De hartbladzonnebloem is een stralende lentebloeier
De hartbladzonnebloem (of voorjaarszonnebloem) wordt in Nederland en België veel als sierplant aangeplant in tuinen en bloeit in het voorjaar. De wilde plant is een stinsenplant én een sierplant en bloeit met veel, smalle en heldergele bloembladeren die stralend om het donkergele hart (bloemhoofd) staan. Sommige bladeren hebben de vorm van een hart en vandaar dat de plant hartbladzonnebloem heet. De bloem is het kleinere broertje of zusje van de zomerzonnebloem.
De hartbladzonnebloem (Doronicum pardalianches)
De hartbladzonnebloem is een plantensoort uit het geslacht Doronicum en familie van de composieten (Compositae of Asteraceae). De hartbladzonnebloem wordt ook wel voorjaarszonnebloem of hartzonnebloem genoemd. De hartbladzonnebloem is inheems in de gebergten van gematigd Azië en Zuid- en Midden-Europa.
Een blad als een hart.
De hartbladzonnebloem is een stinsenplant
De hartbladzonnebloem is in de 17de eeuw ingevoerd in Nederland en heeft zich verwilderd. Sinds de eerste helft van de 19de eeuw worden de verwilderde planten beschouwd als inheemse planten en hebben deze de status inheems en stinsenplant, gekregen.
Stinsenplant
Vanaf de 17de eeuw zijn er planten uit het buitenland ingevoerd om een landgoederentuin, kasteeltuin, begraafplaats of pastorietuin kleur te geven in de lente. In de 21ste eeuw komen in Nederland en België de nakomelingen van de oorspronkelijk ingevoerde hartbladzonnebloemen nog sporadisch voor op oude landgoederen, parken en bossen. De verwilderde hartbladzonnebloem is in Nederland en België een zeldzame plant en valt onder de
stinzenplanten. De plant wordt in de 21ste eeuw ook gekweekt en zorgt voor een prachtig gekleurde particuliere tuin in het vroege voorjaar.
Stengelomvattend blad
Sierplant
De hartbladzonnebloem (Doronicum pardaliaches) wordt in Nederland en België veel aangeplant als sierplant en er zijn veel gekweekte (cultivars) planten in de handel die te koop zijn bij kwekers en tuincentra ‘s, zoals o.a. de:
- Doronicum orientale 'Frühlingspracht'. De plant wordt 50 tot 60 centimeter hoog en bloeit van mei tot juni op een zonnige plaats;
- Doronicum orientale 'Finesse'. De plant wordt tot 50 centimeter hoog en bloeit van april tot mei op een halfzonnige plaats;
- Doronicum orientale 'Magnificum'. De Doronicum orientale 'Magnificum' wordt 40 centimeter hoog en bloeit op een halfzonnige plaats van april tot mei;
- Doronicum plantagineum 'Excelsum'. De plant wordt 70 centimeter hoog en bloeit op een zonnige plaats van april tot mei;
- Doronicum plantagineum 'Goldstrauss'. De plant wordt 60 tot 80 centimeter hoog en bloeit op een zonnige plaats in mei tot juni;
- Doronicum 'Little Leo. De plant wordt 30 tot 45 cm hoog en bloeit van maart tot mei op een halfzonnige plaats.
Straalbloemen hebben minder dan vijf tandjes aan de top van het bloemblad.
Familiekenmerk
De bloeiwijze van de composietenfamilie is erg kenmerkend voor de verschillende geslachten van de composietenfamilie. Van paardenbloem, klein hoefblad, calendula, madeliefje, gele zonnehoed of kamille, is de bloeiwijze één bloem die uit vele bloemen bestaat. Een rand van gekleurde bloembladeren (lint- of straalbloemen) en bloemen op één bloembodem (buisbloemen) waar gele, witte of rode bloembladeren uit de composietenfamilie omheen staan. Verschillende composieten hebben alleen lintbloemen zoals de paardenbloem of alleen buisbloemen zoals het boerenwormkruid. De hartbladzonnebloem heeft lange gele bloembladeren (straalbloemen) die om het hart van vele buisbloemen staan.
