomalina gracilis, die behoren tot de familie der Pteromalidae, alsmede de wesp
Microtonus melanopus die tot de familie der Braconidae behoort. Hiervan is
Trichomalus perfectus het meest wijdverspreid en deze soort kan meer dan de helft van de larven aanvallen in een veld dat niet met insecticiden is behandeld.
Behandeling
Plaats gele vallen gevuld met zeepwater. De gele kleur trekt vliegende volwassen kevers aan, die in het zeepwater terecht komen en verdrinken.
Controleer de planten regelmatig op de aanwezigheid van kevers door de planten te schudden (de snuitkevers laten zich op de grond vallen als ze gestoord worden) en pas als er minstens twee kevers per plant gevonden worden kunnen insecticiden gebruikt worden. Aanbevolen wordt het gebruik van pyrethroiden, maar alleen gedurende de
bloeiperiode, aangezien het dan geen kwaad kan voor de meest belangrijke parasitoïde,
T. perfectus, die pas arriveert na de belangrijkste bloeiperiode om naar larven van
C. assimilis te zoeken om daar zijn eieren in te leggen.
Pas op: pyrethroiden zijn erg gevaarlijk voor bijen en voor de parasitoïden van de koolzaadhauwgalmug en dit middel moet daarom alleen gebruikt worden in
uiterste nood!
Een ander middel dat vroeger vaak werd aangeraden tegen de koolzaadsnuitkever is triazophos. Dit middel bleek echter
zeer gevaarlijk te zijn voor zowel
T. perfectus als voor bijen en mag niet meer gebruikt worden.
De koolzaadglanskever, Meligethes aeneus
De koolzaadglanskever,
Meligethes aeneus (Orde: Coleoptera; Familie: Nitidulidae) is een belangrijke plaag in koolzaad, vooral in jaren waarin het late voorjaar koel en nat is, en de bloei door deze condities vertraagd wordt. Zowel de volwassen kevers als de larven kunnen grote aantallen bloemen en bloemknoppen vernielen.
Uiterlijke kenmerken
De koolzaadglanskever,
Meligethes aeneus is een zwart kevertje met een lengte tussen de 1,5 en 2,7 mm. De dekschilden zijn metaalachtig blauw of groen met fijne haartjes; de poten zijn bruin. De kever heeft antennen met een knopje aan het eind.
De larven zijn ongeveer 4 mm lang en gelig wit, met twee of drie kleine vlekjes op de rugkant van ieder lichaamssegment. De kop en korte poten zijn zwart.
Biologie
M. aeneus overwintert als volwassen kever in de grond. In het voorjaar, als de temperatuur waarden van 15 ºC of hoger bereikt, vliegen de kevers naar de koolzaadvelden, waarbij ze soms afstanden tot 3 km kunnen afleggen. Als de bloemen nog gesloten zijn, bijten ze in de oudste bloemen om het pollen te bereiken. Behalve van het pollen, vreten ze ook van de nectar. De vrouwtjes leggen eieren op de stampers of meeldraden, nadat ze een gat hebben gebeten in de bloemknop. Ieder vrouwtje kan zo'n 200 eieren produceren.
De larven komen na vier tot zeven dagen uit en eten gedurende drie tot vier weken van het pollen waarna ze zich op de grond laten vallen en zich ingraven om te verpoppen.
In juni komen de jonge kevers tevoorschijn waarna men ze op
knoppen en bloemen van veel kruisbloemigen kan waarnemen. In augustus en september vliegen de kevers naar hun overwinteringsplaatsen, vaak aan bosranden, waar zij zich tot 2 à 5 cm diep in de grond ingraven.
Schade
In een koel en nat voorjaar wordt de bloei van koolzaad vertraagd. Hierdoor kan de koolzaadglanskever een belangrijke plaag vormen, omdat zowel de volwassen kevers als de larven grote aantallen bloemen en knoppen kunnen vernietigen. Ze kunnen ook schade toebrengen aan bloemen en knoppen van kolen en bonen, die daardoor geen of weinig zaad vormen. Na een warm en zonnig voorjaar, daarentegen, zijn de bloemen al open als de kevers arriveren; de schade zal in dat geval minimaal of afwezig zijn.
Natuurlijke vijanden
Larven van de koolzaadglanskever worden gegeten door volwassen lieveheersbeestjes, zoals
Coccinella septempunctata (Orde: Coleoptera; Familie: Coccinellidae) en hun larven, en ook door de larven van de gaasvlieg
Hemerobius (Orde: Neuroptera; Familie: Hemerobiidae). Kleine parasitaire wespjes, zoals
Isurgus heterocerus en
Diospilus capito (Orde: Hymenoptera) vallen ook de larven van de koolzaadglanskever aan, maar belangrijkere parasitoïden van de larven zijn wespen uit de familie der Ichneumonidae:
Phradis interstitialis,
Phradis morionellus en
Tersilochus heterocerus.
