Geschiedenis van de kamerplant in Nederland
De kamerplant zoals wij die kennen heeft een vrij jonge geschiedenis. Pas halverwege de 19de eeuw raakt het idee om planten binnen in potten te zetten in de mode. Daarna gaat het opeens snel. Rond de eeuwwisseling is er al sprake van een heuse kamerplantcultuur waar alle lagen van de bevolking aan meedoen. De plotselinge interesse voor groen in huis kende een groot aantal redenen, waarvan sommige nog niet verdwenen zijn. Vandaar dat de kamerplant een blijvertje is gebleken. Wel is er door de deccennia heen een soort van mode in bepaalde soorten zichtbaar.
Artikelindeling
Planten in huis vóór 1850
Vanaf de 16de eeuw verdwenen planten wel eens in huis. Mensen zetten bijvoorbeeld snijbloemen zoals een anjer ('anjelier') in een potje of vaasje in de kamer. Sommige mensen teelden ook kruiden voor eigen gebruik. Op bescheiden schaal kweekten telers enkele siergewassen. Deze waren echter louter bestemd voor de tuinen van de zeer rijken of voor gebruik bij gelegenheden als bruiloften en begrafenissen.
In de 17de eeuw nam het aantal beschikbare planten fiks toe. Ontdekkingsreizigers brachten tal van exotische planten en bloemen mee terug naar huis, waaronder ook veel bloembollen. Deze uitheemse gewassen werden al vaker voor de sier gebruikt, maar ook dat bleef beperkt tot de tuinen en oranjerieën van de welgestelde toplaag. Ondertussen nam de thuisteelt van medicinale planten eveneens toe. Meestal kweekten artsen en apothekers (voor zover ze niet één en dezelfde persoon waren) deze planten zelf. Velen kregen hierdoor ook interesse voor het kweken van siergewassen. De plaatselijke apotheker was dan te herkennen aan de bloembollen in zijn raamkozijn.
In de loop der tijd werden bloembollen steeds vaker gekweekt voor in huis. In de 18de eeuw wist men de bloei van dergelijke bollen kunstmatig te vervroegen, waardoor de interesse ervoor flink toenam. De
hyacint raakte zelfs zozeer in de mode dat er bijna net zo'n windhandel uit voortkwam als bij de tulp een eeuw eerder. Dat maakte het wel tot een aangelegenheid van een kleine groep welgestelden.
Vanaf het begin van de 19de eeuw werd de teelt van bloemen en planten steeds belangrijker, totdat halverwege de eeuw de kamerplant als zodanig werd ontdekt.
Opkomst van de kamerplant vanaf 1850
In het midden van de 19de eeuw leidde een samenloop van omstandigheden tot een even plotseling als spontaan enthousiasme voor het idee van planten in huis. De kamerplant zag het levenslicht. Daarbij ging het niet om een zoveelste modeverschijnsel, maar om een kwestie waar veel over te doen was en waar veel belang aan werd gehecht.
Dat had de volgende oorzaken:
Verstedelijking
De industriële revolutie die een halve eeuw eerder was begonnen, leidde tot een grote mate van verstedelijking. Veel mensen kwamen in een stad te wonen en raakten daarmee verwijderd van de natuur. Aanvankelijk lukte het nog om dat te lijf te gaan met (volks)tuintjes, maar ook daar was in de loop der tijd steeds minder ruimte voor. Mensen raakten aangewezen op hoogbouw. Toen besloot men de natuur in het huis te gaan zetten in de vorm van potplanten. Ook deed men wat vaker een bos bloemen in een vaas, maar dat was minder gebruikelijk dan een plant in een pot.
Dit 'contact met de natuur' bleef overigens niet beperkt tot het kijken ernaar. Integendeel, juist het verzorgen en zelfs kweken van planten stond centraal bij alle pogingen om de liefde voor de natuur in stand te houden.
