De witvlakvlinder - bijzondere vlinder met prachtige rupsen

Inhoudsopgave
- Taxonomie en voorkomen
- Uiterlijke kenmerken van de witvlakvlinder
- Biologie van de witvlakvlinder
- Schade
- Natuurlijke vijanden
- Behandeling
Taxonomie en voorkomen
TaxonomieOrgyia antiqua (Orde: Lepidoptera) behoorde vroeger tot de familie Lymantriidae (donsvlinders), maar sinds 2011 tot de nieuwe familie Erebidae (spinneruilen). De Erebidae zijn onderverdeeld in drie onderfamilies: Arctiinae of beervlinders (vroeger de familie Arctiidae), Lymantriinae of donsvlinders (vroeger de familie Lymantriidae) en enkele Noctuidae (uilen).
Voorkomen
In Nederland komen twaalf soorten donsvlinders voor, maar over de gehele wereld zijn er ongeveer 2700 soorten bekend. De rupsen zijn harig en kunnen bij mensen huidirritaties geven. De rupsen leven op houtige planten en loofbomen. De vlinders zijn vaak nachtactief, maar bij sommige soorten, zoals Orgyia antiqua, vliegen de mannetjes ook overdag, vooral als ze een vrouwtje zoeken.
Uiterlijke kenmerken van de witvlakvlinder
MannetjeHet mannetje heeft een spanwijdte van 25 tot 30 mm. De voorvleugel heeft een lengte van 12 tot 17 mm en heeft een oranjebruine kleur met vage, iets donkerder dwarsbanden. In de binnenhoek bevindt zich een witte, halvemaanvormige vlek. Het lichaam van het mannetje is harig. De antennen zijn sterk geveerd.
Vrouwtje
Het vrouwtje is lichtgrijs van kleur, heeft een opgezwollen achterlijf en bezit slechts vleugelstompjes. Zij blijft haar gehele leven op en nabij de cocon zitten waaruit zijn gekomen is. Na de paring legt zij hierop de eieren.
Rups
Vrouwelijke rupsen vreten een dag of tien langer dan manlijke rupsen en worden met een maximale lengte van 35 mm aanzienlijk groter. Manlijke rupsen worden niet langer dan zo'n 25 mm. Dit is een van de weinige gevallen waar het geslacht al vóór het popstadium kan worden vastgesteld. Uiteraard zijn ook de vrouwelijke en manlijke poppen verschillend in grootte.
Cocon
De volgroeide rupsen spinnen een losse cocon, vaak tussen bladeren of op een takje, waarin zij hun lichaamsharen verwerken. Binnenin de cocon verpoppen ze.


Biologie van de witvlakvlinder
Rupsen verschijnen in mei en de eerste vlinders komen in juni tevoorschijn, waarbij de mannetjes iets eerder uitkomen dan de vrouwtjes. Mannetjes vliegen overdag op zoek naar vrouwtjes. Het vrouwtje blijft op of dichtbij haar cocon en 'roept' mannetjes door een geurstof (feromoon) uit te scheiden. Na de paring legt het vrouwtje 200-300 eieren bovenop de cocon. Zij sterft vrij snel daarna. Ook de mannetjes leven maar kort, omdat zij niet eten.Er zijn twee overlappende generaties per jaar. De tweede generatie vlinders komt uit in september. Deze soort overwintert als ei. De overwinterende eieren hebben een zeer harde schaal.
Schade
Aangezien de rupsen grote hoeveelheden blad kunnen verorberen, kunnen ze, als er veel zijn, behoorlijk veel schade veroorzaken. De schade is echter meestal beperkt en vrijwel altijd plaatselijk.Natuurlijke vijanden
De vlinders worden gegeten door vogels, spinnen en wespen van de familie der Vespidae, waartoe de ons welbekende geelzwarte gewone wesp behoort. Van de laatste is bekend dat ze vlinders uit spinnenwebben 'stelen'.Harige rupsen zoals die van O. antiqua worden meestal niet door vogels gegeten. Eén vogel is echter gespecialiseerd in harige rupsen: de koekoek (Cuculus canorus).
Andere vijanden van rupsen (harig of niet) zijn loopkevers (Orde: Coleoptera; Familie: Carabidae), in het bijzonder Calosoma sycophanta. De rupsen worden ook aangevallen door parasitaire wespen (Orde: Hymenoptera; Familie: Braconidae) en parasitaire vliegen (Orde: Diptera; Familie: Tachinidae), waarvan de larven zich in het lichaam van de rups ontwikkelen.