De Natuur van het paard
Gezondheid, levenduur, prestatie en welzijn van een paard zijn niet los te zien van goede voeding. Om gezond te kunnen voeren met je kennis hebben van de eisen en behoeften van je paard. Daarom is het goed te weten waar paarden vandaan komen en wat hun natuurlijke gedrag en natuurlijke voerbehoeften zijn.
Waar komen paarden vandaan?
De evolutie van het paard begint zestig miljoen jaar geleden bij de Eohippus en loopt tot het paard zoals mensen het nu kennen : het geslacht Equus. Eohippus was een klein diertje ter grootte van een vos. Het had vier tenen en voedde zich met planten, vooral bladeren in het bos. enige directe familie van dit paardje dat vandaag nog leeft, is het Przewalskipaard (Equus prezewalski). Equus przewalski is eigenlijk de 'voorvader' van alle huidige Equidae: hieronder vallen paarden, zebra's en ezels. er zijn resten van deze przewalsky gevonden die 1 miljoen jaar oud zijn. Zo'n achtduizend jaar voor Christus wordt Equus przewalsky verspreid gevonden in Europa, Zuid-Azië, en Noord-Afrika.
Paard ontmoet mens
Ongeveer zesduizend jaar geleden zijn de mensen begonnen paarden tot huisdier te maken (domesticeren). sindsdien zijn mens en paard onlosmakelijk met elkaar verbonden. in tijden van vrede gebruikten mensen paarden als transportmiddel, maar in tijden van strijd werden ze meestal ingezet als gevechtsmiddel.
Natuurlijk eetgedrag
Het paard is een planteneter (herbivoor) met slechts 1 maag. om in vroegere tijden te kunnen overleven moest een paard grote hoeveelheden voer van beperkte kwaliteit eten. Eten kon en kan onbeperkt doorgaan, doordat het voer op verschillende snelheden door het verteringsstelsel van een paard kan bewegen. Om voldoende energie op te kunnen nemen moet een paard per dag heel veel uur aan eten besteden.
Nomadische voedselzoekers
Het paard is een kuddedier en heeft een nomadische (rondtrekkende) manier van voedsel zoeken. De kudde zwerft over grote afstanden, op zoek naar het beste voer. in het wild eet een paard voornamelijk grassen en kruiden, liefst afgewisseld met zaden, bijvoorbeeld wilde haver, gerst of peulvruchten. De voorvaders van het przewalskipaard ontwikkelden zich aan het einde van de ijstijd. toen waren de winters lang en de zomers kort. Hierdoor leerden de dieren zich te voeden met energiearm voer. in het wild eten paarden grotere hoeveelheden, omdat de kwaliteit van het voer dan minder goed is. Het paardenlichaam is zo ontworpen, dat het dier veel voer van slechte kwaliteit kan eten en zo voldoende voedingsstoffen binnen kan krijgen. paarden kunnen energie heel efficiënt omzetten.
Kwaliteitsvoer
In het wild leggen paarden grote afstanden af op zoek naar voer: In onze situatie met relatief kleine weiden moet op deze kleine operavlakken kwaliteitsvoer aanwezig zijn. Daarom is graslandbeheer erg belangrijk.
Gras is lekker!
Uit onderzoeken blijkt dat wilde paarden grassen kiezen om te eten, liefst met veel structuur. ze ontwikkelen een smaak voor bepaalde grassoorten en veulens leren van hun moeder en de kudde wat ze wel en beter niet kunnen eten. In de natuur gaan veulens na een aantal weken al gras eten. als ze 4-6 maanden oud zijn, halen ze meer energie uit gras dan uit de moedermelk Toch stoppen ze niet voor de 11 maanden met drinken bij de moeder, of soms pas als ze 2 jaar zijn. Vaak is dit 6-8 weken voor de geboorte van en volgend veulen. De merrie laat het veulen dan niet meer drinken.
Hoe voeren?
- Het natuurlijke eetgedrag van een paard geeft informatie over wat paarden vandaag de dag nodig hebben:
- paarden eten vaak en in kleine hoeveelheden
- Ze eten letterlijk dag en nacht
- Paarden zoeken naar structuurrijk ruwvoer.
- Ze blijven ongeveer 60 procent van hun tijd bezig met eten!
- Ze bewegen veel tijdens het eten!
Van oerpaard tot stalpaard
Als je de karaktertrekken van het oerpaard bekijkt, zie je een kuddedier dat steeds aan het zwerven is, op zoek naar nieuw voer. Dan is het niet zo moeilijk om te bedenken dat een paard nadelen ondervindt als het alleen in een stal staat en maar weinig tijd krijgt om te eten. minder sociaal contact, minder beweging en ruimte, minder visuele horizon, minder vruchtmogelijkheden, minder frisse lucht, minder continu foerageergedrag: allemaal nadelen voor een paard op stal. Hierdoor heeft het een grote kans op ziektes of abnormaal gedrag.
Paarden zijn al tweeduizend jaar geleden tot huisdier gemaakt (gedomesticeerd) en hebben bewezen zich te kunnen aanpassen aan verschillende soorten huisvesting en voer. Geleidelijke gewenning aan deze zaken schaadt het welzijn van een paard het minst. Ras, temperament en erfelijkheid zijn factoren die mee bepalen hoe snel en hoe sterk het individuele dier zich aanpast.
Gedragsproblemen
'Meetbare' gevolgen van verminderd welzijn door domesticatie zijn tegenwoordig bekend als gedragsproblemen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan stereotiep gedrag, verzet, onrust, nervositeit of passiviteit. alle typen van abnormaal gedrag ontstaan echter doordat een paard zijn natuurlijke vrijheden verliest, zoals foerageren, juiste voeding, voldoende beweging, sociaal contact en door het vermijden van pijn of angstige situaties.
Paarden in de stal
Als een paard op stal staat, heeft het minder sociaal contact met zijn soortgenoten dan in de natuur. ook krijgt het dier minder tijd voor voeropname. dit kan stress geven, vooral bij jonge paarden. Als de stal getraliede doorkijkopeningen heeft, kan een paard wat meer om zich heen kijken. Dit blijkt abnormaal gedrag al enigszins tegen te gaan. Met het toelaten van fysiek contact tussen de dieren via stalwandopening kun je het optreden van weven vrijwel tot nu terugbrengen, mits je een goede combinatie van paard bij elkaar zet. verveling op stal kun je helpen te voorkomen door te zorgen dat het paard constant ruwvoer ter beschikking heeft.