Schadelijke insecten op rododendron: biologische bestrijding
De rododendron behoort, samen met de azalea, tot de heidefamilie (Ericaceae). Het zijn meest houtige struiken, hoewel sommige soorten tot kleine bomen kunnen uitgroeien. De gave, puntige bladeren staan verspreid, maar omdat ze vaak aan het eind van een tak gegroepeerd staan, lijkt het of ze een krans vormen. De bloemen vormen dichte of losse tuilen (platte, samengestelde bloeiwijzen), maar ook soorten met alleenstaande bloemen komen voor. Rododendrons worden bezocht door diverse insecten, waarvan sommige schadelijk kunnen worden.
Inhoudsopgave
Schadelijke insecten op rododendron
Hoewel enkele insecten zich tegoed doen aan de bladeren en sappen van de rododendron heeft deze er normaal gesproken niet veel van te lijden. Toch kunnen ze er in bepaalde gevallen wel schade van ondervinden.
Rododendroncicade /
Bron: Dr. P. Christiansen-WenigerRododendron cicade
De rododendron cicade,
Graphocephala fennahi (Orde: Hemiptera; Familie: Cicadellidae) is een Noord-Amerikaanse soort die rond 1930 in Engeland arriveerde, waarschijnlijk met plantmateriaal. Hij vestigde zich snel en breidde zich uit. Zo'n dertig, veertig jaar later vestigde hij zich ook op het vasteland van Europa en komt hier nu algemeen voor. De cicade is ongeveer 1 cm lang en met zijn opvallend rode lengtestrepen op zijn groene dekschilden is hij zeker de mooiste cicadeachtige in dit deel van de wereld.
Uiterlijke kenmerken
Het volwassen dier is ongeveer 1 cm lang, zijn onderkant plus poten zijn geel en zijn dekschilden groen met opvallend rode lengtestrepen. De larven zijn lichtgroen en houden zich aan de onderkant van de bladeren op, waardoor ze moeilijk te zien zijn.
Biologie
Tegen het eind van de zomer en in de herfst snijden de vrouwtjes van de
rododendron cicade oppervlakkige gleuven in de buitenste lagen van de bloemknoppen van rododendron en leggen hun eieren in het onderliggende weefsel. Volwassen dieren overleven de winter niet maar de eieren overwinteren en komen in het voorjaar vanaf april uit. De larven voeden zich aan de onderzijden van de bladeren, waar ze plantensap zuigen, en de eerste volwassenen verschijnen in juli. Zowel de larven als de volwassen dieren worden voornamelijk aan de uiteinden van jonge twijgen gevonden, waar de bladeren het zachtst en sappigst zijn.
Eieren op bloemknop, buitenste weefsellaag weggehaald. /
Bron: Dr. P. Christiansen-Weniger Schade
De rododendron cicade veroorzaakt geen directe schade aan de planten, hoewel er enige zuigschade aan de bladeren kan ontstaan in de vorm van bleke plekjes. Indirect kunnen ze echter veel schade berokkenen, door het verspreiden van een schimmelziekte in de knoppen, die in het Engels
Bud Blast disease wordt genoemd.
Bud Blast disease wordt veroorzaakt door de schimmel
Pycnostysanus azalea. Geïnfecteerde knoppen worden in de herfst en winter bruin en drogen uiteindelijk op, waardoor ze sterven. Ze vallen echter niet af. Als zijknoppen geïnfecteerd raken, kunnen hele twijgen afsterven.
In het voorjaar verschijnen kleine, zwarte, speldenknopachtige structuren die uit de geïnfecteerde knoppen steken. Dit zijn de sporenproducerende organen (coremia) van de schimmel, via welke de ziekte verspreid wordt. Coremia kunnen drie jaar lang of zelfs langer in dode knoppen geproduceerd worden. Sporen van de schimmel kunnen niet in gezond weefsel binnendringen. Zij hebben de hulp nodig van de rododendroncicade die wondjes verschaft via welke de schimmelsporen het weefsel van de knoppen kunnen binnenkomen.
Knop aangetast met Bud Blas disease /
Bron: Dr. P. Christiansen-WenigerDe wondjes worden door de vrouwelijke cicaden gemaakt als zij de gleuven snijdt om haar eieren te leggen. Het is ook mogelijk dat de vrouwtjes de sporen op hun lichaam naar de knoppen dragen. Voor zijn voortbestaan is de schimmel daarom zeer afhankelijk van de aanwezigheid van
G. fennahi. Zonder de hulp van de cicade, zou het zich moeten verlaten op toevallige wondjes in de knoppen, en op de wind om zijn sporen daar (hopelijk) heen te blazen.
