De krokodil, een oerdier
Al meer dan 200 miljoen jaar bevolkt de krokodil onze planeet. Ze deelden hun leefomgeving lange tijd met de dinosaurus. Echter, de dinosaurussen zijn al lang uitgestorven en de krokodil is er nog steeds. Hoewel deze gepantserde oerdieren in de loop der tijd nauwelijks veranderd zijn, zijn het toch ware aanpassingsmeesters. Tegenwoordig jagen ze in de tropen van Amerika, Azíë, Afrika en Australië. In Europa zijn ze al miljoenen jaren uitgestorven.
Familiebanden
Voor leken is het moeilijk alle 23 krokodillensoorten uit elkaar te houden, maar de drie ondersoorten (alligators, krokodillen en de gaviaal) zijn redelijk makkelijk aan hun schedelvormen te herkennen. Alligators hebben een rechte, brede en ronde bek, de krokodillenbek is wigvormig. De bek van de gaviaal, die een echte viseter is, is daarentegen extreem lang en smal. Bovendien is er nog een opvallend kenmerk: bij de krokodil is de lange, vierde tand van de onderkaak ook zichtbaar als de muil gesloten is, terwijl dat bij de alligator niet zo is. Alle krokodillen hebben een gepantserde huid, die bestaat uit botachtige hoornplaten. Daarom vergist men zich ook vaak, want men denkt dat de krokodil tot de hagedissen behoort. Dit is niet zo, ze zijn slechts nauw verwant.
Overlevers
Net als alle reptielen zijn krokodillen dieren, die zich aan de omgevingstemperatuur aanpassen. Ze leven overal, waar de doorsnee temperatuur niet onder de 15 graden komt. Alleen de alligator kan in een wat koudere omgeving leven. In vergelijking tot warmbloedige dieren hebben krokodillen veel minder energie. Zoogdieren zetten 80% van hun voedsel om in energie om hun lichaamstemperatuur op ongeveer 37 graden te houden. Krokodillen hebben daar maar 10% voor nodig. Zodoende kunnen ze weken of maanden zonder voedsel overleven.
Snelle jagers
Tijdens de evolutie hebben krokodillen zich perfect aan hun leefomgeving aangepast. Ze kunnen voortreffelijk zien en beschikken over een enorm goede reukzin. Tot aan hun ogen ondergedompeld in water wachten ze geduldig op een prooidier. Meestal zijn dan alleen de neusgaten en een deel van de rug nog zichtbaar. Met druksensoren op hun kaken nemen ze de kleinste beweging in de waterspiegel waar en krijgen zo hun slachtoffer in de gaten. Dankzij hun grote gespierde staart kunnen ze razendsnel uit het water komen, met hun scherpe tanden de prooi grijpen en in de diepte verdwijnen.
Een klep in de bek, die, wanneer nodig, geopend en gesloten kan worden, verhindert dat krokodillen onder water met een geopende muil verdrinken. Om te kauwen zijn de tanden van deze vleeseters niet, omdat alle krokodillensoorten een vaste onderkaak hebben. Ook het afbijten van delen van de buit is niet mogelijk. Daarom draaien ze vaak in een adembenemend tempo om hun eigen as, om een stuk vlees van een groot prooidier af te scheuren. Bovendien hebben krokodillen geen tong. Het voedsel wordt helemaal of in stukken verslonden en in de maag verteerd. Volwassen krokodillen jagen overwegend op vissen, watervogels en middelgrote zoogdieren.
Aan land zijn deze grote jagers een beetje onbeholpen. Toch moet men altijd oppassen, want een klein galopje kunnen ze wel maken. Er zijn echter weinig soorten, die gevaarlijk voor mensen zijn. Dat zijn vooral de Nijlkrokodil (in Afrika) en de Australische krokodil, die kunnen vijf tot zes meter lang worden. Normaal gesproken gaan krokodillen mensen uit de weg en vallen alleen aan, als ze zich bedreigd voelen.
Nakomelingen
Krokodillenvrouwtjes zijn ongeveer 40 jaar lang vruchtbaar. Een leg bestaat uit 20 tot 80 eieren. De meeste krokodillensoorten leggen hun eieren in nesten van plantenresten. Door het verrotten van de planten ontstaat de benodigde warmte, om de eieren uit te broeden. Dit duurt zo'n 60 tot 100 dagen, dan komen de jongen ter wereld. Tot die tijd bewaken de ouders het nest. Omdat krokodillen geen geslachtschromosomen hebben, hangt het van de broedtemperatuur af, of er mannetjes of vrouwtjes geboren worden. Temperaturen van 28 tot 31 graden zorgt dat er zich vrouwtjes ontwikkelen,van 31 tot 34 graden zorgt voor mannetjes. Als krokodillenbabies uitgebroed zijn, maken ze piepgeluidjes en bevrijden zichzelf uit de eierschaal. Meestal moet de moeder daar bij helpen. Daarna neemt ze de jongen voorzichtig in haar bek en brengt ze naar het water. Gevoelige zenuwen aan de tandwortels zorgen ervoor dat hun bijtkracht zo fijngevoelig kan zijn.
Kannibalisme
Vanaf het begin zijn de jongen op zichzelf aangewezen en ze moeten zien, dat ze voldoende wormen, kreeften of kevers te pakken krijgen, ze hebben dan ook geen grote overlevingskans. Ze moeten voortdurend op hun hoede zijn voor roofvogels, schildpadden en roofvissen, negen van de tien jongen worden dan ook nooit volwassen. Dat is dus de reden dat de ouderdieren zoveel nakomelingen ter wereld brengen. Omdat er maar voor een beperkt aantal krokodillen voedsel is, worden de zwakkere jonge exemplaren door oudere dieren verdreven of opgegeten. Over kannibalisme onder krokodillen zijn echter meer speculaties dan echte kennis. Het zou hier meestal om gevechten tussen rivalen gaan, die tot de overlevingsstrategie behoren. Dat ouders hun kinderen opeten, lijkt onwaarschijnlijk. Met hun goede reukzin zouden de dieren hun nakomelingen moeten herkennen, zodat normaal gesproken de jongen niet zouden hoeven vrezen voor hun eigen ouders.
Sociaal gedrag
Over het sociale gebeuren bij krokodillen is nog niet veel bekend. Wat men zeker weten is, dat sommigen soorten gezamenlijk jagen, vooral als het om grotere prooidieren gaat. Ze begeven zich dan ieder aan een kant van het dier, grijpen het vast aan verschillende kanten en scheuren het in stukken. Zo profiteert een ieder van deze actie, die ze alleen niet hadden kunnen doen. Meestal liggen krokodillen vredig dicht bij elkaar, om te zonnen. Of ze dan daadwerkelijk het gezelschap van elkaar opzoeken, is niet bekend. In ieder geval hebben wetenschappers ontdekt, dat de dieren met elkaar communiceren door een omvangrijk repertoire aan geluiden. Die geluiden zijn deels niet waar te nemen door de mens.