Gebitsverzorging bij paarden
Een goede gebitsverzorging bij paarden is heel belangrijk. Een gezond gebit is nodig voor het goed kunnen eten en verdere functioneren van een paard. Problemen in het gebit hebben veel invloed op het paard, niet alleen met betrekking tot eten, maar ook in relatie tot de rest van het lichaam.
Het paardengebit
Het gebit van een paard wordt helemaal aan het zicht onttrokken, waardoor veel paardenhouders de noodzaak van een behandeling niet goed kunnen waarnemen. Als een paard niet goed eet, is dit niet altijd meteen duidelijk. Voor veel eigenaars is het maken van proppen van hooi het eerste symptoom. Alleen is dit niet het enige signaal van mogelijke problemen in de mond. Een paard kan bijvoorbeeld door scherpe randen op kiezen ook pijn hebben in de mond. Bij kauwen kunnen er beschadigingen optreden op het tandvlees, de wang en tong. De staat van het gebit heeft ook een hele grote invloed op de beweging van het paard, de oorzaak van veel rijproblemen kan heel goed bij problemen in het gebit liggen.
Het gebit bestaat uit de volgende elementen:
- 12 snijtanden (4 binnentanden, 4 middentanden en 4 hoektanden)
- 4 hengstentanden (alleen bij hengsten en ruinen, enkele keer bij merries)
- 24 kiezen
- Evt. wolfskiezen (1 of 2, meestal in de bovenkaak)
Wisselen
Een paard wisselt tussen een leeftijd van 2,5 tot 4,5 jaar zijn melktanden en kiezen en op basis van groei, vulling en slijtage kan de leeftijd van een paard redelijk worden ingeschat.
Tanden
Bij een veulen komen in de eerste 2 á 3 weken de binnentanden door.
Na 1 tot 2 maanden verschijnen de middentanden.
Bij 6 – 9 maanden komen de hoektanden door (+ eventuele wolfstanden).
Op een leeftijd van:
2,5 - 3 jaar: wisselen van de binnenste snijtanden, vanaf 3 jaar begint de slijtage van de nieuwe blijvende tanden.
3,5 – 4 jaar: wisselen van de middentanden, doorkomen blijvende tanden.
4,5 – 5 jaar: wisselen van de buitenste tanden, doorkomen van de blijvende tanden. Hengstentanden breken door.
Kiezen
Bij de geboorte heeft een veulen 12 kiezen (3 kiezen per kaakhelft).
1 jaar : 4e blijvende kies komt door.
2 jaar : 5e blijvende kies komt door.
2 jaar en 8 á 9 maanden : eerste kiezen wisselen.
2 jaar en 10 á 11 maanden : tweede kiezen wisselen.
3 jaar en 8 maanden : derde kiezen worden gewisseld.
3 ½ tot 4 jaar : 6e blijvende kies komt door.
Op 5-jarige leeftijd heeft een paard een compleet gebit.
In de loop van de jaren veranderen de tanden van vorm en qua hoekstand in het gebit.
Bij paarden, anders dan bij mensen en veel andere dieren, groeien de snijtanden en kiezen. Ze hebben de maximale lengte op ongeveer 5 á 6-jarige leeftijd bereikt en langzaam wordt de tand door de ligamenten uit de kaak omhoog gedrukt. Door slijtage als gevolg van het vermalen van voedsel, wordt de tand steeds kleiner. Normaal gaat dit met een snelheid van ongeveer 2-5 mm per jaar, vanaf een leeftijd van zo’n 20 jaar gaat dit steeds langzamer. Op een gegeven moment kunnen tanden en kiezen los gaan zitten, er uit vallen of als het paard er last van heeft (vaak gaat het kauwen dan niet goed meer en kan het pijn geven) moeten ze worden verwijderd.
Wolfskiezen
Dit zijn kleine kiesjes vóór de eerste kies die meestal in de bovenkaak zitten, soms ook in de onderkaak. Deze zijn niet bij elk paard aanwezig. Omdat ze geen bepaalde functie hebben kunnen ze eventueel verwijderd worden wanneer het paard er last van heeft met rijden, het bit kan dan namelijk problemen geven doordat het tegen de wolfskies drukt. Doordat wolfskiesjes veel kleinere wortels hebben, zit er meer beweging in en veroorzaakt druk van het bit zenuwpijn. Als een paard niet wordt gereden of je rijdt bitloos, dan is dit niet nodig.
Er zijn ook zogenoemde blinde wolfskiezen, die zijn niet zichtbaar zijn maar wel voelbaar als een bultje onder het tandvlees. Deze kunnen ook behoorlijk pijn veroorzaken als het bit erop drukt.