Natuurlijke vijanden
Over de natuurlijke vijanden van
G. fennahi is niet veel bekend. Ze worden ongetwijfeld door vogels en spinnen gegeten en cicadeachtigen in het algemeen kunnen worden geparasiteerd door
Pipunculus soorten (Orde: Diptera; Familie: Pipunculidae), en andere geslachten van deze familie, waarvan de maden zich in het lichaam van de cicadenlarven ontwikkelen en ze uiteindelijk doden. Karakteristiek voor deze kleine vliegjes (ruwweg tussen de 3 en 7 mm lang) is de grote kop die bijna geheel uit de twee grote ogen bestaat, en hun uitstekende vermogen om, net als zweefvliegen, te zweven.
Behandeling
- Om grote populaties van G. fennahi te bestrijden, kun je kleine vogels in de tuin lokken, door nestkastjes op te hangen.
- Ook is het een goed idee om planten met kleine bloempjes dicht bij de rododendrons te laten groeien, aangezien deze de parasiterende Pipunculus vliegen aantrekken, die van hun pollen leven.
- Als rododendron planten aangetast zijn door Bud Blast, kun je het best de aangetaste knoppen verwijderen en vernietigen.
- Sommige variëteiten rododendron zijn gevoeliger voor de ziekte dan andere, en als de ernstige schade aanhoudt is het wellicht de moeite waard om de planten te vervangen met planten die minder gevoelig zijn.
Gegroefde lapsnuitkever /
Bron: Publiek domein, Wikimedia Commons (PD)Gegroefde lapsnuitkever
De gegroefde lapsnuitkever,
Otiorhynchus sulcatus (Orde: Coleoptera; Familie: Curculionidae), die ook wel taxuskever wordt genoemd, is vooral 's nachts actief. Hij vreet aan bladranden van diverse planten, bijvoorbeeld rododendron, kardinaalsmuts en hortensia. Bij coniferen komt het wel voor dat hij de schors van twijgen volledig wegvreet waardoor de twijg afsterft. De in de grond levende larven zijn vooral schadelijk voor kleine en jonge planten, omdat zij aan de wortels knagen en daardoor een slechte groei of zelfs afsterven veroorzaken.
Uiterlijke kenmerken
De volwassen gegroefde lapsnuitkever,
Otiorhynchus sulcatus (Orde: Coleoptera; Familie: Curculionidae), is een plompe, zwarte kever met een duidelijke verlengde snuit. De dekschilden hebben korrelige lengteribben en een geel-bruine beharing. Deze zeer trage kevers kunnen niet vliegen. Als ze verstoord worden, laten ze zich vallen en blijven enige tijd met ingetrokken poten doodstil liggen. De pootloze larven zijn crèmekleurig met een gekromd lichaam en een bruine kop.
Biologie
Volwassen kevers komen rond half mei te voorschijn en zijn tot eind september actief. In deze periode zijn de voor deze soort karakteristieke halfronde 'happen' te vinden uit bladranden van veel planten, maar vooral rododendron, kardinaalsmuts en hortensia. Alle gegroefde lapsnuitkevers zijn vrouwtjes en zij produceren van begin juni tot eind september onbevruchte eieren, die ze in de grond leggen.
De larven die uit de eieren kruipen zijn van half juli tot eind oktober actief en vreten aan de wortels van diverse gewassen. Vervolgens gaan ze over in een rusttoestand, diapauze genaamd, waarin ze de winter overbruggen. Ook de volwassen kevers overwinteren in de grond.
Begin april worden de larven weer actief en tussen half april en eind mei verpoppen ze in de grond. De eerste jonge volwassen kevers komen half mei uit de poppen en kruipen ongeveer tegelijk met de overwinterde kevers uit de grond.
Schade
De vraat van de kevers aan blad is meestal niet schadelijk voor de planten, maar in sommige gevallen kan schade optreden: bij coniferen is bijvoorbeeld waargenomen dat kevers de schors van een twijg rondom tot het hout hadden afgeknaagd, waardoor de twijg afstierf.
Grote struiken, zoals rododendrons, hebben nauwelijks te lijden van de wortelvraat van de larven. Jonge planten, daarentegen, of kleine planten zoals aardbeien of bessen, kunnen het zwaar te verduren hebben. Hun groei kan belemmerd worden en bij zware aantasting kunnen ze sterven. In het bijzonder planten die in bakken of potten worden gehouden lopen veel risico.
Natuurlijke vijanden
Evenals de meeste andere kevers worden de gegroefde lapsnuitkevers gegeten door vogels, muizen, spinnen, roofvliegen (Asilidae) en roofwantsen (Nabiidae en Reduviidae). Larven vallen ten prooi aan muizen, duizendpoten en nematoden (aaltjes).
