Een droomhuis voor je konijn
Wilde konijnen graven holen, rennen holderdebolder achter elkaar aan en schieten weg als er gevaar dreigt. Al hippend eten ze een grasje hier, een blaadje daar. Staand op hun achterpootjes strekken ze zich zo ver mogelijk uit om alles te kunnen overzien. Tamme konijnen zijn net zulke beweeglijke en alerte dieren, maar in te kleine hokken zie je daar weinig van terug. Met de juiste huisvesting – binnen en buiten – kunnen we onze huiskonijnen een natuurlijker leefomgeving en meer bewegingsvrijheid
De meeste konijnenhokken, zowel voor binnen als voor buiten, zijn te klein om konijnvriendelijk te mogen heten. Konijnen kunnen er niet goed rechtop in zitten en met één hupje zijn ze van links naar rechts. Dat kan beter. Wie een konijn wil houden, zou op zijn minst een flink onderkomen voor hem moeten aanschaffen. De minimale afmetingen verschillen nogal per konijnenras. Een Kleurdwergje heeft nu eenmaal minder ruimte nodig dan een Vlaamse Reus. Maar als leidraad kun je aanhouden dat een konijn naar alle kanten uitgestrekt moet kunnen liggen en dat hij nieuwsgierig moet kunnen rondkijken zonder zijn oren te stoten. Houd daarbij niet het pluizige minibolletje uit de dierenwinkel voor ogen, maar een volwassen konijn. Die heeft gemiddeld de afmetingen van een kleine kat, dus koop een hok op de groei.
Het binnenhok
Konijnen worden meestal binnenshuis gehouden. Dat kan prima, zeker als het hok in de huiskamer of keuken staat. Daar is de meeste bedrijvigheid en daar hebben ze geregeld ‘aanspraak’. Konijnen met als standplaats een stille gang of bijkeuken, zonder soortgenoot in de buurt, vereenzamen snel.
Konijnenhokken voor binnen bestaan meestal uit een plastic bak met metalen tralies. Het ziet er gevangenisachtig uit, maar de konijnen hebben in ieder geval uitzicht rondom. Hokken met doorzichtige kunststof zijwanden zijn niet geschikt voor konijnen. Ze zijn meestal te laag, ze ventileren onvoldoende en de temperatuur loopt er te snel in op.
Het hok mag niet bij de verwarming geplaatst en ook niet in de volle zon, maar daglicht is wel gewenst. Op de bodem van het hok komt zaagsel of een andere bodembedekking, daaroverheen stro. Het stro wordt door het konijn het hele hok rondgesjouwd en gebruikt als bouwmateriaal voor holletjes en bedjes. Daarnaast eet hij er ook van. Voor de hoofdmaaltijd van het konijn – hooi – is een ruif heel praktisch. Een voerbakje, een waterbakje of waterfles met drinknippel en een ‘konijnentoilet’ completeren de basisinrichting van een konijnenverblijf.
Binnenshuis loslopen
Hoe groot en mooi zijn hok ook is, een binnenkonijn is pas echt blij als hij af en toe los door de kamer mag lopen. Dan kun je hem sprintjes zien trekken, nieuwsgierig zien rondsnuffelen en vreugdesprongetjes zien maken. Minstens dertig minuten bewegen per dag is niet alleen voor ons, maar ook voor konijnen een goed advies.
Er moet wel altijd toezicht zijn. Konijnenbezitters weten meestal wel dat elektriciteitsdraden en giftige kamerplanten een magische aantrekkingskracht op konijnen hebben, en dat dit levensgevaarlijke situaties kan opleveren. Minder erg, maar voor veel mensen erg genoeg om het konijn na een aantal losloopsessies levenslange opsluiting te geven, is het geknaag aan plinten en hondenmanden en het gegraaf in bloempotten en vloerkleden.
Het helpt soms als het konijn in zijn hok flink kan knagen, bijvoorbeeld aan een stuk wilgenhout, en als hij zijn nagels kan scherpen, bijvoorbeeld aan een kartonnen kattenkrabplank. Tijdens het loslopen zal hij dan hopelijk meer oog hebben voor andere zaken dan knagen en graven. Maar het blijft een konijn.