Doppen
Een dop is een kies die gewisseld wordt, deze wordt dan door de nieuwe blijvende kies eruit geduwd. Normaal gesproken valt deze dop er op een gegeven moment vanzelf uit. Soms gebeurt dit niet en dan moet deze verwijderd worden. Hij kan namelijk problemen geven doordat het paard niet meer goed het voedsel kan vermalen (ongelijke stand van het gebit) en er kunnen voedselresten tussen de dop en nieuwe kies gaan zitten die kunnen lijden tot ontstekingen.
Hoe maalt het gebit?
De onderkaak maakt een min of meer rondgaande achtvormige beweging. Er wordt afwisselend aan de linker- of rechterzijde gekauwd en niet aan twee zijden tegelijk. Dit omdat de onderkaak iets smaller is dan de bovenkaak. De tong duwt het voedsel naar de kant waar wordt gekauwd, het wordt dan als het ware opgesloten tussen de tong en wang. De kiezen worden tijdens de kauwbeweging met grote kracht langs elkaar gewreven.
De kiezen zijn opgebouwd uit verschillende stoffen, onder ander uit emaille (hard glazuur), dit zijn de grillig lopende lijnen op het maalvlak van een kies. Emaille is heel hard en door het vermalen van voedsel slijten de zachtere structuren sneller dan het emaille. Hierdoor ontstaat er een rasp-effect en worden de vezels stuk gewreven.
Wanneer de maalvlakken van de kiezen volledig over elkaar wrijven, zullen er bij een correct gevormd gebit en het juiste rantsoen geen afwijkingen ontstaan. Echter ontstaan er toch minimaal wel scherpe puntjes of haken aan de zijkanten van het maalvlak (het emaille wat niet is afgesleten).
Deze puntjes en haken kunnen problemen gaan geven met het juist vermalen van voedsel. De kiezen en tanden passen niet meer goed op elkaar en slijten daardoor niet meer gelijkmatig af. Snijtanden kunnen daarbij te lang worden met als gevolg dat de kiezen niet meer goed op elkaar staan en niet meer goed kunnen malen.
Oorzaken van afwijkingen in het gebit
- Het wisselen van kiezen, bijvoorbeeld als een dop van een melkkies te lang op de doorkomende kies blijft zitten.
- Het rantsoen en de manier waarop het aangeboden wordt. Denk aan hooi versus kuil, te weinig hooi (en teveel krachtvoer), hebben de paarden de mogelijkheid om rustig eten of moeten ze snel eten door bijvoorbeeld voernijd en kunnen ze in een natuurlijke houding (hoofd laag bij de grond) eten.
- De vorm van de bovenkaak, waardoor de achterste bovenkies langzamer daalt dan de onderste naar boven komt.
- Verschil in de hardheid van de kiezen.
- Het ontbreken van een kies in een van de kaakhelften. De tegenoverliggende kies wordt hierdoor niet meer goed afgesleten en kan dan doorgroeien in de ruimte van de ontbrekende kies. Goede kauwbewegingen zijn dan niet meer mogelijk.
- De plaats van de kiezen in de onderkaak t.o.v. bovenkaak.
- Trauma aan spieren en pezen in hoofd, nek en hals.
- Stalondeugden.
De invloed van het gebit op het welzijn en de prestaties van het paard
- Het gebit is de eerste stap van het spijsverteringsproces en maakt een optimale opname en benutting van het voedsel mogelijk. Een goed gebit heeft een hele grote invloed op de conditie van uw paard. Wanneer een paard bijvoorbeeld vermagert, last heeft van koliek of slokdarmverstopping, kan dit met het gebit te maken hebben.
- Het hoofd, de nek en de hals vormen samen het balansmechanisme van het paard. Overbelasting van de kauwspieren kan makkelijk klachten aan de nek en hals veroorzaken waardoor aanleuning niet goed mogelijk is. Het paard verkrampt van ongemak en pijn.
- Zachte mondweefsels, zoals de mondhoeken en het slijmvlies op de lagen, kunnen makkelijk tussen de voorste kiezen en het bit worden geklemd. Door puntjes aan de zijkanten van de kiezen kunnen makkelijk snijwonden aan de tong en wangen ontstaan.
Gebitscontrole- en behandeling
Gebitscontrole begint voor paarden al op jonge leeftijd. Laat een paard al op tijd wennen aan het kijken en voelen in de mond. Tijdens de periode van wisselen is controle heel belangrijk, doppen die er niet vanzelf uit gaan, behoren op tijd verwijderd te worden.
Het vijlen van het gebit is voor het paard pijnloos, de wortels en zenuwen zitten veel dieper dan bijvoorbeeld bij de mens omdat de opbouw van de kiezen en tanden anders is.
Bij volwassen paarden is gebitsbehandeling aan te bevelen minimaal 1 keer per 9 á 12 maanden, met name bij paarden die veel gereden worden.