Meer vrije tijd
In de tweede helft van de negentiende eeuw groeide de welvaart rap, eveneens als gevolg van de industriële revolutie. Daardoor hielden mensen meer tijd en geld over voor liefhebberij op het gebied van planten. Vrije tijd was voor het overgrote deel van de bevolking altijd een moeilijk verhaal geweest. Men maakte lange dagen op het werk en had veel kinderen en vaak ook andere familieleden om te verzorgen. Nu echter werd er wat ingekort op werktijden. Bovendien kon een steeds grotere groep burgers zich een dienstbode veroorloven.
Ontwikkelingen in de beschermde plantenteelt
Door de opkomst in vroegere eeuwen van een beschermde plantenteelt in oranjerieën, serres en kassen, was de overstap van de wilde natuur naar de huiskamer minder groot dan hij leek. Feitelijk was er al een langdurig proces gaande waarbij de beschermde plantenteelt steeds dichter bij huis kwam om uiteindelijk het huis zelf binnen te dringen. Lees meer hierover in het artikel:
Oranjerieën, de eerste beschermde plantenteelt.
Lange tijd had deze plantenteelt zich afgespeeld rond de huizen van de rijken omdat het nogal duur was. Door een geleidelijke opkomst van beroepstelers naast hobbyisten, werden planten echter steeds goedkoper en kwamen ze voor grotere groepen mensen beschikbaar.
Bron: Wayne Ray, Wikimedia Commons (Publiek domein) Veranderende opvattingen over binnenhuisarchitectuur
Op het gebied van inrichting was men tot de ontdekking gekomen dat planten een kamer konden opfleuren en het aangezicht ervan konden veraangenamen. Daar kwam bij dat planten eigenlijk bij alle soorten interieur passen, al had men wel regels voor wat er nog betamelijk was en wat niet meer.
Dit alles liep samen met andere ontwikkelingen in de binnenhuisarchitectuur rond 1850. In Nederland was, net als in meer delen van Europa, een algehele opkomst van het gezellige en huiselijke leven gaande. In dat kader werden woningen steeds meer volgepropt met allerhande spullen. Lange tijd had men een sobere inrichting nagestreefd, maar nu kon de burger lege, ongedecoreerde plekken in huis niet meer verdragen.
Gezondheid en hygiëne
Mensen raakten overtuigd van het feit dat planten de fysieke gezondheid van de mens vergrootten. Omdat ze zuurstof uitademen, zouden ze de atmosfeer in huis zuiveren en de lucht verbeteren. Dat was in de 19de eeuw geen overbodige luxe, aangezien de lucht in huis een stuk droger was dan wij gewend zijn. Mede daardoor werden planten ook aanbevolen voor ziekenkamers.
Ondertussen achtte de gegoede burgerij ze van groot nut voor de, in hun ogen, weinig zindelijke woningen van de arbeidende klasse.
Veel meer nog dan de lichamelijke gezondheid meende men echter dat planten en het houden ervan een positief effect zou hebben op de geestelijke gezondheid. Dat het bijvoorbeeld stress (destijds nog in andere woorden omschreven) en spanning kon verminderen door ontspanning en afleiding te leveren.
Deze opvattingen waren niet misplaatst. Planten hebben inderdaad een positief effect op de lucht in huis, alsmede op de geestelijke gezondheid. Het heil dat men er in de negentiende eeuw van verwachtte, was echter overdreven.
Volksopvoeding
Ten slotte werd de kamerplant door de bourgeoisie gezien als een belangrijk wapen in de beschaving van de mensheid. En dat betrof dan natuurlijk vooral diegenen die duidelijk nog beschaving te kort kwamen, namelijk diegenen die hoorden tot de sociale onderlaag.
Dit
'beschavingsoffensief' werd halverwege de 19de eeuw ingezet, met name door progressieve liberalen. Zij waren tot de conclusie gekomen dat het opkrikken van de levensomstandigheden en het beschavingsniveau van de onderklasse in ieders voordeel was. Tal van initiatieven tot volksopvoeding werden ondernomen, zoals scholing, de heropvoeding van armen en het aanleren van goede smaak.
