Ongewervelde dieren – Geleedpotigen
Er zijn verschillende groepen ongewervelde dieren. Eén van deze groepen, en de grootste groep, is die van de geleedpotigen. Ze worden zo genoemd omdat ze gelede poten hebben. Tot deze groep horen bijvoorbeeld insecten, spinachtigen, kreeftachtigen en duizendpoten. Een deel leeft op het land, andere in de zee of in zoet water.
Geleedpotigen
Een enorm grote groep dieren op aarde wordt gevormd door de geleedpotigen. Ze zijn overal ter wereld te vinden, hoewel ze niet altijd direct opvallen. Vaak zijn ze namelijk niet zo groot, hoewel sommige wel erg afschrikwekkend en soms zelfs gevaarlijk zijn.
Het lichaam van geleedpotigen
Geleedpotigen hebben gelede poten, ofwel poten die uit meerdere niet buigzame delen bestaan, die zijn verbonden door gewrichten die kunnen scharnieren. Vaak hebben deze dieren zes of acht poten, sommige hebben er echter veel meer, zoals duizend- en miljoenpoten. Eveneens kenmerkend voor geleedpotigen is hun uitwendige skelet, ofwel hun exoskelet. Dit exoskelet bestaat uit afzonderlijke platen die het lichaam als een soort harnas beschermen. Gewrichten verbinden de platen aan elkaar. Deze zijn flexibel zodat het dier zich goed kan bewegen. Wel zijn ze zwaar, zodat geleedpotigen over het algemeen vrij kleine dieren zijn. Ook groeit een exoskelet niet met het dier mee. Hierdoor moet een geleedpotige na een tijdje een nieuw skelet aanmaken. Deze groeit onder het bestaande exemplaar. Het oude, te kleine exemplaar, wordt afgestoten. De exoskeletten van sommige geleedpotigen zijn duidelijk te zien, zoals bij kreeften. Bij andere dieren valt het nauwelijks op, zoals bij muggen. Omdat muggen moeten kunnen vliegen, moet hun exoskelet heel dun zijn, zodat het niet te zwaar wordt.
Kreeftachtigen
Tot de kreeftachtigen behoren onder meer kreeften, krabben, watervlooien, garnalen, zeepokken en pissebedden. De meeste kreeftachtigen zijn in het zoute water van zeeën te vinden, hoewel watervlooien, rivierkreeften en sommige krabben in zoet water leven. Pissebedden leven op het land. Zoals de meeste geleedpotigen worden ook kreeftachtigen meestal niet erg groot, wat bijvoorbeeld geldt voor watervlooien en pissebedden. Er zijn echter uitzonderingen. De grootste kreeftachtige, en meteen de grootste geleedpotige, wordt namelijk wel zeer groot. Dit is de Japanse reuzenspinkrab, die een spanwijdte van zeker drieënhalve meter kan bereiken.
Zowel krabben als kreeften hebben vier paar poten en daarnaast hebben ze nog een paar grote scharen die zich aan de voorkant van het lichaam bevinden. Ook is hun lijf voorzien van een hard exoskelet, dit wordt de carapax genoemd. Zeepokken gaan wanneer ze pas geboren zijn op zoek naar een goede, stevige ondergrond om te leven. Hier hechten ze zich vast wanneer het eb is. Dit is vaak op rotsen, maar zeepokken kunnen zich ook aan schepen of walvissen hechten. Als het vloed wordt komen de dieren onder het water terecht. Dan zwaaien ze hun poten heen en weer, waardoor ze voedseldeeltjes opvangen.
Spinachtigen
Er zijn zo’n 80.000 verschillende soorten spinachtigen. Kenmerkend voor deze groep is dat hun lichaam uit twee hoofdelementen bestaat, terwijl het lichaam van kreeftachtigen en insecten uit drie elementen bestaat. Daarnaast zijn ze te herkennen aan de vier paar poten die ze hebben. Tot deze groep behoren allerlei soorten spinnen, schorpioenen, hooiwagens, teken en mijten.
