De functies en toepassing van plantenhormonen
Net zoals mensen en dieren hebben planten ook hormonen. Dit zijn chemische signaalstoffen die in kleine hoeveelheid voorkomen en de chemische balans van de plant besturen. Er zijn verschillende planthormonen, elke met eigen functie en werking. De planthormonen hebben onderling ook invloed op elkaar. Wanneer het ene hormoon relatief gezien veel voorkomt kan het ervoor zorgen dat het ander hormoon minder voorkomt in de plant. Kennis van plantenhormonen is van belang om de groei en kwaliteit van planten te waarborgen. Sommige hormonen worden ingezet door plantentelers, andere worden juist zo veel mogelijk beperkt of zelfs weggevangen. Dit alles om op de groei en kwaliteit van een plant in te spelen.
Inzet van plantenhormonen
Plantenhormonen zijn klein en actief in lage concentraties. Ze bevorderen of vertragen de groei en ontwikkeling van een plant. De plaats waar een hormoon zich in de plant bevind kan verschillen met de plaats waar het hormoon actie aan levert. Een plant heeft vijf belangrijke hormonen: Auxine, Cytokinine, Gibberelline, Ethyleen en Abscisinezuur. Naar deze hormonen is veel onderzoek gedaan waardoor er veel duidelijk is over de functies van de hormonen, toch is de werking van de hormonen nog niet altijd helemaal helder. Daarom wordt er anno 2020 nog altijd veel onderzoek gedaan om de chemische balans van een plant beter te kunnen begrijpen.
Plantenhormonen worden ingezet door telers om de groei en ontwikkeling van een plant te beïnvloeden. Zo kan het toepassen van hormonen er onder andere voor zorgen dat een plant sneller bewortelt, sneller groeit, meer bloemen maakt of compacter blijft. De toepassing van een hormoon is doorgaans gewasafhankelijk, voor het ene gewas is het wenselijk dat het groot wordt, voor het andere gewas is het wenselijk dat het compact blijft. Er zijn ook hormonen die een negatief effect op een gewas kunnen hebben, hierbij is het belangrijk dat de hormoonconcentratie zo laag mogelijk blijft.
Auxine
Het hormoon auxine bevindt zich in de groeipunten van een plant. Het hormoon verplaatst zich vanuit de groeipunten naar beneden en eventueel ook opzij. Auxine zorgt ervoor dat een plant naar het licht toegroeit. Wanneer er licht op de plant valt zorgt het hormoon ervoor dat de cellen van de plant aan de belichte kant kleiner worden. Doordat de cellen aan deze kant kleiner worden, buigt de plant als het ware naar het licht toe, dit fenomeen wordt ook wel 'fototropie' genoemd.
Hiernaast zorgt auxine ervoor dat de knoppen van een plant niet uitlopen, dit wordt ook wel 'apicale dominantie' genoemd. Wanneer de groeipunten of knoppen van een plant worden afgeknipt zal er geen apicale dominantie meer plaatsvinden. Hierdoor zullen de takken weer gaan uitlopen. Auxine bevordert ook de wortelgroei van een plant.
Functies in het kort
- Fototropie
- Apicale dominatie
- Remmen aanmaak zijscheuten
- Bevorderen wortelgroei
Toepassing
Het hormoon wordt ingezet bij jonge planten om wortelgroei te stimuleren. Door het gebruik van het hormoon zullen wortels sneller groeien, wat zorgt voor een kleinere totale groeicyclus van de plant. De planten kunnen dus eerder worden verkocht.
Cytokinine
De concentratie van cytokinine is het hoogst in jonge organen, zoals: zaden, vruchten, bladeren en wortelpuntjes. Op deze plaatsen en in de stengel wordt het hormoon geproduceerd. Cytokinine bevordert de celdeling en aanmaak van zijscheuten in een plant. Het hormoon is van belang voor de groei van een plant.
Cytokinine heeft een wisselwerking met het hormoon auxine. Wanneer er in verhouding meer cytokinine in de plant aanwezig is dan auxine, kan de apicale dominantie verbroken worden. Dit betekent dat cytokinine ervoor kan zorgen dat de takken weer gaan uitlopen. Echter wanneer er in verhouding meer auxine is zullen de takken dus niet uitlopen. Hiernaast wordt de wortelvorming door cytokinine geremd.
