Stinzenplanten, bol- knol- en wortelstokgewassen

Stinzenplanten, bol- knol- en wortelstokgewassen Stinzenplanten hebben een lange en bijzondere geschiedenis en de meeste zijn van oorsprong afkomstig uit het Middellandse Zee gebied en dan met name uit Turkije. Deze planten zijn door de eerste handelsreizigers meegenomen naar ons land en door adellijke families aangeplant in hun hof. In de loop der eeuwen zijn ze vanuit deze hoftuinen verwilderd en deel gaan uit maken van onze flora. Bij sommige oude buitenplaatsen worden we in het voorjaar overdonderd door hun kleurenpracht en aantal. Dat neemt niet weg dat veel soorten stinzenplanten tegenwoordig beschermd zijn en daar is gezien hun fraaie uiterlijk alle reden toe.

Oorsprong van het begrip stinzenplant

Een stins is oorspronkelijk een Fries stenen huis in het bezit van een adellijke familie. Het woord stins betekent steenhuis en de eerste stinsen waren niet meer dan een vierkante stenen wachttoren naast een houten huis of boerderij. In de middeleeuwen was baksteen een schaars en duur produkt, alleen de landadel kon het zich veroorloven een stins te laten bouwen.

<STRONG>Spijker, Kasteel Lunenburg in Langbroek</STRONG> / Bron: Kasteelbeer, Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)Spijker, Kasteel Lunenburg in Langbroek / Bron: Kasteelbeer, Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)

De gewone bevolking woonde in houten huizen. In Groningen werd het stenen huis borg genoemd en in Utrecht heet het een Spijker. Verspreid in het land zijn er nog maar enkele van deze zeer oude gebouwen overgebleven. Bij de stins hoorde een moestuin waar ook sierplanten werden gekweekt en vanaf de 17e eeuw, de gouden eeuw waarin de zeven verenigde noordelijke provinciën een sterke positie in de wereldhandel innamen, kwamen daar ook bol- en knolgewassen bij uit alle windstreken.

Nieuwsgierig naar de onbekende planten

Vanzelfsprekend was men nieuwsgierig naar deze onbekende planten met hun merkwaardige knol, bol of wortelstok en hun bijzondere en uitbundige kleurenpracht. Daar het vermeerderen en kweken van deze planten gezien hun prijs uitsluitend was voorbehouden aan de adel ontstond in de volksmond de naam stinzenplant, planten die alleen voorkwamen bij een stins. In Friesland zijn tientallen vindplaatsen van dit soort planten. Jongerna State te Rauwerd en het Coehoornbos bij Wyckel zijn indertijd mede dankzij hun rijke stinzenflora als natuurreservaat aangekocht door 'It Fryske Gea'. Ook Martena State te Cornjum en Dekama State te Jelsum zijn bekend om hun grote hoeveelheid stinzenplanten. Behalve bij Friese stinzen komen deze soorten planten ook voor op oude landgoederen, in stads- en slotparken, op stadswallen en kerkhoven, bij pastorieën en bij oude kasteelboerderijen. We gaan hier deze bol- knol- en wortelstokgewassen eens nader bekijken.


Bosanemoon

De witte bosanemoon, Anemone nemorosa, is samen met het sneeuwklokje en primula de eerste voorjaarsbloeier. Zoals het een echte stinzenplant betaamt is zij vaak uitbundig verwilderd en kan hele tapijten van witte bloemen in het bos tevoorschijn toveren. Zij behoort tot het geslacht Anemone waarbinnen zich een keur aan variëteiten bevindt met verschillende kleuren, groeihoogte en bloeitijden. Er bestaan ook veel cultuurvariëteiten met bijvoorbeeld dubbele bloemen en soms onwerkelijk felle kleuren. In de tuin kan deze anemoon tussen andere planten worden geplant, zij heeft een voorkeur voor schaduwrijke plaatsen. Alleen in het voorjaar draagt de plant blad, na de bloei verkleurt het blad snel naar geel en verdwijnt dan vanzelf. De verdikte wortelstokken noemt men rhizomen, ze zijn meestal bruinzwart van kleur en kwetsbaar omdat ze snel afbreken.


