Veelvraat, familie van de otters, dassen en wezels
De veelvraat (Gulo gulo) behoort tot de marterachtigen (Mustelidae) en is daarmee familie van de dassen, otters en wezels. De veelvraat is een klein roofdier. Zijn naam heeft echter niets te maken met de hoeveelheid dat hij eet; hij eet net zoveel als andere dieren.
Leefgebied van de veelvraat
De veelvraat komt voor in het noorden van Amerika, Europa en Azië, waar hij leeft in rotsachtige bergbossen, voornamelijk dicht bij het water. In het noorden van Europa, in Scandinavië komt de veelvraat veel voor. Omdat de veelvraat nogal lening is, en kan springen als een kat, wordt hij door de Noren ook wel ‘Bergkat’ genoemd. Bergkat is in het oud-Noors fjellfrass: Dat laatste woord is in het Nederlands omgezet tot veelvraat, maar die naam past niet bij het dier, aangezien hij net zoveel eet als andere dieren.
Lichaam van de veelvraat
De lengte van het lichaam van een veelvraat bedraagt 70-120 centimeter. Deze lengte is inclusief zijn staart van 30 centimeter. Een veelvraat kan 7 tot 30 kilo wegen. Zijn lichaam is krachtig gebouwd, hij heeft korte poten met brede voeten waar klauwen aan zitten die erg lang en scherp zijn. Zijn vacht is donker op zijn rug, lichter aan de zijkanten, maar donkerbruin op de buik.
Leefgemeenschap van de veelvraat
Veelvraten leven individueel in een eigen territorium dat een gebied beslaat van soms wel 1000 vierkante kilometeer. Dit varieert echter van 200 tot 1600 vierkante kilometer. Het gebied van de vrouwtjes is een stuk kleiner, maar net als de mannejtes verdedigen ook zij hun gebied fel tegen indringers. Ze bakenen hun gebied af door muskusachtige luchtjes af te zetten. Dit verdedigen onderbreken ze alleen in de zomer, de paartijd voor de veelvraten. Na het paren, dat enkele uren kan duren, hervatten ze het verdedigen van hun territorium. Na negen maanden bevalt het vrouwtje in het voorjaar van haar jongen. Meestal krijgt ze er per worp twee of drie, een enkele keer zelfs vijf. Voor de geboorte heeft het vrouwtje een warm nest voor haar jongen gemaakt onder een rots of in een holle boom. Bij het nest stopt ze een grote voedselvooraad voor haarzelf. Hierdoor hoeft ze haar jongen de eerste tijd niet te verlaten. De jongen worden blind geboren met een klein pelsje. Nadat ze ongeveer drie weken bij hun moeder drinken, verlaat zij haar jongen af en toe om voedsel voor hen te halen. Hierdoor leren haar jongen gevarieerd te eten. Meestal blijven de jongen nog een tijd bij hun moeder als ze groot genoeg zijn om voor zichzelf te zorgen. Die periode kan oplopen tot de volgende paartijd van hun moeder, die soms wel twee jaar later is. Veelvraten kunnen maximaal 16 jaar worden in gevangeschap. In het wild ligt de leeftijd tussen de 8 en 10 jaar.
Voedsel van de veelvraat
Het voedsel van een veelvraat bestaat uit vruchten, wortels, kleine zoogdieren, vogels en insecten. Het komt zelfs voor dat een veelvraat een (verzwakte) eland of rendier aanvalt.
De veelvraat zorgt goed voor zijn voedsel. Vaak pakt hij zelfs het voedsel van andere dieren af. Dat doet hij door zijn haren overeind te zetten, zijn tanden te laten zien en te grommen. Hij jaagt hiermee veel dieren weg, en zelfs grizzlyberen deinzen zo voor hem terug.
Vrienden en vijanden van de veelvraat
Een veelvraat heeft weinig vijanden. Dit komt vooral vanwege zijn krachtige uiterlijk en aggresiviteit tijdens de jacht naar voedsel. De grootste vijand van de veelvraat is de mens. Doordat hij zelfs van mensen voedsel steelt, wordt hij vaak afgeschoten. Hij breekt bijvoorbeeld in in huizen of steelt de kalfjes van rendierhouders.
In Zweden en Noorwegen leven nog maximaal 700 veelvraten. Het aantal veelvraten is hiermee in de laatste vijf jaar (ca. 2000 – 2005) met 40% gedaald.