Soorten training bij paarden

Soorten trainingen bij paarden, matige intensieve training, krachttraining,snelheidstraining, intervaltraining.

Matige intensieve training

Deze vorm van training biedt alle paarden een goede basis. De pols ligt daarbij tussen de 100 en 160 slagen per minuut. Afhankelijk van de achtergrond en de conditie van het paard op dat moment, duurt het zes tot twaalf maanden om de conditie van een paard op te bouwen zodat het in staat is 60 minuten te werken in stap, draf en galop zonder een te hoge hartslag te krijgen.
De matig intensieve training omvat altijd langere stukken in een vrij laag tempo, en intervallen in een rustig tempo met korte rustpauzes

Krachttraining

Voordat je met krachttraining begint, moet het paard in staat zijn om een uur matig intensieve training te doorstaan met een hartslag van 60-80 slagen per minuut. De krachttraining ontwikkelt de spierkracht en de weerstand van het paard en kan op verschillende manieren worden gegeven: door het beklimmen van steile heuveltjes, kort werken in een zware bodem, gymnastiserende sprongetjes maken, ergens op- en afspringen, door het water rijden, in de sneeuw rijden etc. Tijdens krachttraining ligt de hartslag bij lichtere oefeningen rond de 170 slagen per minuut. Bij zwaarder werk kan de hartslag stijgen tot 180 slagen per minuut.

Snelheidstraining

De snelheidstraining omvat sprintjes in galop met een snelheid van 500 tot 700 m per minuut met tempoverlagingen en verhogingen. Deze manier van trainen staat bovenaan de trainingsladder, omdat eerst het skelet van het paard zich moet verstevigen en aanpassen, voordat het paard deze opgaven aan kan. Vergeet nooit dat een hoog tempo altijd gepaard gaat met een verhoogd blessurerisico. Meet voor de galoptraining altijd eerst de temperatuur van het paard op, zodat het dier nooit met koorts een galoptraining hoeft te doorlopen.

Intervaltraining

Je kunt de effectiviteit van iedere training verhogen door er een intervaltraining van te maken. Bij een intervaltraining worden korte, intensieve trainingsperiodes afgewisseld met rustpauzes. Zo kun je bijvoorbeeld twee minuten in een arbeidsgalop afwisselen met twee minuten draf. Zo’n sessie herhaal je twee tot drie keer. Hierdoor heeft de training meer effect dan wanneer je vier tot zes minuten aaneengesloten galoppeert. De kwantiteit van de training neemt toe bij gelijk blijvende intensiteit. Door de rustpauzes tussen de oefeningen krijgt het paard de tijd om zich te herstellen.

Voorbeeld voor een intervaltraining in galop voor een paard.
week tempo duur in min, rust (stap) aantal intervallen

• 1 350 m/min. 2 circa 2 min. 2
• 2 350 m/min. 2 circa 2 min. 3
• 3 350 m/min. 3 circa 3 min. 3
• 4 350 m/min. 4 circa 4 min. 3
• 5 350 m/min. 4 circa 4 min. 4
• 6 375 m/min. 4 circa 4 min. 3
• 7 375 m/min. 4 circa 4 min. 4
• 8 4(X) m/min. 4 circa 44 min. 3

Tempo rijden

Om effectief te kunnen trainen, moet je ook weten in welk tempo je rijdt. Meet met behulp van een meetlint of iets dergelijks een bepaald traject op, bijvoorbeeld een stuk van 400 meter. Controleer met een stopwatch hoe lang je erover doet om dit traject met het paard af te leggen. Doe dit in draf, in een handgalopje en in een flinke galop, totdat je staat bent op je gevoel een bepaald tempo te rijden.

Voorbeeld van intervaltraining

In het voorjaar zou een bijna vierjarig paard in staat moeten zijn tot een intervaltraining als deze:

• Galop over 400 meter in minder dan 2 minuten, daarna rust (2 minuten stap of draf)
• Tweemaal herhalen
• 10 minuten stappen. Als de hartslag niet hoger is dan 100 slagen per minuut wordt de hele intervaltraining nog een keer herhaald.

Deze manier van trainen reduceert de blessurekans aanzienlijk omdat blessures vaak alleen ontstaan als spieren, pezen en banden vermoeid zijn en niet meer voldoende als schokdemper kunnen dienen. Bovendien is deze manier van trainen effectief en geeft betere resultaten dan wanneer je zonder schema rijdt Een deel van de training in het voorjaar kun je op deze manier invullen.

Zodra de conditie van het paard verbetert, breid je de intensiteit van de intervaltraining uit. Dit bereik je door de tijdsduur of de intensiteit van de oefeningen te vergroten of door een groter aantal intervalsessies achter elkaar te rijden. Het is wel belangrijk om steeds de herstelhartslag te controleren, om te zien of het paard met de oefeningen niet overvraagd wordt. De hartslag geeft ook aan wanneer je van het paard zwaardere oefeningen kunt vragen.

Springen als interval training

Naast het vrijspringen en het springen van natuurlijke hindernissen train je het paard nu ook met het draven over de cavaletti en het springen van uitnodigende hindernisjes in de rijbaan. De aanwezigheid van een ervaren paard kan ook hierbij een waardevolle hulp zijn en biedt een mogelijkheid om het jonge paard snel bij te brengen wat er van hem gevraagd wordt. Als het springen geleidelijk wordt opgevoerd, is intervaltraining een goede methode om in de gaten te houden hoe vaak het paard eigenlijk springt. Een paard dat springen leuk vindt en graag de ene hindernis na de andere overwint, kan namelijk ook snel over- vermoeid raken.

De volgende stap is het springen. Met een intervaltraining behaal je het beste resultaat. Voorbeeld: Het paard springt drie of vier lage hindernissen en gaat daarna in stap of draf terug naar het startpunt De terugweg moet hierbij zes keer zo lang duren als het springen over de hindernissen. Dit geeft een verhouding van 1:6. De herstelperiode duurt zes keer zo lang als de inspanning. Herhaal deze oefening drie keer. Bij een regelmatige herstelhartslag van 6o tot 8o slagen per minuut kan het paard zwaardere arbeid verrichten.

Voeding

Ook het voer moet worden aangepast aan de toenemende trainingseisen. De dagelijkse eiwit- behoefte van een drieënhalfjarige die ongeveer 45 minuten werkt, ligt rond de 480 gram. De energiebehoefte bedraagt ongeveer 80 Megajoules. Let bij het voeren op voldoende magnesium, want dat is noodzakelijk voor de spierarbeid. Het paard bevindt zich nu in een fase van intensieve spieropbouw. De dagelijkse behoefte ligt rond de 11 gram magnesium.

• Aërobe training = langzame arbeid of lichte inspanning, waarbij de spieren met voldoende zuurstof kunnen werken.
• Anaërobe training = snel of intensief werk, waarbij de suikerafbraak in de spieren zonder zuurstof plaatsvindt.

Vergeet de wei niet

Ook als alles nu gericht is op de deelname aan wedstrijden of bruikbaarheidtesten, moet je het paard toch minstens een maand lekker in de wei zetten. De paarden behouden ondanks deze rustperiode hun conditie. Bij een paard dat totale rust krijgt, neemt de harten de longcapaciteit pas af, nadat het paard vijf weken heeft stilgestaan. Hierin verschilt het paard onder andere van de mens. Als wij tien dagen niet trainen, vermindert onze conditie al. Bouw de training iets af voordat het paard de wei in gaat en bouw hem na de rust- pauze weer rustig op, waarbij je de eerste dagen alleen stapt.