Het buitenhok
Konijnen zijn goed bestand tegen het Nederlandse klimaat. Bij kou ontwikkelen ze een dikke vacht waar vroeger de warmste winterjassen van werden gemaakt (en in sommige landen nog steeds). De meeste rassen kunnen dan ook het hele jaar buiten gehouden worden, zelfs in een strenge winter. Bij gebrek aan warme holen onder de grond hebben ze dan wel de beschutting van een goed hok nodig en een flinke berg lekker warm stro, waar ze helemaal in kunnen wegkruipen.
Een lage temperatuur is dus geen probleem, vocht wel. Konijnen houden niet van regen, zeker niet als het om langere periodes gaat. Ze hebben ook een hekel aan natte voeten. In laaggelegen gebieden of op zware, natte kleigrond is het eigenlijk te vochtig voor konijnen. Dan worden ze vatbaarder voor ziektes. Niet voor niets leven wilde konijnen voornamelijk op (droge) zandgronden. Een buitenhok moet daarom altijd een flink dakoverstek hebben, zodat de nattigheid buiten blijft.
Met tocht en harde wind zijn konijnen ook niet blij. Het hok zou daarom enigszins beschut moeten staan. Het beste is een schaduwrijke plek, want konijnen verdragen alles beter dan hitte en felle zon. Zeker in de zomer moet een konijn uit de zon kunnen zitten. De open zijde van het hok is bij voorkeur op het oosten gericht. Dan komt alleen de minder brandende ochtendzon direct binnen.
Buitenhokken zijn er in de vorm van ‘vaste’ houten hokken op poten en als verplaatsbare rennen met een klein nachthokje. Een water- en winddicht nachthok is essentieel, al zullen de meeste konijnen dat hokje in de praktijk vooral tijdens hun rustperiodes overdag gebruiken. Naast een donkere slaapplaats is het nachthok voor een konijn een schuil- en vluchtplek.
De buitenren
Sommige buitenhokken hebben een ren aan de onderkant. Bij hokken die dat niet hebben is de oplossing simpel: zaag een gat in de bodem, maak van hout een trappetje en gaas het hok om de poten helemaal af. Voordeel van een ren onder het hok is dat konijnen hier tegen de zon kunnen schuilen en hun omgeving kunnen overzien. Nadeel is het formaat: een stukje rondrennen is er nog steeds niet bij. Grotere rennen die je aan het hok kunt bevestigen en flinke buitenverblijven met geïntegreerd hok zijn kant-en-klaar te koop, maar met wat gaas en tuinhout kun je ze ook (na)maken.
Bij alle rennen is het van belang dat de onderzijde goed afgegaasd is. Er wordt wel beweerd dat sommige rassen niet graven, maar er zijn even zovele bewijzen van het tegendeel daarvan. Kies een ‘konijnproof’ type gaas, met metaaldraad van op zijn minst 1 mm dikte. Sommige fabrikanten van gaas geven op de verpakking aan dat een kleinere draaddikte volstaat, maar een beetje stoere knager weet wel beter. Die is zo door die 0,6 of 0,8 mm heen en dan kun je opnieuw beginnen. Een ren moet zo’n meter hoog zijn om te voorkomen dat konijnen eruit springen. Een dakje maken kan ook. Een gazen dak voorkomt dat het konijn ontsnapt of dat een roofdier, roofvogel of poes Minoes in de ren kan komen. Een dak van bijvoorbeeld hout, bitumen of leitjes beschermt daarnaast ook nog tegen zon en regen.
Een grote ren met ingegraven gaasbodem is nog konijnvriendelijker. Een diepte van 50 cm (2 spades diep) is hiervoor genoeg. Zorg ervoor dat het ondergegraven gaas goed bevestigd wordt aan het opstaande omheiningsgaas van de ren, en stort daarna de afgegraven grond weer terug. Op die manier kunnen de konijnen niet weg maar kunnen ze zich wel helemaal uitleven met het graven van tunnels en holen. En die geven bovendien de natuurlijkste bescherming tegen alle weersomstandigheden. Maak een dak op de ren, zet er mooi hok in en plaats ergens een heuvel van aarde en zand: de ‘konijnenberg’. Het is een weekendje werk, maar dan heb je ook een konijnenparadijs.