Belangrijk onderdeel binnen deze programma's was ook het herstellen van het contact met de natuur dat de stadse 'pauper' had verloren. Binnen dit kader vervult het promoten van de kamerplantcultuur een opvallend grote rol. Men verwachtte dat het dagelijks verzorgen van een paar planten een groot en positief effect zou hebben op de levenshouding van mensen. Zo zou men er een zorgzaam karakter van krijgen, jongeren zouden vandalistische neigingen afleren, mannen zouden ophouden met zich te bedrinken en huisvrouwen zouden veel netter worden.
Om dat vorm te geven richtte men de zogenaamde
'Floralia verenigingen' op. Bij deze verenigingen konden arbeiders goedkoop stekjes krijgen om zelf op te kweken. Later werd er dan een tentoonstelling georganiseerd waarop men prijzen kon winnen. Gedurende de jaren '70 van de 19de eeuw waren de Floralia redelijk succesvol. De hooggespannen verwachtingen van de organisatoren kwamen echter niet uit. Arbeiders zagen hun problemen niet als sneeuw voor de zon verdwijnen omdat ze nu kamerplanten hadden. Daarom verliep het idee van de kamerplant als middel tot volksopvoeding vrij snel. Desalniettemin heeft het de verspreiding van de kamerplant flink bevorderd, met name onder lagere klassen.
Toch een blijvertje
Door bovenstaande redenen werd de kamerplant gedurende de tweede helft van de 19de eeuw een modeverschijnsel. Toch zou het idee uiteindelijk vaste voet onder de grond krijgen. Dat kwam omdat een aantal van de genoemde redenen geheel of gedeeltelijk bleven opgaan.
Zo kwamen er alleen maar meer en meer mensen in de stad te wonen en bleef de behoefte aan contact met de natuur een motief om planten in huis te zetten. Ook het feit dat planten zuurstof leveren speelt nog wel een rol, zij het een kleine.
Meer dan wat ook is echter de decoratieve waarde van kamerplanten door de tijd heen overeind gebleven. Mensen vinden nog steeds dat een plant een kamer opfleurt, er mooi uitziet en/of iets levends in de ruimte brengt. Vanwege de dominante rol die de sierwaarde van planten is gaan spelen, is het waarschijnlijk niet vreemd dat de mode zich al snel ging richten op bepaalde typen planten in plaats van op het hebben van een plant op zich.
Mode in kamerplanten door de tijd heen
In de 19de eeuw zag het assortiment aan beschikbare kamerplanten er nog heel anders uit dan tegenwoordig. Sommige hoofdsoorten kwamen vroeger vaak voor, terwijl ze nu uit de gratie zijn en omgekeerd. Hetzelfde geldt voor ondersoorten en variëteiten. De begonia was bijvoorbeeld altijd populair, maar mensen hebben aldoor heel verschillende soorten op de vensterbank gehad.
Gedeeltelijk is de vraag waarom bepaalde planten in bepaalde tijden geliefder waren dan andere natuurlijk een raadsel, zoals veel modeverschijnselen een raadsel zijn. Toch zijn er wel een aantal factoren aan te wijzen die in bepaalde tijden invloed hebben uitgeoefend op de keus voor bepaalde planten.
Planten in de 19de eeuw
In de prille begintijd van de kamerplant waren de omstandigheden in huizen vaak nog niet zo gunstig voor planten. Huizen hadden vaak maar kleine ramen die weinig licht doorlieten. Ook was de verwarming door het stoken van kolen of andere brandstof verre van optimaal, waardoor het voor veel planten te koud was en er schadelijke dampen in huis hingen. Dat betekende dat vooral sterke planten in aanmerking kwamen voor het 19de eeuwse huis.
Een plant die wat dat betrof goed in de 19de eeuwse behoefte paste was de
varen. Dat had in het bijzonder te maken met het feit dat deze maar weinig licht nodig heeft. Het was dan ook de eerste echt populaire kamerplant uit de geschiedenis van de mensheid.
Nog gedurende de 19de eeuw zouden belangrijke vernieuwingen in de productie van zowel glas als kozijnen ervoor zorgen dat ramen steeds groter werden. Daarom zag men het beschikbare assortiment aan kamerplanten langzaam groeien.