Het verschil tussen straalbloemen en lintbloemen
Buisbloemen staan met velen in het hart van de bloem in de bloembodem. De bloembladeren (kroonbladeren) zijn vergroeid tot een smalle buis, de buisbloem. Een buis van de buisbloem, bestaat uit het vruchtbeginsel, de vergroeide kroonbladeren met de aan de top vier of vijf slippen, helmhokjes (♂) en een stamper met stijl en stempel (♀). De buisbloemen zijn tweeslachtig. Wanneer de buisbloemen aan de rand van het bloemhoofdje sterk vergroot zijn noemen we ze straal- of lokbloemen. Straalbloemen lijken op lintbloemen maar straalbloemen hebben nooit meer dan drie tandjes (kleine uitsparingen) aan de top van het bloemblad en lintbloemen hebben vijf tandjes aan de top van het bloemblad. Lintbloemen zijn mannelijk en vrouwelijk en bevinden zich over de hele bloembodem en straalbloemen staan aan de rand van de bloembodem en zijn alleen vrouwelijk of soms zelfs geslachtsloos.
Buisbloemen en bloembodem van de hartbladzonnebloem
Blad en wortels van de hartbladzonnebloem
De hartbladzonnebloem heeft oppervlakkig kruipende wortels met aan de voet van de stengel een knolvormige verdikking met een wortelrozet boven de grond. In het najaar vormen eivormige, getande tot gaafrandig en hartvormige wortelbladeren, een wortelrozet boven de grond om in het volgend voorjaar een lichtbehaarde en rechtopstaande stengel te ontwikkelen. De stengels hebben groene, langwerpige en licht getande bladeren die om de stengel heen zijn gerold: de stengelomvattende bladeren. Het onderste bladrozet heeft bladeren in de vorm van een hart.
Bloem van de hartbladzonnebloem
Aan de top van de stengel zit één bloem die als een klokvormig omwindsel met veel dunne, lange en gele stroken om een donkergeel bloemhoofd staat te stralen als de stralen van de zon, de straalbloemen. De buisbloemen vormen het hart van de stralende hartbladzonnebloem en aan de voet van de bloem staat een krans van groene en spitse schutbladen. Net als de zonnebloem, volgt de hartbladzonnebloem de hele dag de zon. Gemiddeld bloeit de bloem in april maar na een zachte winter, al in maart. Wekenlang zorgen de bloemen voor een spectaculair kleurenfestijn in de tuin en kunnen de eerste bijen en zweefvliegen genieten van het stuifmeel en de nectar.
Wanneer het regent wordt het stuifmeel beschermd doordat de bloemhoofdjes zich sluiten en de stelen met de bloemen zich naar beneden buigen. De plant kan 60 tot 100 centimeter hoog worden en kan goed in de schaduw staan.
Vruchtpluis van de hartbladzonnebloem.
Vrucht en vruchtpluis
De eenzadige vrucht is een nootje bezet met tien lengteribben. Wanneer het nootje rijp is, zit onderaan het nootje vruchtpluis (pappus). Het pluis is de sterk gereduceerde bloemkelk en het pluis met nootje (zaadje) wordt verspreid door de wind. Niet alleen door het zaad kan de plant vermeerderd worden maar ook door het scheuren van de wortels. Na de bloei groeit in het najaar de bladontplooiing voor het volgend jaar. De bladeren zijn winterhard.
De gangen van een mineerlarve
De mineervlieg
De hartbladzonnebloem is de waardplant voor vliegen en muggen. Vooral de bladmineerder Phytomyza doronici (een vliegensoort uit de familie van de mineervliegen) gebruikt het blad van de hartbladzonnebloem als kraamkamer. De vrouwtjes boren een gaatje in het blad en leggen daar ongeveer 50 eieren in. De larven die uit de eitjes komen vreten zich een weg door het bladmoes en veroorzaken witte, slingerende gangen (mijnen) in de bladeren. Dan verlaten ze het blad om zich te ontpoppen.