Alle bosanemoon variëteiten zijn winterhard. Om er enkele te noemen die allemaal laag blijven en bloeien in april: Anemone ranunculoides, heeft een heldergele bloem en is een opvallend mooi plantje, ook het blad is heel fraai, kies als het even kan voor de dubbelbloemige variëteit en plant meteen een flinke groep aan! Anemone nemorosa 'Lismore Pink' is bleekroze met een donkerbruin-groene steel. Anemone nemorosa 'Pentre Pink' is dieproze. De witte bosanemoon kunt u in de randstad onder andere vinden in het Bloemendaalse bos, in dit oude bos is in het voorjaar vrijwel de hele bosvloer bedekt!


Boshyacint

Deze wilde hyacint is eigenlijk gewoon veel mooier dan de gekweekte variëteit, die is te groot uitgevallen en doet bijna lomp aan. De oorspronkelijke soort is veel sierlijker om te zien en ook het blad is veel mooier. De wilde hyacint of boshyacint, Scilla nonscripta, is een bolgewas en is oorspronkelijk afkomstig uit Klein-Azie en Rusland. Ook dit is een echte stinzenplant, ze heeft zich uitstekend aangepast aan onze groeiomstandigheden en het klimaat. Waar zij verwilderd is vormt zij net als de bosanemoon grote tapijten en is dan een lust voor het oog! De boshyacint is gewoon te koop in tuincentra of bij de kweker zelf. Als u een grote hoeveelheid wilt aanplanten kunt u sowieso beter direct bij de kwekerij kopen. Voor een paar bolletjes wordt u meestal niet geholpen maar als u een grote tuin hebt en u wilt er meer dan vijfhonderd of duizend hebben is men vaak wel bereid om u van dienst te zijn en u zult zien dat u dan een stuk voordeliger uit bent.


Bedenk wel dat bij de commerciële teelt van bloembollen veel te veel gif wordt gebruikt, voornamelijk bij het ontsmetten van de grond. De bloembollenteelt staat op de tweede plaats in de toptien qua gifgebruik. Er zijn echter ook telers die zijn overgestapt op een biologisch verantwoorde teelt van bloembollen, chemische bestrijdingsmiddelen of kunstmest worden niet gebruikt. Ga bijvoorbeeld eens kijken bij Hoeve vertrouwen aan de Oostermiddenmeerweg in Wieringerwerf, in de kop van de provincie Noord-Holland.


Bostulp

De bostulp, Tulipa sylvestris, is een sierlijk tulpje, met een heel ander karakter dan de vaak wat stijve tulpen die je meestal in tuinen ziet. Met haar uitbundige vrolijke kleur en sierlijke bloemblaadjes is de bostulp een bijzonder fraaie wilde plant. Ook deze stinzenplant is oorspronkelijk afkomstig uit Zuid-Europa en ook zij heeft zich goed aan ons klimaat aangepast. Ze is in het verleden op diverse landgoederen aangeplant waar ze goed standhield en van daaruit verwilderde. De eerste vermelding in oude geschriften dateert al uit 1568. De bostulp bloeit afhankelijk van de standplaats in de halfschaduw of zon vanaf half april tot half mei.


Voor de bloei hangen de bloemen voorover gebogen aan hun steel maar tijdens de bloei staan zij rechtop. Bijzonder is dat dit heel snel kan gaan, binnen een half uur staan de bloemen die eerst nog gesloten waren rechtop en zijn de bloembladeren stervormig uitgespreid. ´s Nachts of wanneer het regent knikken de bloemen weer terug en sluiten zij zich. De bloemen zijn niet heel groot, ongeveer drie tot vijf centimeter lang. De planten vermeerderen zich door middel van lange wortelstokken die zich gedragen als uitlopers met aan het einde een kleine bol. Dit is een bijzondere groeiwijze die we niet zien bij de ons bekende tulpenbol en het is deze eigenschap die de plant in staat stelt zich onder gunstige omstandigheden flink uit te breiden. Al doet de naam dit wel vermoeden, de bostulp bloeit niet in de schaduw, zij is te vinden op open plekken in het bos, onder andere bij de prachtige Friese stins Dekema State, iets ten noorden van Leeuwarden.


