De Tasmaanse duivel - bijna uitgestorven
Veel mensen kennen de Tasmaanse Duivel alleen uit de Warner Brothers tekenfilms. Dit dier bestaat wel degelijk echt al klinkt de naam wat onwerkelijk. De Tasmaanse Duivel is het nationale symbool van Australië en is hiermee ook een populaire toeristen attractie.
Algemene informatie
- Latijnse naam: Sarcophilus Harrisii
- Klasse: Zoogdier
- Type: Carnivoor
- Waar komen ze voor: In Tasmanië / Australië
- Hoe oud worden ze: Helaas worden Tasmaanse duivels niet ouder dan 5-6 jaar
Voeding
Het lievelingsmaal van Tasmaanse Duivels is een Wombat. Wombats zijn een makkelijke prooi voor Tasmaanse Duivels omdat ze klein en niet al te snel zijn. Tasmaanse Duivels houden namelijk niet zo van het jagen op hun prooi en nemen vaak genoegen met dieren die al dood zijn of jagen alleen op kleinere dieren die makkelijker te vangen zijn, zoals:
- Vissen
- Insecten
- Reptielen
Ze laten geen sporen achter van hun prooi en eten ze met huid en haar op. Per dag kunnen ze wel 15 tot 30% van hun eigen lichaamsgewicht eten.
Leefgewoonten
De Tasmaanse Duivel is het grootste vleesetende buideldier ter wereld. Ze leven niet in groepen, maar wel op korte afstand van elkaar, zodat ze elkaar tijdens het paringsseizoen makkelijk kunnen vinden. Ze wonen hun hele leven in hetzelfde hol. Tasmaanse Duivels zijn vooral ‘s nachts actief, maar ook overdag doen ze meer dan alleen slapen. Ze krijgen dus te maken met veel verschillende temperaturen. Gelukkig kunnen ze hun lichaamstemperatuur reguleren door middel van hijgen en zweten en zich zo aanpassen aan de dag en nacht.
Kenmerken van het lichaam
De staart van een Tasmaanse Duivel is de helft van zijn lichaamslengte. Zijn hoofd is groot en de voorpoten zijn langer dan de achterpoten. Ze wegen tussen de 6 kilo (vrouwtjes) en 8 kilo (mannetjes). De snorharen helpen om hun prooi te vinden in het donker. De tanden en kaken lijken op die van een hyena.
Voortplanting
Tasmaanse Duivels zijn erg competitief en agressief als het aankomt op voortplanting. Ze zijn polygaam maar vechten voor een vrouwtje en willen niet dat deze daarna naar een ander mannetje gaat. Het vrouwtje baart wel 20 tot 30 jongen, terwijl ze maar 4 tepels heeft waar de jongen kunnen drinken. Veel jongen, vooral de zwakkeren, overleven het dus niet. De jongen zijn bij de geboorte kaal en roze van kleur. De eerste 100 dagen verblijven ze in de buidel van de moeder. Na negen maanden zijn de jongen onafhankelijk.