Behandeling
De larven kunnen bestreden worden met behulp van nematoden, zoals de commercieel verkrijgbare
Heterorhabditis heliothidis en
Steinernema kraussei. Deze kunnen het best in het eind van de zomer, vanaf half juli, toegediend worden, als de larven nog klein zijn. De grond moet vochtig zijn of van tevoren goed gewaterd worden en boven de 5 ºC zijn. De nematoden zoeken de larven op en dringen hun lichaam binnen, waarna de larven uiteindelijk sterven.
Tips
- Laat (kriel)kippen rondlopen om de kevers (en andere ongenode gasten!) te vangen.
- Zet omgekeerde bloempotten gevuld met houtwol, zaagsel of hooi tussen de planten. Hierin verbergen de kevers zich graag gedurende de dag. Je kunt zo de kevers gemakkelijk verzamelen en doden.
Eiermassa's van de lange woldopluis
De lange woldopluis
De lange woldopluis (
Pulvinaria floccifera) (Orde: Hemiptera; superfamilie: Coccoidea) komt voor op houtige gewassen, zoals rododendron, camelia en magnolia, maar ook op hulst, taxus en andere en is schadelijk doordat ze bladsappen zuigen en daarbij honingdauw afscheiden.
Uiterlijke kenmerken
De wijfjes van de lange woldopluis,
Pulvinaria froccifera zijn slechts 3 tot 4 mm groot en zitten onder een lichtbruin schildje aan de onderkant van het blad, op de bladsteel of op een tak. In juni vormen ze opvallende, langwerpige eiermassa 's achter het schildje, waardoor ze een totale lengte krijgen van 1 cm. De larven die uit de eieren komen zijn slechts 1 mm lang, geelbruin en vrijwel niet te onderscheiden.
Biologie
De jonge larven lopen aanvankelijk over de planten rond en in dit stadium worden ze wel 'crawlers ' genoemd. Na enige tijd blijven ze langs een bladnerf zitten, waar ze plantensap zuigen en honingdauw afscheiden. In de herfst, als de larven het derde stadium bereikt hebben, verlaten ze het blad om op takken en twijgen te overwinteren. In het volgend voorjaar ontwikkelen de larven zich verder en worden ze volwassen wijfjes, die in juni hun eiermassa 's vormen. Mannetjes treden bij deze soort nauwelijks op; de voortplanting is overwegend parthenogenetisch, d.w.z. de eieren ontstaan zonder bevruchting. Wind, vogels en insecten zorgen voor de verspreiding van de eieren.
Schade
De belangrijkste schade treedt op door de afscheiding van honingdauw. Op de honingdauw kunnen zich roetachtige schimmels vestigen, waardoor de bladeren zwart kleuren en er minder zonlicht op ze valt. Hierdoor verzwakken de bladeren en vallen ze vroegtijdig af. Als zich erg veel dopluizen op een plant bevinden, wordt de plant ook rechtstreeks door het zuigen verzwakt.
Natuurlijke vijanden
Net als andere dopluizen, heeft de lange woldopluis natuurlijke vijanden. Ze worden aangevallen door lieveheersbeestjes, sluipwespen en entomofage schimmels.
Behandeling
Voor de bestrijding van de wollige dopluis is commercieel een inheems lieveheersbeestje te verkrijgen: het viervleklieveheersbeestje,
Exochomus quadripustulatus. Zowel de volwassen kevers als de larven vreten van de luizen en de eieren.
Ook kun je de sluipwesp,
Coccophagus spp. verkrijgen, maar deze werkt het best bij temperaturen boven de 18 ºC. De wijfjes van deze wespen leggen eieren in de larven van de luis en de wespenlarven ontwikkelen zich door hun gastheer langzaam van binnen uit op te vreten. Aldus geparasiteerde dopluizen kleuren zwart, en zijn daardoor goed te onderscheiden.
Tips
- Bij geringe aantasting kun je de dopluizen doodknijpen of doodwrijven en vervolgens met een krachtige waterstraal wegspuiten.
- Ook kun je de bladeren bespuiten met een oplossing van groene zeep of afwasmiddel in water.
- Ernstig aangetaste planten kun je het best helemaal terugsnoeien. Gooi de takken en bladeren in de biobak, niet in de composthoop!
- Wanneer de aantasting blijft terugkomen, is de enige remedie alle aangetaste planten te verwijderen en minstens een jaar te wachten voor je nieuwe neerzet.
- Let ook op of andere planten in de tuin waarop deze luis kan voorkomen, in het bijzonder Hulst (Ilex), Linde, Viburnum, Esdoorn, Euonymus, Magnolia, Kastanje en Camelia, niet besmet zijn en daardoor voor nieuwe besmettingen kunnen zorgen. Zo ja, onderneem direct actie.