Waarom zijn niet alle mensapen mens geworden?
In principe kunnen de mensapen niet alleen rechtop lopen, ze zijn ook intelligenter dan apen en ze gebruiken hun handen meer dan die dieren. De vraag waarom niet alle mensapen mens geworden zijn is een ingewikkeld probleem. De beste manier om die vraag te beantwoorden is terug te gaan naar het equatoriale oerwoud van 20 of 30 miljoen jaar geleden en ons de situatie voor te stellen vanuit het gezichtspunt van de mensapen uit die tijd.
De vier overlevende mensachtige apen
Algemeen
Aan de fossielen van de destijds bestaande mensapen kunnen wetenschappers afleiden dat er tussen hen reeds verschillen bestonden, al waren die 20 tot 30 miljoen jaar geleden nog niet zo groot als nu.
De vier overlevende mensachtige apen zijn:
- de gibbon;
- de orang-oetan;
- de chimpansee;
- de gorilla.
Zij alle zijn groter dan ze oorspronkelijk waren. Op de gibbon na zijn ze zelfs veel groter. Alle hebben ook langere armen. De gibbon en de orang-oetan zelfs aanzienlijk langere.
De oorsprong
De gibbon en de orang-oetan zijn Aziatisch. Zij onderscheiden zich vrij sterk van de chimpansees en gorilla's door een groot aantal uitwendige en inwendige kenmerken (genetische inbegrepen). Eigenlijk lijken de gibbon en de oerang-oetan veel
minder op een chimpansee dan de mens. Dit wijst op een oude afscheidng die plaats heeft gevonden ver voor de splitsing van de mens-gorilla-chimpansee.
De chimpansee, de gorilla en de mens zijn waarschijnlijk alle drie van Afrikaanse oorsprong en zijn nauwer aan elkaar verwant dan de gibbon en de orang-oetan.
Opmerking
Van alle mensaapachtigen is de gibbon
het minst verwant met de mens. Hij is ook
het sterkst gespecialiseerd, met lange krachtige armen en haakvormige handen voor het zwaaien van tak naar tak. Gibbons leven in dichte wouden in Zuidoost-Azië. In die beperkte wereld houden zij vast aan kleine familie-territoria. Zij zijn de minst intelligente van de mensaapachtigen en het is mogelijk dat dit veroorzaakt wordt doordat zij zelden op de grond komen en zo de stimulans missen die uitgaat van groepsactiviteiten.
Vergelijking tussen gibbon en orang-oetan
Overeenkomst tussen gibbons en orang-oetans
Beide dieren leven tegenwoordig voornamelijk in de bomen. Zij zijn door miljoenen jaren van klimmen en zwaaien alsmede door een volkomen afhankelijk zijn van de boomvruchten van het oerwoud tot een hoogepunt gebracht van de specialisatie om in bomen te leven. Wanneer zij af en toe eens op de grond komen, dan bewegen zij zich langzaam en onzeker. In de bomen echter zijn zij geweldig, ieder op zijn eigen manier.
De gibbon
Dit dier is een echte luchtacrobaat, die aan takken hangt en van de ene naar de andere slingert op de manier van de losgeraakte slinger van een klok. Zo kan hij plotseling door de ruimte schieten in een adembenemende boog en de volgende tak net lang genoeg vastgrijpen om zich in de richting van een derde tak te lanceren. Bij de gibbon betekenen armen en handen alles. Zijn vingers zijn buitengewoon langgerekt en gebouwd als krachtige haken om takken te grijpen. Het gevolg van die 'vinger-specialisatie' is dat de gibbon de
minste handvaardigheid van alle mensapen en de kleinste hersenen heeft.
De orang-oetan
Dit dier verschilt erg veel van de gibbon. Hij is veel groter. Volwassen mannetjes wegen meer dan 300 pond, zeer gewichtig vergeleken met het gibbon mannetje dat slechts 10 tot 15 pond weegt. Door dat grote formaat kan de orang-oetan niet in snelle vaart aan takken slingeren. Echter dank zij de ontwikkeling van vier handen die bijzonder geschikt zijn om mee te grijpen, en ledematen die zo goed geleed zijn dat zij in elke richting kunnen reiken, is er praktisch geen plaats in een boom waar een orang-oetan niet veilig naar toe kan gaan (ondanks zijn grote omvang). In feite heeft de orang-oetan niet alleen vier handen maar ook vier armen. Het veilig naar elke willekeurige plaats gaan doet het dier door zorgvuldig te grijpen en te klimmen. De orang-oetan beweegt zich langzaam, maar zeker. Hij neemt soms de meest bizarre lichaamshoudingen aan. Zo kan hij met zijn voeten een paar verticale takken grijpen, waartussen zijn lichaam hangt in een rechtstandige positie met zijn voeten boven zijn schouders, terwijl hij met zijn arm naar vruchten reikt.
Opmerking
Op de vraag waarom de mensapen gibbon en orang-oetan geen mens geworden zijn, luidt het antwoord:
Wanneer we deze
gespecialiseerde dieren vergelijken met het algemeen gangbare aap-mensaap model, namelijk het exemplaar dat de voorvader van allen vormde, dan blijkt dat de gibbon en de orang-oetan geëvolueerd zijn in een richting die verschilt van de richting die hen tot het mens-zijn zou hebben kunnen leiden. Immers zowel de gibbon als de orang-oetan zijn
veel te gespecialiseerd in het boomleven om iets anders te kunnen worden dan een nog beter exemplaar van wat ze nu al zijn.
De overige twee groepen mensapen, namelijk de gorilla en de chimpansee, bekijken we in een volgend artikeltje waarin we zowel bij de gorilla als bij de chimpansee letten op de specialisaties van beide groepen en vervolgens bezien in hoeverre ze met elkaar zijn te vergelijken.