Onderscheid in kaak en gebit tussen mensaap en mens
Het onderscheid in kaak en gebit tussen mensaap en mens is belangrijk om de afsplitsing tussen beide te kunnen markeren. Het tijdstip van het overgaan van mensaap naar mens zal nog duidelijker aangetoond moeten worden met aanwijzingen die geleverd zullen moeten worden door de fossiele tanden en kaken.
De vijf kenmerken in de kaak van de mensaap
Wanneer de kaak van een gorilla of chimpansee wordt vergeleken met die van een moderne mens, dan vallen onmiddellijk vijf verschillen op:
De kaak zelf
De kaak van de mensaap is groter en zwaarder in verhouding tot de omvang van de hele schedel dan die van de mens;
De tanden en kiezen
Het gebit vormt ongeveer de drie zijden van een rechthoek, met een rij snijtanden aan de voorzijde en de andere tanden en kiezen tegenover elkaar in twee evenwijdige rijen, die naar achteren lopen;
De hoektanden
De hoektanden van het mannetje zijn langer dan de overige tanden. Wanneer de kaken gesloten zijn, loopt de bovenhoektand door langs de tanden van de benedenkaak en steekt de hoektand van de benedenkaak naar boven uit;
Ruimte tussen de tanden van de bovenkaak
De tanden van de bovenkaak staan wat uiteen om ruimte te bieden aan de bovenmaatse hoektanden;
Het monddak
Het monddak (het harde gehemelte) is plat.
De kenmerken van de menselijke kaak
De menselijke kaak vertoont geen van boven vermelde kenmerken. De kaak is veel kleiner en lichter in verhouding tot de afmetingen van de hele menselijke schedel en is bovendien korter. Hij steekt niet zo ver naar voren vanaf de hersenschedel. Het harde gehemelte is gewelfd en niet plat zoals bij de mensapen. De tanden zijn alle ongeveer even lang, zonder de bovenmaatse hoektanden en daarom zijn er geen uitsparingen nodig in de bovenkaak. In verhouding tot de snijtanden zijn de kiezen van de mens groter dan die van de mensaap. De tanden en kiezen van het gebit zijn niet ingeplant in de vorm van een rechthoek, maar in een boog (parabolisch met het breedste deel van de boog in het achterste deel van de mond).
De schedel van de Australopithecus
De zekerheid die de eerste schedel van de Australopithecus (die Raymond Dart in Zuid-Afrika had gevonden) gaf over het feit dat het geen fossiel was van een mensaap of baviaan, was het gebit. Raymond trof er geen bovenmaatse hoektanden aan, geen uitsparingen. Het was een mensachtig gebit, geplaatst in een mooie boog.
Bevreemding bij andere onderzoekers
Wat andere geleerden dwars zat was niet de kaak, maar de rest van de schedel. Die schedel was klein. De vreemde kaak was een deel van een mensapen-gezicht (geen kin, geen voorhoofd), met daarachter een schedelholte ter grootte van die van een mensaap.
Het verweer van Raymond Dart
Wanneer rekening gehouden werd met de geschatte ouderdom van deze schedel (2 miljoen jaar, dus meer dan twee maal zou oud als enig andere bekende hominide) dan vonden noch Raymond Dart, noch zijn medestander Robert Broom, het erg merkwaardig dat deze eigenaardige mengeling van mensaapachtige en menselijke kenmerken kon bestaan in een fossiel. Raymond en Robert meenden dat 2 miljoen jaar vrij dicht in de buurt zou kunnen komen van het tijdstip waarop een gemeenschappelijke voorvader van mensaap en mens bestond. Ook al had die voorvader een verwarrende en onverwachte vermenging van kenmerken.
© 2010 - 2024 Emfkruyssen, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Vondst van de Homo habilisDe superrobuste mensaap Zinjanthropus boisei (die door het antropologen echtpaar Leakey gevonden was tesamen met een aan…