Wilde of bonte Crocus

De wilde crocus, Crocus vernus, ook wel abusievelijk boerenkrokusgenoemd (Crocus tommasinianus), is de moeder van bijna alle gekweekte crocus variëteiten en komt van oorsprong uit Balkanlanden zoals Montenegro, Hongarije en Bulgarije. In Friesland komen ze niet alleen voor als stinzenplant bij de oude landgoederen maar zijn ze soms ook te vinden in weilanden waar ze terecht zijn gekomen met aarde van in vroeger tijden afgegraven terpen. Deze aarde werd gebruikt om veenweidegebieden op te hogen en te bemesten. Op één plaats is een door Crocuspolletjes gemarkeerd spoor te volgen dat leidt van een vroegere losplaats van terp aarde recht door twee weilanden naar het weiland wat met deze aarde is opgehoogd en waar de crocussen overal groeien.


De Boerenkrokus is genoemd naar de botanicus Tommasini (1794-1879) die de flora uit de Dalmaten bestudeerde. De crocus komt pas vanaf ongeveer 1850 voor in Nederland. De crocussen hebben graag een zonnige standplaats en ze bloeien vroeg in het voorjaar vanaf februari wanneer de bomen nog kaal zijn. De kleur is lila tot lichtpaars met een oranje stamper en lichtgele meeldraden. De eerste hommels en bijen van het seizoen vliegen graag op de crocus. Het blad is niet meer dan een smalle groene spriet met een witte streep over de lengte in het midden. Is de bloem uitgebloeid dan vormt zij zaden in een zogenaamde doosvrucht, mieren gaan er graag mee op sjouw en werken zo mee aan de verspreiding. Krokusbolletjes zien er weliswaar nietig uit maar ze zijn goed winterhard.

Lelietjes van dalen

Lelietje van dalen, Convallaria majalis, bloeit in mei en wordt daarom ook wel meiklokje genoemd. Het is de nationale bloem van Finland. De bloemen verspreiden een heerlijke geur, de reden waarom ze vaak worden gebruikt in bruidsboeketten of worden verwerkt in parfum. Ze geuren zo krachtig dat als u er flink wat in de tuin hebt staan de heerlijke geur zich door de hele tuin verspreid. Niet alleen de geur maar ook de plant zelf verspreidt zich door middel van een vlot groeiende wortelstok snel door de hele tuin! Om die reden wordt zij nog wel eens afgedaan als onkruid: ze is niet te stoppen. Lelietje van dalen groeit op alle grondsoorten in de zon of halfschaduw. Het is een goede bodembedekker, bijvoorbeeld als onderbeplanting van heesters.


De bloemen zijn klein maar talrijk, mooie wasachtige klokjes. Door haar snelle groei is ook deze stinzenplant in de loop der tijd gemakkelijk verwilderd en ze komt voor op landgoederen, bij stinzen en borgen en in de bossen van de duinstreek. Het lelietje van dalen wordt ongeveer 30 cm hoog en er bestaan fraaie gekweekte variëteiten zoals Convallaria majalis "Fortin's Giant" die, de naam zegt het al, groter is en nog rijker bloeit. Ook de roze bloeiende Convallaria majalis rosea is mooi om te zien. Al in vroeger tijden waren de geneeskrachtige eigenschappen van het lelietje van dalen bekend en nog steeds worden de bloemen en wortels verwerkt in medicijnen tegen bepaalde hartaandoeningen door de geneesmiddelenindustrie. Na de bloei verschijnen er rode besjes, elk besje bevat slechts twee zaden.


