Blauwtongvirus in schapen en runderen
Blauwtongvirus is een niet besmettelijke, door knutten overgebrachte, virale ziekte van inheemse (schapen, rundvee en geiten) en wilde herkauwers (herten, dromedarissen, buffels). Momenteel zijn er wereldwijd 24 serotypen van het virus bekend. De virulentie en dodelijkheid van de verschillende virusvarianten verschillen sterk. De ziekte heeft geen effect op mensen en er is ook geen risico van verspreiding van de ziekte door vlees of melk.
Blauwtong in Nederland
In Oktober 2008 zijn 4 nieuwe gevallen van blauwtong virus type 6 (BTV6) in runderen geconstateerd in de provincies Overijssel en Gelderland (NRC 29 Okt 2008). Deze infectie wordt veroorzaakt door een virus dat identiek is aan een verzwakt, levend vaccine uit Zuid-Afrika dat illegaal op de Europese markt is verschenen. Het is nog onduidelijk hoe de dieren precies besmet zijn geraakt. Op 7 November 2008 wordt ook melding gemaakt van 3 gevallen van blauwtonginfectie in runderen in Duitsland (zie agd.nl). De eerdere vaccinatieprogramma's zijn niet effectief tegen dit type blauwtongvirus omdat die tegen serotype 8 zijn bedoeld. Volgens agd.nl (agrarisch dagblad) bedraagt de totale schade die het blauwtongvirus in 2007 aan de Nederlandse veehouderij heeft veroorzaakt ongeveer 81 miljoen euro.
Wereldwijd is het Blauwtongvirus verdeeld tussen de poolshoogten van ca. 50˚N en 34˚S maar het is bekend dat het virus, dat zich verspreidt samen met zijn vector, de knut, oprukt naar de Noordelijke Hemisfeer. Momenteel komen de serotypen 1, 2, 4, 6, 8, 9 en 16 voor in Europa. De
Culicoides knut, verantwoordelijk voor de verspreiding van de ziekte, komt tijdens de warmere periode voor in meerdere delen van de Europese Unie.
EU Richtlijnen
Deze zijn overgenomen van ec.europa.eu. Als er sprake is van een mogelijke uitbraak van Blauwtong verbiedt
EU richtlijn 2000/75/EEC het transport van dieren van of naar het betreffende bedrijf. De dieren worden afgezonderd in een geisoleerd gebied waarin geen contact met andere dieren mogelijk is. De dieren, hun behuizing en de onmiddelijke omgeving (met name daar waar de knut goed gedijt) dienen regelmatig behandeld te worden met goedgekeurde insecticide. De karkassen van de dode dieren op het bedrijf worden vernietigd, geëlimineerd,verbrand of begraven. De landelijke autoriteiten voeren een epidemologisch onderzoek uit naar de mogelijke bron van de ziekte. Is de ziekte eenmaal bevestigd, dan kunnen de besmette dieren afgeslacht worden indien dit noodzakelijk geacht wordt om verspreiding te voorkomen. Alle veehoudende bedrijven binnen een straal van 20 km. rondom het besmette bedrijf dienen dieren die besmet lijken te isoleren. Beschermingszones (straal van 100 km) en observatie-zones (straal van tenminste 50 km rondom de beschermingszones) dienen ingesteld te worden. Afhankelijk van de omstandigheden (epidemologisch, geografisch, ecologisch of meterologisch) kan de verantwoordelijke autoriteit verdere maatregelen treffen die niet vermeld worden in Richtlijn 2007/75/EEC. Voor meer informatie naar de maatregelen die getroffen dienen te worden binnen de beschermings- en observatiezones kunt u kijken op www.ec.europa.eu. Het dient vermeld te worden dat daar waar blauwtong heerst vaak maar 1 % van de aanwezige knutten daadwerkelijk besmet is met het virus. Zo kunnen bij een getroffen bedrijf soms maar een paar dieren ziek worden.
Verspreiding
De ziekte wordt verspreid door een zekere soort knut (hele kleine insecten die een beetje op muggen lijken) van de
Culicoides soort, dit zijn dus de biologische vectoren. Wereldwijd zijn er maar 17 soorten
Culicoides bekend die effectieve vectoren zijn voor het virus en in elke specifieke omgeving zijn meestal maar 1 of 2 soorten van belang. In Europa is de meest voorkomende vector de
Culicoides imicola. Blauwtongvirus kan zich niet door onderling contact van de dieren verspreiden zonder de aanwezigheid van deze insecten, alhoewel de World Organization for Animal Health op haar website aangeeft dat bloed en sperma van besmette dieren ook een bron van infectie kunnen zijn!