Functies in het kort
- Celdeling (groei)
- Doorbreken apicale dominatie
- Bevorderen aanmaak zijscheuten
- Remmen wortelgroei
Toepassing
Het hormoon wordt ingezet om de apicale dominatie van planten te doorbreken, waardoor er meer knoppen zullen uitlopen. De hoeveelheid knoppen die uitlopen hangt samen met de verhouding auxine. Ook wordt het gebruikt om meer bloemtakken te krijgen in bijvoorbeeld de phalaenopsis. Het vergroten van het aantallen bloemtakken en knoppen zorgt voor een grotere sierwaarden, waardoor telers een hogere prijs voor hun planten kunnen vragen.
Gibberelline
Het hormoon gibberelline wordt voornamelijk in jonge bladeren geproduceerd. Het zorgt ervoor dat de kiemrust van planten doorbroken wordt. Hiernaast stimuleren ze de groei van knoppen en remmen ze de groei van bijwortels. Ook zorgen ze ervoor dat de juveniele fase (vroeg ontwikkelingsstadium) van een plant verkort wordt, wat resulteert in grotere planten. Het hormoon bevordert dus de celdeling en celstrekking van een plant en is vooral belangrijk voor de lengtegroei. Gibberellinne hebben geen invloed op de wortelgroei.
Functies in het kort
- Doorbreken kiemrust
- Stimuleren knopgroei
- Remmen bijwortels
- Verkorten juveniele fase
- Celdeling en celstrekking (lengtegroei)
Toepassing
Lengtegroei van planten is niet altijd gewenst. Zo is het vaak niet de bedoeling dat bloeiende potplanten erg strekken en dus lang worden. Voor de verkoop is het vaak gewenst dat deze planten compact blijven. Hierom gebruiken telers anti-gibberlinne om de aanmaak van het hormoon zo veel mogelijk te beperken. Deze hormonen worden ook wel remstoffen genoemd, voorbeelden zijn: Alar, Bonzi en CCC. Door het gebruik van remstoffen blijven de planten compact.
Ethyleen
Ethyleen is ook wel bekend als het verouderingshormoon. Een grote concentratie ethyleen resulteert namelijk in een lagere plantkwaliteit. Zo zorgt een overmaat van het hormoon voor snelle verwelking van bloemen en overmatige vruchtrijping. Het hormoon zorgt er dus eigenlijk voor dat een plant sneller ouder wordt, een hoge concentratie zorgt ervoor dat een plant sneller verwelkt en rijpt. Hiernaast zorgt het hormoon ook voor vergeling en vallen van bladeren en voor een verlaagde kieming van zaden. De productie van ethyleen wordt in gang gezet onder invloed van o.a. auxine en abscisinezuur.
Functies in het kort
- Vruchtrijping
- Bevorderen bladval
- Bevorderen bloei
Toepassing
Tijdens het opslagproces van bijvoorbeeld appels wordt ethyleen weggevangen om overrijping tegen te gaan. Door het beperken van ethyleen tijdens de opslag blijft de kwaliteit van appels beter en kunnen de appels langer bewaard worden. Echter wordt ethyleen soms ook ingezet om vruchten sneller en gelijkmatig af te rijpen, dit wordt bijvoorbeeld gedaan bij bananen. Ook trekken sommige telers hun planten in bloei door het gebruik van ethyleen, dit gebeurt o.a. bij bromelia's en ananas.
Abscisinezuur
Het hormoon abscisinezuur behoort tot de groep van de groeiremmende stoffen. Het hormoon zorgt ervoor dat een plant zich kan voorbereiden op de winter en in rust zal gaan. Het hormoon zorgt namelijk voor vermindering van celdeling, het in rust houden van zaden, remmen knopgroei en stimuleren van veroudering van bladeren (bladval).
Een belangrijke productieplaats van het hormoon is in de bladgroenkorrels van verouderend blad. Hiernaast wordt het ook geproduceerd in worteltoppen, vruchten en zaden. Het hormoon wordt vanuit het blad door de plant heen getransporteerd.
Functies in het kort
- Remmen celdeling
- Kiemrust
- Remmen knopgroei
- Stimuleren van bladval
Toepassing
Het hormoon kan de uitval van vruchten en bladeren versnellen, hierdoor kan het mechanisch oogsten van gewassen worden vereenvoudigd.