Sneeuwklokje

Het sneeuwklokje, Galanthus, behoeft nauwelijks introductie, het is zo'n algemeen bekend bolgewas dat zelfs de grootste leek op tuingebied ze weet te benoemen. Wat minder bekend is is dat ook het sneeuwklokje een echte stinzenplant is, ze behoren oorspronkelijk niet tot onze inheemse flora. Ook niet algemeen bekend is dat er maar liefst negentien varianten van het geslacht Galanthus bestaan. De soorten die wij als stinzenplant beschouwen zijn Galanthus elwesii en Galanthus woronowii. Het oorspronkelijke groeigebied van het sneeuwklokje is groot, bepaalde variëteiten komen uit het Middellandse zeegebied, andere uit de Kaukasus of de Balkan en Turkije.


Het maken van het onderscheid tussen de verschillende soorten is voorbehouden aan kenners die goed kunnen determineren. De verschillen zijn vaak klein maar ze zijn er wel! De meeste soorten bloeien in februari en maart en ze steken inderdaad vaak al hun bloemetjes boven de sneeuw uit. Een bijzondere kweekvariëteit is Galanthus elwesii "Carolyn Elwes" een gevulde dubbele bloem met gele bloemblaadjes in het hart, heel mooi om te zien! Het sneeuwklokje komt al heel lang in ons land voor, er wordt ten onrechte wel verteld dat stinzenplanten tijdens de Kruistochten uit Palestina zouden zijn meegebracht naar onder andere Martena State te Cornjum. Hoe het ook zij, het sneeuwklokje maakt een onmisbaar onderdeel uit van onze flora.


Bron: Martin Olsson (edit by Kor!An), Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)Bron: Martin Olsson (edit by Kor!An), Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)

Winterakoniet

De winterakoniet, Eranthis hyemalis, is niet zo bekend als het sneeuwklokje. Ze bloeit wel in dezelfde periode en soms zelfs onder de sneeuw! Als het niet vriest kunnen winterakonieten al begin januari bloeien. De winterakoniet is in het wild vrij zeldzaam en komt van nature voor in Italië, Zuid-Frankrijk en de Balkan. Als stinzenplant doet zij het buitengewoon goed en is op veel Friese en Groningse buitenplaatsen vroeg in het voorjaar te bewonderen. Het is een opmerkelijk mooi plantje met een knolvormige wortelstok en een bijzondere groeiwijze. Op een kort stengeltje groeit één bloem op een kransje van blad. Ze breidt zich weliswaar langzaam uit maar vormt op den duur wel een heel mooi tapijt van frisgroen blad en gele bloemetjes.


Na de bloei verwelkt het blad vlot en verdwijnen de bovengrondse delen van de plant tot zij het volgend voorjaar opnieuw uitloopt. De winterakoniet heeft een mooie Friese naam: Ayttablomke, genoemd naar de Aytta-state in het Friese dorp Swichem. Ook al komen veel soorten stinzenplanten sinds de late middeleeuwen ook in andere delen van het land voor, we moeten Friesland toch echt beschouwen als de bakermat van de stinzenplanten. Het akonietje is behalve bij de Friese stinzen ook te vinden bij de grote buitenhuizen langs de Vecht. Men verkoopt de knolletjes van de plant vrijwel altijd als gedroogde knol, het is daarom verstandig om ze eerst een nacht in water te laten weken voor het planten.


Keukenkruiden en geneeskruiden

Vanaf de 18e eeuw werden de planten ook gekweekt door notabelen zoals de dokter en de pastoor. De naam stinzenplant is vanaf die tijd dus niet meer alleen verbonden aan de stins, het stenen huis, of het adellijk landgoed maar ook aan de pastorietuin en de geneeskruidentuinen van medici. Stinzenplanten zijn van oorsprong niet inheems maar doordat ze het ook in ons klimaat zo goed doen zijn ze verwilderd en onderdeel geworden van het natuurlijke of gecultiveerde landschap. Bij stinzenplanten denken we overigens vooral aan lentebloeiers. Minder bekend is dat enkele soorten stinzenplanten ook door de farmaceutische industrie gebruikt worden en dat zij daarom ook vroeger al in de tuinen van medici te vinden waren. Oude geneeskruiden zijn onder andere de volgende soorten stinzenplanten: Gevlekte Aronskelk, Breed Longkruid, Voorjaarshelmbloem en Gele Anemoon. Keukenkruiden zijn bijvoorbeeld Bieslook, Salie, Thijm en Rozemarijn. Een bijzondere en goed bewaard gebleven pastorietuin is "Domies Toen" in het Groningse Pieterburen. Bijzondere elementen in deze tuin zijn de stinzenplanten in het voorjaar, de oude borderplanten en de kruidentuin met geneeskrachtige kruiden. Domies Toen is een echte museumtuin en is het hele jaar open.