Naast de varen kregen nu ook verschillende soorten palmen, begonia's, primula's, bromelia's, orchideeën, cineraria's, fuchsia's, hedera's, clivia's en cyclamen een plaatsje in de woonkamers. Opvallend is dat hier veel
bloeiende plantjes tussen zitten en maar weinig bladplanten.
Deze situatie zou tot en met de Eerste Wereldoorlog grofweg ongewijzigd blijven.
Kamerplanten vanaf 1920
In 1920 opende de bloemenveiling in Aalsmeer haar deuren. Dit leidde tot een verdere uitbreiding en verspreiding van het assortiment in Nederland. Daardoor nam ook de verkoop van kamerplanten toe. Planten die nu de meeste populariteit genoten waren de fuchsia, de pelargonium, de begonia, de aspidistra, de kamerden, de cyclaam, de cineraria en de clivia.
Kort hierna zorgde de intrede van de centrale verwarming voor belangrijke vernieuwingen. Het klimaat in huis veranderde behoorlijk en werd een stuk warmer dan voorheen. Dat was voor sommige plantensoorten een nadeel, maar voor andere een voordeel. Het assortiment wordt wederom aangepast. Cyclamen, cineraria en primula's doen het nu een stuk minder goed.
Het aantal bladplanten neemt toe, maar toch blijven bloeiende planten de dienst uitmaken.
Kamerplanten na de Tweede Wereldoorlog
Zoals met wel meer dingen neemt na de Tweede Wereldoorlog ook de teelt van potplanten explosief toe. De kamerplant neemt bezit van de huiskamer als nooit tevoren. Vanaf nu gaat men in toenemende mate op zoek naar nieuwe soorten en ondersoorten en brengt men regelmatig nieuwe varianten op de markt. Hierdoor wordt het steeds onduidelijker waarom bepaalde planten in de mode zijn en andere niet.
In de jaren '60 wordt de sanseveria (vrouwentong) erg populair. Rond 1965 is de hertshoornvaren erg in trek en stijgt de ingezakte belangstelling voor de fuchsia en de cyclaam weer. Ook de aphelandera squrrosa, de hibiscus en de begonia semperflorens doen het goed.
Ficus benjamina /
Bron: Ingolfson, Wikimedia Commons (Publiek domein)
Moderne planten in de jaren '70
In de jaren '70 vinden een aantal grote veranderingen plaats. Om te beginnen verschuift de aandacht opeens van bloeiende planten naar die met (grote)
sierbladeren. De ficus komt in tal van soorten op, alsmede de sierasperge en de dieffenbachia. Mogelijk heeft dat te maken met het feit dat dergelijke planten beter pasten in de moderne, rechte interieurs uit deze tijd. Dat geldt in ieder geval voor de koffieplant en de yucca die veel in dergelijke woningen opduiken.
Afgezien hiervan krijgt men in 1972 ook interesse voor een heel nieuwe, oosterse plantencultuur, namelijk die van het
bonsaiboompje.
Kamerplanten in de jaren '80 en '90
In de jaren '80 komen er wederom nieuwe soorten bij. Zo ziet men bijvoorbeeld voor het eerst gerbera's in een pot. Ook komen er steeds meer
kruisingen en exotische planten op de markt.
In de jaren '90 lijken sierbladplanten het definitief gewonnen te hebben van bloeiende planten als begonia's en cyclamen. Daarom doen telers zich nu steeds meer moeite om
groenblijvende tuinheesters, zoals bijvoorbeeld coniferen, geschikt te maken voor een leven als potplant. Op deze manier kan men het assortiment aan gemakkelijk te onderhouden groenblijvers groot houden.
Planten in de 21ste eeuw
In de nieuwe eeuw zouden de trends van de jaren '90 zich voortzetten. Mensen blijven een voorkeur houden voor planten met mooie grote bladeren, wat nu onder meer leidt tot een groeiende populariteit van
palmen.
Toch is er ook wel een zekere teruggekeerde interesse voor bepaalde bloeiende planten. Zo ziet men 's zomers steeds vaker bloeiende hortensia's in de woonkamer. Maar ook de orchidee mag zich weer in een grote belangstelling verheugen.
Lees verder