De lepelaar is in Nederland een broedvogel
Het kan in Nederland gebeuren dat er plots een grote witte vogel met een lengte van ongeveer 80 tot 93 cm valt waar te nemen. Vooral in gebieden met water, moerassige gebieden en de Waddeneilanden. Een vogel met een enorme snavel. Een snavel als een grote lepel. De lepelaar. De snavel is zwart met aan het uiteinde de lepelvorm. Plat en breed met een gele kleur op het platte uiteinde. In de zomer heeft de lepelaar een prachtige kuif die qua kleur precies past met de zalmkleurige borstband. De lange zwarte poten doen denken aan de poten van de zilverreiger. De zilverreiger en de lepelaar behoren dan ook tot dezelfde orde: de reigerachtigen.
Familie van de Lepelaar (Platalea leucorodia)
Lepelaars horen bij de orde van de roeipotigen. Hiertoe behoren ook de
- Ardeidae (Reigers)
- Balaenicipitidae (Schoenbekooievaar)
- Pelicanidae (Pelikanen)
- Scopidae (Hamerkop)
- Threskiornithidae (Ibissen en lepelaars).
Ibissen
Familie van de lepelaars zijn de ibissen. Dit waren vroeger twee verschillende groepen maar door DNA verwantschapsonderzoek, bleek een nauwere verwantschap dan gedacht werd. Andere lepelaars zijn:
- rode lepelaar (exoot);
- Afrikaanse lepelaar (exoot).
Hoe komt de lepelaar in Nederland
De lepelaars hebben hun winterverblijf in Zuidwest-Europa en de West Afrikaanse kust. De lepelaars in Nederland zijn zomervogels en vanaf hun winterverblijf trekken de lepelaars begin februari noordwaarts om in maart te gaan broeden. Voor tien jaar geleden was Nederland het meest noordelijkst gelegen land waar lepelaars broeden. In de jaren zeventig waren er ongeveer 100 broedparen in ons land en in 2018 ruim 2.500. Ook in Groot-Brittannië, Denemarken (nu het meest noordelijkst broedgebied), Polen en Duitsland broeden lepelaars. In het voorjaar kunnen dan ook in Nederland veel lepelaars bij elkaar gezien worden waar lepelaars die nog verder trekken zich verzamelen en foerageren.
Broedplekken in Nederland
De lepelaars broeden in moerassige gebieden, dichte rietkragen, kwelders, duinvalleien en bomen/struiken die moeilijk bereikbaar zijn. In Nederland broedt de lepelaar overwegend op de grond maar ook af en toe in bomen. Vooral in het rivierengebied worden broedende lepelaars in bomen waargenomen. Net als in Spanje waar de lepelaar hoofdzakelijk in bomen broedt. Een broedplek in bomen is om de vijand (o.a. de vos) geen kans te geven om het nest te plunderen. De lepelaars in Nederland broeden vooral:
- op de Waddeneilanden;
- Nationaal Park de Biesbosch;
- de oeverzones van het IJssselmeer en de Randmeren;
- hellegatsplaten op Goeree-Overflakkee;
- quackjeswater bij Hellevoetsluis;
- het Rammegors bij Sint-Philipsland;
- sophiapolder bij Hendrik-Ido-Ambacht;
- polder Beningerwaard;
- de Blauwe Kamer bij Rhenen.
Gedrag lepelaar
De lepelaar is een echte koloniebroeder. Binnen een kolonie liggen de nesten veelal op 1 tot 2 meter van elkaar. Een nest wordt gemaakt in het riet van gras (biezen en zeggen) en waterplanten. Voor de vestiging van kolonies moeten moerasgebieden minimaal 100 hectare groot zijn en bij eilandsituaties minimaal 10 hectare. De voedselgebieden moeten een straal van 30 kilometer hebben ten opzichte van het nest. De grootste kolonie in Nederland was in het broedseizoen 2014 te vinden op Texel in natuurgebied de Geul met ruim 639 broedende lepelaars. Het nestelen in kolonies heeft als voordeel dat juist een grote groep minder bloot staat aan vijanden. De vijand van de lepelaar is de vos en de bunzing. Maar ook de natuur, zoals wind en opstuwend water met overstromingen zodat de nesten wegspoelen. De lepelaar broedt van eind maart tot eind juli. Van de drie tot vier eieren komt er vaak maar een jonkie tot wasdom.
Voedsel
Jonge lepelaars blijven nog lange tijd bij de ouders die zorgen voor voedsel en leren hoe ze moeten fourageren. Het voedsel is te vinden in ondiep water en bestaat uit kleine vis zoals stekelbaarzen, kleine witvis, garnalen en waterinsecten. Insecten en hun larven maar ook waterslakken en kleine gewervelden zoals kikkers. Met de unieke kenmerkende snavel bewegen ze zijwaarts door het water, met een geopende snavel om zo aan voedsel te komen. In de snavel bevindt zich een soort zeefmembraan wat maakt dat de lepelaar een ultra gevoelige ‘lepel’ bezit, waar ze als het ware het voedsel mee uit het water ‘lepelen’.
De kolonie trouw
De jonkies beginnen met een oranjekleurige snavel en oranje poten. Jonkies (juvenielen) hebben geen kuif, geen zalmkleurige borstband en geen gele vlek op het platte uiteinde van de lepelvormige snavel. Waarbij de volwassen lepelaar de poten zwart zijn, zijn ze bij de juveniel, roze-grijs. Lepelaars zijn trouw aan de geboorteplek. De opgroeiende jongen komen terug waar ze geboren zijn om als adult ook een nest te maken en eieren te leggen. Mits er genoeg voedsel en rust is.
De blijver
In augustus en september vertrekken de lepelaars terug naar de winterverblijfplaatsen. Maar ook is het mogelijk om in Nederland een overwinterende lepelaar waar te nemen. Een enkeling die hier blijft en een blijver (standvogel) wordt in ons land. Bij een niet al te strenge winter zullen ze overleven.