Behandeling
Door middel van gele vallen kan men bepalen hoeveel kevers dagelijks het koolzaadveld binnenvliegen. Deze meting moet bijgehouden worden vanaf het moment dat, bij een temperatuur van 15 ºC en hoger, de eerste knoppen ontstaan tot aan de eerste bloei. Als meer dan vijf of zes kevers per val worden gevonden aan de rand van een veld met winterkoolzaad, of meer dan twee kevers aan de rand van een veld met zomerkoolzaad, kan het gebruik van insecticide noodzakelijk zijn. Het is meestal voldoende om alleen de randen van het veld te bespuiten. Als er al enkele bloemen open zijn, of als er zich in of vlak bij het koolzaadveld bloeiend onkruid bevindt, dan mogen alleen insecticiden gebruikt worden die onschadelijk zijn voor bijen.
Het wordt aangeraden zo min mogelijk te ploegen na de oogst van koolzaad, omdat ploegen de poppen van de parasitoïden naar de oppervlakte brengt en ze zo kunnen worden opgegeten of kunnen uitdrogen.
De koolzaadaardvlo, Psylliodes chrysocephala
De koolzaadaardvlo,
Psylliodes chrysocephala (Orde: Coleoptera; Familie: Chrysomelidae) kan, bij grote aantallen, zeer schadelijk zijn en een totale oogst van koolzaad vernietigen.
Uiterlijke kenmerken
Volwassen kevers zijn 3 tot 4,5 mm lang, metaalachtig blauw-zwart met een roodachtige kop en lange antennen. De larven zijn als ze uit het ei komen ongeveer 1,5 mm lang en groeien tot een lengte van 8 mm. Ze zijn wittig beige met een zwarte kop en een zwarte plaat aan hun achterkant.
Biologie
Jonge volwassenen verschijnen in juni. Ze knabbelen aan bladeren en groene peulen. Begin augustus zoeken ze vochtige schutplaatsen onder het bladerdek van verschillende wilde planten aan de rand van het koolzaadveld om in een rusttoestand, genaamd zomerdiapauze, te gaan. In september worden ze weer actief. De kevers gaan naar nieuw gezaaide koolzaadvelden en vreten van zaailingen en jonge bladeren. De vrouwtjes leggen eieren aan de basis van planten, als de temperatuur niet te laag is. In november-februari, bij milde temperaturen, komen de eieren uit. De larven vreten zich onmiddellijk het weefsel binnen tot ze in de stengel gekomen zijn. Vandaar kunnen ze al vretend de eindknop bereiken. Pas in mei verpoppen de larven in de grond op een diepte van 0,5 tot 8 cm.
Schade
Als er veel kevers zijn, kan een aanval op zaailingen een gehele oogst vernietigen. De vraat van larven verzwakt de planten. Zij vormen vaak zijtakken en groeien minder hoog. Ook komen er minder bloemen tot bloei.
Natuurlijke vijanden
De belangrijkste natuurlijke vijand is de wesp
Tersilochus microgaster die behoort tot de familie der Ichneumonidae. Deze parasiteert de larven in het voorjaar. Kortschildkevers en loopkevers vreten van de eieren en poppen.
Behandeling
Men kan in de herfst tegen de volwassen kever met pyrethroiden spuiten. Dit wordt gedaan als meer dan 25% van het bladoppervlak van het eerste tot tweede bladstadium van de kiemplanten is aangetast door vraat, ofwel als meer dan 50% van het bladoppervlak van het derde tot vierde blad-stadium is aangevreten. Ook tegen de larven die nog niet in de hoofdstengel zijn doorgedrongen kan dit middel gebruikt worden. Dit dient te gebeuren als er meer dan vijf larven per plant zijn gevonden. Echter, houd er rekening mee dat er in Engeland in 2014
resistentie tegen pyrethroiden waargenomen is.
Parasitoïden verblijven als pop in de grond en deze kunnen gedood worden door het ploegen van het veld. Het wordt daarom aangeraden het ploegen tot een minimum te beperken.
Enkele andere insecten die af en toe schadelijk kunnen zijn
Op koolzaad komen nog een paar andere insecten voor die echter meestal weinig schade berokkenen. Dit zijn de aardvlooien
Psylliodes luteola en diverse
Psyllotreta soorten. Onder de bladluizen zijn de groene perzikbladluis,
Myzus persicae en de
melige koolluis,
Brevicoryne brassicae af en toe schadelijk op koolzaad, vooral door hun vermogen om virussen te verspreiden. Deze bladluizen kunnen in groten getale voorkomen na zachte winters.
Myzus persicae is resistent tegen diverse chemische bestrijdingsmiddelen en kan daardoor moeilijk bestreden worden.
Brevicoryne brassicae kan goed onder controle gehouden worden door zijn natuurlijke vijand, de parasitaire wesp,
Diaeretiella rapae (Orde: Hymenoptera; Familie: Aphediidae).