Buiten loslopen
Konijnen helemaal los laten lopen in de tuin benadert hun natuurlijke leefwijze. Vroeger, toen konijnen nog bij particulieren werden gehouden voor het vlees, liepen ze in groepen in een groot stuk tuin of weiland, met wat schuilhokjes erbinnen en een gazen afrastering eromheen. Dat kan natuurlijk nog steeds. Het omheiningsgaas moet aan de randen dan wel minstens 70 cm worden ingegraven, anders vinden de konijnen alsnog een weg naar buiten. Zo’n konijnenlandje geeft alleen geen bescherming tegen de natuurlijke vijanden van het konijn.
Konijnen buiten houden zonder omheining is ook nog een optie. Er zijn veel verhalen over brave konijntjes die zonder problemen loslopen in de tuin en steeds netjes terugkeren naar hun hok. Maar er zijn ook verhalen over door konijnenholen verzakkende huizen, over klagende buren met omgewoelde bloemperkjes en over dode konijntjes langs de kant van de weg.
Het is nu eenmaal altijd schipperen tussen het op praktische en verantwoorde wijze houden van huisdieren en het bieden van een zo natuurlijk mogelijke leefomgeving. Het is aan u om te beslissen welke konijnenhuisvesting het beste bij u en bij uw konijnen past.
Kader 1
Pas op met temperatuurschommelingen
Plotselinge overgangen van een koude naar een warme omgeving, en andersom, kunnen funest zijn voor konijnen. Zet een binnenkonijn bij een hittegolf dus niet ineens lekker in een open rennetje op het gras. En nog erger: haal een buitenkonijn niet ineens naar de huiskamer als je denkt dat -10 ºC te koud is voor die lieve Nijn. Het is ook onverstandig om je buitenkonijn voor een knuffeluurtje naar binnen te halen. De kans is reëel dat het konijn alle goede bedoelingen niet overleeft of er op zijn minst goed ziek van wordt. Een buitenkonijn kan bij erg hoge of lage temperaturen wel tijdelijk in een (onverwarmde) garage of schuur bivakkeren. Wie zijn konijnen in de zomer buiten wil houden en ’s winters binnen, doet er goed aan de overgang zo soepel mogelijk te laten verlopen. Dus: haal ze al naar binnen tijdens zacht herfstweer en laat ze weer naar buiten tijdens de eerste mooie voorjaarsdagen.
Kader 2
Hokhygiëne: het konijnentoilet
Konijnen zijn schone dieren. Het is heel gemakkelijk om konijnen zindelijk te maken. Je gebruikt hiervoor een hoekbakje, te koop in elke dierenwinkel: het konijnentoilet. Beetje strooisel of krantensnippers erin, een paar dagen wat keutels als voorbeeld erin leggen, en al snel zal het konijn de bedoeling begrijpen. Dagelijks het bakje even uitkloppen en af en toe een grondigere schoonmaak voldoet. Als het toch niet lukt: konijnenurine stinkt weliswaar flink, maar als het hok regelmatig wordt verschoond, zou je het niet hoeven ruiken. Bij buitenhokken is een metalen schuiflade onder het hok zeer hygiënisch. Zeker in de zomer kan in het hout dringende konijnenurine een bron van allerlei ziektes zijn.
Kader 3
Buitenkonijnen: altijd met zijn tweeën
Misschien wel de belangrijkste eis aan een buitenhok: het moet ruim genoeg zijn om twee konijnen te huisvesten. Konijnen zijn groepsdieren die aandacht en aanraking nodig hebben. Een konijn in een hokje buiten krijgt, zeker bij slecht weer, zijn verzorgers veel minder vaak te zien dan een konijn in de huiskamer. Buitenkonijnen zouden daarom altijd minimaal met zijn tweeën moeten zijn.