Knutten zijn tot 1 mm groot, hebben een langwerpig bruin lichaam met doorschijnende vleugels. Ze lijken wat op muggen maar zijn veel kleiner. Dit insect bijt om bloed te verkrijgen voor de ontwikkeling van de eitjes. Elke 4 dagen worden nieuwe eitjes gelegd in een vochtige warme omgeving (zoals in mest). Na 4 dagen komen de larven uit het ei. De levensduur van een larve kan tot 7 maanden zijn maar ze zijn niet bestand tegen nachtvorst. Het is nog onduidelijk of een larve besmet kan zijn met het virus. Als een knut een geïnfecteerd dier bijt kan het besmet raken door het blauwtongvirus. Het virus vermenigvuldigt zich binnen in de knut als het in de omgeving warmer is dan 15 ˚C. Dit proces heeft ongeveer twee weken nodig voordat de knut een ander dier kan besmetten met het virus.
Symptomen
Het Blauwtongvirus is een dubbelstrengs (ds)RNA virus van de familie Reoviridae, genus Orbivirus. Er zijn 24 serotypen bekend. De incubatie tijd van blauwtong varieert van 5 tot 20 dagen. Er zijn twee typen blauwtong, de acute en de subklinische vorm. Dieren die besmet zijn maar geen symptonen vertonen worden subklinisch besmet beschouwd. Schapen worden het ergst getroffen, terwijl rundvee en geiten gewoonlijk geen klinische symptonen vertonen en het virus alleen voor enige tijd onder de leden hebben.
Er dient vermeld te worden dat runderen in de recente uitbraken in Noord Europa wel klinische symptonen vertoonden, met name zwelling en zweren in de bek, een lopende neus en gezwollen uiers.
Bij schapen kenmerkt de acute vorm van de ziekte zich door koorts, ontsteking van de mucale membranen van de bek, neus en ogen, overmatige speekselproductie, zwelling van hoofd en nek, bloedingen in de huid en andere weefsels. Het sterftecijfer kan oplopen tot 10%. Opvallend is de soms (maar lang niet altijd) aanwezige blauwe opgezwollen tong, veroorzaakt door cyanose, die de naam aan deze ziekte geeft. Een kroonrand ontsteking kan de dieren kreupel maken. De luchtwegen worden ook aangetast, zo zijn longontstekingen een bekende complicatie, evenals sterke vermagering. Drachtige dieren kunnen aborteren. Dieren die sterven doen dat binnen 8 tot 10 dagen. Herstel is mogelijk maar duurt lang. Deze dieren houden een groei-achterstand en zijn vaak onvruchtbaar. Tijdens het herstel treedt vaak haaruitval op, resulterend in kaalheid. Er zijn enkele studies gedaan naar de overdracht van het virus naar het ongeboren jong, waarbij het vooralsnog lijkt dat het virus bij schapen niet verspreidt naar het ongeboren jong, maar dat dit waarschijnlijk wel kan gebeuren in een drachtige koe.
Diagnose
Diagnose van blauwtong kan op 3 manieren, via PCR, isolatie of met antistoffen. Bij de PCR (polymerase chain reaction) wordt het DNA dat codeert voor het NS-3 eiwit van het virus geamplificeerd, dit geeft binnen 1 of 2 dagen een uitslag. Isolatie is omslachtig en kan dagen tot weken duren, maar is noodzakelijk om het serotype vast te stellen. Besmette dieren maken (al dan niet effectieve) antistoffen aan tegen het virus en deze kunnen ook aangetoond worden in het bloed via een procedure, ELISA, die 2 tot 4 dagen duurt. Bij verdenking van blauwtong kan bloed afgenomen worden voor diagnose. Bij een net overleden dier kunnen pancreas, lever, rood beenmerg, hartbloed en lymfeklieren gebruikt worden als bron van het virus.
Behandeling
Er is geen behandeling tegen het blauwtongvirus en ook virusremmende middelen zijn niet beschikbaar. Behandeling bestaat uit pijnstilling en ontstekingsremming en het voorkomen van opportunistische bacteriële infecties.
Voorkomen
Men kan verspreiding van het virus via insecten voorkomen door het gebruik van insectenwerende middelen (zoals iodophoren en phenol houdende stoffen, zie FIDIN Fabrikanten en Importeurs van Dierengemeesmiddelen in Nederland) op gevoelige dieren, het opstallen van dieren in de periodes dat de knutten actief zijn (buitentemperatuur boven 15 ˚C) en door het vermijden van vochtige weilanden.
Vaccinatie
Vanaf 2008 zijn er vaccines beschikbaar voor de variant blauwtong (serotype 8) die in Nederland voorkomt . In 2008 heeft Nederland gekozen voor vrijwillige vaccinatie van dieren die gevoelig zijn voor blauwtong. Het vaccine moet bij runderen en geiten twee maal en bij schapen één maal toegediend worden om bescherming te bieden die pas volledig is drie weken na de laatste inenting. De vaccinatie dient jaarlijks herhaald te worden om blijvende bescherming te bieden. Deze vaccinatie biedt geen bescherming tegen blauwtong van een ander serotype, alleen tegen serotype 8.