Meer soorten stinzeplanten

Het mag inmiddels duidelijk zijn dat het voorkomen van stinzenplanten in ons land vooral te danken is aan tuinliefhebbers uit vroeger tijden en wat zij konden kunt u ook! Tot de niet inheemse soorten die dankzij dit tuinieren bij ons voorkomen en die zonder twijfel inderdaad resultaat zijn van -de Engelsen hebben er een mooi woord voor- "wildgardening" behoren onder andere ook nog de uit Zuid-Europa afkomstige Blauwe Anemoon, (Anemone apennina), Italiaanse Aronskelk en Knikkende Vogelmelk. Ook allerlei cultuurvariëteiten zijn van oudsher aangeplant, zoals de Stengelloze Sleutelbloem en Bosanemonen met dubbele bloemen. Van de Knolsteenbreek die in het zuiden van ons land in het wild voorkomt groeit een vorm met gevulde bloemen op de Friese stinzen en op buitenplaatsen in Haarlem en omgeving. Onder botanici is veel onderzoek gedaan naar stinzenplanten en ze zijn vaak goed beschreven in bijvoorbeeld Heukels flora van Nederland. Kijk eens rond op de site van de biologische bloembollenkwekerij Hoeve Vertrouwen waar u gifvrije bollen kunt bestellen en bezoek ook eens zo'n Friese buitenplaats, verdiep u in de historie ervan en geniet van de vele stinzenplanten!

Lees verder

© 2011 - 2024 Fijnesteyn, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Stinzenplanten voor een steeds groter bollenveldStinzenplanten voor een steeds groter bollenveldStinzenplanten zijn een bijzondere groep tuinplanten die wel wat extra aandacht waard zijn. Ze zijn vooral bekend door h…
Planten die bloeien in de winterPlanten die bloeien in de winterDe meeste vaste planten bloeien vanaf het voorjaar of in de zomer. Wie ook in de winter graag kleur terug wil vinden in…
Bolgewassen kunnen wel wat koude verdragenBolgewassen kunnen wel wat koude verdragenHeel wat planten horen bij de bolgewassen. Dit is de categorie flora waarbij er een bol onder de grond zit. Het zijn nie…
Japans hoefblad behoort tot de composietenfamilieJapans hoefblad behoort tot de composietenfamilieHet Japans hoefblad is in Nederland en België een zeldzame vaste plant. Van oorsprong komt de plant uit Korea, China en…

Stinzenplanten, de minder algemeen bekende soortenStinzenplanten, de minder algemeen bekende soortenStinzenplanten zijn planten die van oorsprong niet inheems zijn, hun natuurlijke groeiplaats hebben in de landen rond de…
Kastanje of Castanea sativaTam of wild worden ze genoemd. De kastanje. Maar ondanks hun gemeenschappelijke naam zijn ze botanisch toch geen familie…
Bronnen en referenties
  • "Wilde Planten", dl. 1, uitgave De Lange/van Leer n.v. Deventer, Eerste druk 1970
  • Eifelnatur.de
  • Leerwerkkwekerij.nl
  • Wilde-planten.nl.
  • Wikipedia.org
  • Stinzenflorafryslan.nl
  • Neerlandstuin.nl
  • Domiestoen.nl
  • Afbeelding bron 1: Kasteelbeer, Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)
  • Afbeelding bron 2: Martin Olsson (edit by Kor!An), Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)
Fijnesteyn (99 artikelen)
Laatste update: 30-07-2016
Rubriek: Dier en Natuur
Subrubriek: Bloemen en planten
Bronnen en referenties: 10
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.