Paard trainen aan de lange lijnen
Het werken met lange lijnen kan een heel goede aanvullende oefening zijn op het trainen van een paard. Met de lange lijnen kan bijna alles gedaan worden wat onder het zadel ook geoefend kan worden. Hoe te beginnen met lange lijnen en wat er allemaal mogelijk is om uw paard een goede training te geven.
Beginnen met de lange lijnen: benodigdheden.
Er is niet veel nodig om te werken met lange lijnen. De benodigdheden zijn:
- Longeersingel
- Dubbele longeerlijn
- Hoofdstel
De lange lijnen moeten net als tijdens gewoon longeren aan de bitringen van het hoofdstel worden bevestigd. De sluiting van de lijn moet van buiten naar binnen door één ring worden gehaald, één keer omgeslagen en daarna bevestigd worden aan de andere bitring. Dan moet de lijn door de laagste ringen van de longeersingel worden gehaald en gaat u achter het paard staan.
Beginnen met de lange lijnen: basis.
Een paard dat nog nooit met lange lijnen heeft gelopen kan in het begin wat angstig reageren. Het moet leren op u te vertrouwen en dat kan een aantal sessies duren. Het paard moet al wel ingeleid zijn in het longeren en een aantal basiscommando's als 'stap', 'draf' en 'ho' kennen. Andere termen mogen ook, zolang uw paard maar begrijpt wat u bedoelt. Om te beginnen met stappen zegt u het commando voor 'stap' en geeft het paard desnoods een hulp met de buitenste leidsel. De hulp bestaat uit het zacht tegen de kont zwiepen met de lijn. Wanneer het paard erg schrikt en er vandoor probeert te gaan moet u rustig opnieuw beginnen. Het paard moet eerst vertrouwen krijgen in de persoon achter hem en de lijnen die hem begeleiden. De lijnen fungeren niet anders als teugels, maar het paard kan niet goed achter zich kijken en heeft van nature de drang om weg te vluchten als er iets achter hem is wat hij niet ziet of vertrouwt.
Als het paard in stap is moet u het begeleiden met de teugels. Het werkt precies als met rijden. De buitenteugel moet iets aanhouden en de binnenteugel helpt om het paard te laten wenden. Als u recht achter het paard loopt moeten beide teugels evenveel aangespannen zijn. Er mogen geen boogjes in komen te vallen. Er kan nu gevraagd worden een volte te maken, een gebroken lijn of andere figuren die tijdens het rijden ook worden gemaakt. U blijft constant zoveel mogelijk achter het paard. Als hij aarzelt of bang wordt kunt u iets naar links of rechts gaan (afhankelijk van wat de binnenhand is) om het paard te laten zien dat hij u kan vertrouwen. Wanneer het paard u kan zien zal hij vanzelf meer vertrouwen ontwikkelen, ook wanneer u weer achter het paard gaat lopen. Het paard moet altijd in een vlotte stap lopen. Hij mag niet sloom worden of ineens stil gaan staan. Als het paard goed doorloopt en ontspannen is kan er een drafje worden geprobeerd. Wanneer het paard daar nog niet klaar voor is moet het bij stappen worden gehouden en kan de draf wellicht na een paar sessies pas worden gedaan.
Bij de draf kunt u het beste in het midden van de cirkel gaan staan die het paard om u heen maakt. Dit werkt hetzelfde als longeren met dubbele lijnen. Het paard moet hiervoor wel het commando 'draf' beheersen. Anders kan er een zweep bij worden gehaald. Galop kan hierbij ook worden gedaan, maar u kunt het paard ook weer laten stappen en verder gaan met de oefening met lange lijnen.
Bij de basis hoort ook het achteruit lopen. Het paard moet eerst stilstaan en daarna gaat u achteruit lopen en geeft het commando 'terug'. Het paard moet geen moeite hebben met achteruit lopen als hij dit met rijden ook aangeleerd heeft. Hij kan het echter moeilijk vinden als er iemand achter hem is en commando's geeft. Wordt niet boos, maar geef het paard de tijd om eraan te wennen. Tijdens stilstaan kunt u ook met de lijnen tegen het lichaam van het paard zwaaien om hem te laten wennen aan de lijnen. Het paard kan hier in het begin erg van schrikken, maar het is weer een kwestie van tijd en vertrouwen voordat hij volledig stil blijft staan bij deze oefening.
Lange lijnen: uitbreiden met moeilijkere oefeningen.
Oefeningen als wijken, schouder binnenwaarts en een keertwending bijvoorbeeld zijn oefeningen die ook aan de lange lijnen kunnen worden gedaan. Het paard moet hiervoor wel volledig gewend zijn aan een persoon die achter hem loopt en moet ingeleid zijn in alle basisprincipes. Deze oefeningen zijn moeilijk doordat er geen begeleidend been is, maar alleen de teugelhulpen die het paard de oefening moeten laten doen. Om deze oefeningen goed uit te kunnen voeren kan een zweepje goed helpen als begeleider. Er mag niet geslagen worden met de zweep, het paard verliest dan het vertrouwen en zal angstig worden.
Bij
wijken kan ervoor gekozen worden naast het paard te beginnen en door zelf mee opzij te lopen zal het paard ook opzij gaan. Er moet echter wel altijd in de gaten worden gehouden dat het tempo en de buiging van het paard goed blijven. Als het paard wijken met u naast zich goed doet kunt u steeds meer schuin achter het paard gaan lopen en de hulpen goed blijven geven.
Schouder binnenwaarts kan ook begonnen worden door naast het paard te lopen. Het makkelijkst is om het paard tegen het schot van de bak te laten lopen en dan in laat buigen naar de binnenkant, maar dan de achterhand met uw lichaam op de hoefslag te houden. U kunt ook de lijnen beiden aan de binnenkant van het paard houden, zodat er wel contact is met de buitenkant, maar het achterbeen op de hoefslag blijft. Het paard heeft namelijk snel de neiging van de hoefslag af te komen.
Appuyeren is met de lange lijnen een iets makkelijkere oefening dan met rijden. Dit heeft ermee te maken dat de lijn achter de kont van het paard gehouden kan worden en als het ware de kont achter de richting van het hoofd aan 'dwingt'. Het is dus erg handig om eerst met lange lijnen deze oefening aan te leren alvorens het onder het zadel wordt geprobeerd.
Lange lijnen handig voor:
- Aanvulling van training op dressuurmatige basis
- Basis beleren voor de kar
- Vertrouwen tussen paard en mens
- Gehoorzaamheid van het paard
- Afwisseling van de 'normale' training onder het zadel