Spinnen zijn in allerlei maten en kleuren te vinden. Je kunt ze ook op vele plekken op de wereld tegenkomen. De grootste is de Zuid-Amerikaanse of Goliathvogelspin, die leeft in de regenwouden van Suriname en Guyana. Hij kan een spanwijdte van zo’n 28 centimeter bereiken en de vrouwtjes kunnen 80 gram wegen. Ze eten andere spinnen, maar ook vogels, hagedissen en andere dieren. Veel spinnen zijn voor mensen onschuldige beestjes, hoewel er ook soorten zijn die gevaarlijk zijn voor mensen, zoals de zwarte weduwe en een Braziliaanse wolfspin. Kenmerkend voor spinnen is het maken van een web, hoewel niet elke spin dit doet. Hiervoor gebruiken ze speciale organen in hun achterlijf, de spintepels, die een soort zijden draad creëren. In het web kunnen prooien zoals insecten worden gevangen. Het spinrag wordt ook gebruikt om de prooi vervolgens in te wikkelen. Schorpioenen leven op het land en zijn vooral te vinden in warme gebieden. Veel schorpioenen verstoppen zich overdag en gaan ’s nachts op jacht. Ze eten andere dieren zoals insecten en spinnen, die ze vangen met hun grijpscharen. Daarnaast hebben ze aan hun staart een stekel waarmee ze dieren kunnen verlammen. Deze gebruiken ze vooral wanneer ze zich bedreigd voelen. Bij sommige in de steek zelfs voor mensen dodelijk. Alle teken en sommige mijten leven als parasieten op andere dieren. Ze zuigen bloed op van hun gastheer, dat een reptiel kan zijn, maar ook een vogel of een zoogdier. Andere mijten leven niet als parasiet, zoals de huisstofmijt. Dit diertje leeft in huisstof, waar hij zich te goed doet aan resten van insecten, andere mijten en menselijke huidschilfers.
Duizendpoten en miljoenpoten
Zowel duizend- als miljoenpoten zijn vaak te vinden in de grond, onder bladeren en rottend hout. Veel soorten duizendpoten hebben rond de veertig poten, hoewel er ook soorten zijn die er meer dan driehonderd hebben. Miljoenpoten, die maximaal 28 centimeter lang kunnen worden, kunnen tot 750 poten hebben. Ze eten plantenresten en schimmels en kunnen zich verdedigen door een vloeistof te spuiten. Duizendpoten kunnen bijten, waarbij ze gif in hun aanvaller of prooi spuiten. Ze leven van dieren als insecten, slakken en spinnen. De grotere soorten kunnen zelfs muizen en hagedissen eten.
Insecten
Insecten kunnen wel de meest succesvolle diergroep op aarde genoemd worden, zowel als het gaat om absolute aantallen als om het aantal verschillende soorten insecten. Kenmerkend voor insecten zijn de zes poten die ze hebben. Een deel van de insecten is daarnaast voorzien van vleugels, zoals muggen, vlinders, wespen, lieveheersbeestjes, en gaasvliegen. Andere insecten, zoals mieren en oorwormen moeten het zonder vleugels doen. Insecten hebben verschillende manieren om zich te beschermen tegen aanvallers. Lieveheersbeestjes zijn vaak fel gekleurd, waarmee ze andere dieren waarschuwen dat ze erg vies zijn. Wespvlinders doen zich gevaarlijker voor dan ze zijn. Met hun geel-zwart gekleurde lichaam lijken ze op wespen, maar steken kunnen ze niet. Tropische rupsen hebben stekels om zich tegen vogels te beschermen. Veel insecten drinken in hun hele leven niets. Ze eten verschillende dingen, bijvoorbeeld hout (zowel dood als levend), planten, zaden, vruchten en andere dieren. Bidsprinkhanen bijvoorbeeld eten onder meer krekels. De grotere soorten kunnen zelfs hagedissen en kikkers vangen. Vlinders zuigen met hun lange tong nectar uit bloemen. Sommige soorten vlinders drinken ook traanvocht, bijvoorbeeld uit het oog van een leeuw. Dit gebeurt vooral in de warmere delen van de wereld. Soms proberen ze dit ook te doen bij mensen. Overal op het land zijn insecten te vinden, van de warme gebieden op aarde tot in het noordpoolgebied. In deze koude streek zijn in de zomer miljarden muggenlarven te vinden die hier volwassen worden. Ook in zoet water zijn insecten te vinden, zoals de geelgerande watertor. Deze tor vangt kikkervisjes en kleine vissen. In het regenwoud in Midden-Afrika leeft het zwaarste insect ter wereld: de goliathkever. Deze kever kan zo’n honderd gram wegen.
Meer geleedpotigen
Zeespinnen vormen een eigen groep binnen de geleedpotigen. Ze worden zo genoemd omdat ze op spinnen lijken en in zee leven. Hier leven ze van koralen, sponzen en zeeanemonen. Andere geleedpotigen die niet tot één van de bovengenoemde groepen behoren, zijn symphyla, pauropoda en fluweelwormen. Symphyla en pauropoda lijken op kleine duizendpoten en ze leven onder bladeren en in de grond. Fluweelwormen lijken meer op rupsen en zijn te vinden in tropische bossen.